archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 14
Jaargang 21
18 april 2024
Nummer 15 verschijnt op
9 mei 2024
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Ra ra wie ben ik?* Willem Minderhout

1919BS Rara1919BS Heelkleindreesje
‘Waarom kunnen we niet gewoon simpelweg ‘zijn’ zonder dat we daar al te moeilijk over moeten doen?’, verzucht Imane Abdelli in haar Willem Drees-essay. Een verzuchting die me uit het hart gegrepen is. Het is ook helemaal in overeenstemming met artikel 1 van de universele verklaring van de rechten van de mens: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.’ ‘We’re all individuals’, zoals Brian dat zo mooi zei. Tot zover de ‘diversiteit’. 

Maar zijn we wel zo individualistisch? In de zoektocht naar wie we zijn vergelijken we onszelf onwillekeurig met anderen. Eigenlijk is het een zoektocht naar degenen, of de groep waar we bij willen horen. Wellicht is het ook een zoektocht naar een antwoord op de vraag of we wel bij de groep willen horen waar we toevallig in terecht zijn gekomen, of waar ‘de anderen’ ons toe rekenen. Dat heet tegenwoordig ‘inclusie’, geloof ik. 
In mijn geval is dat nooit zo’n probleem geweest. Ondanks dat ik de illusie heb dat ik altijd mijn eigen weg ben gegaan heb ik er nooit aan getwijfeld of ik erbij hoor. Ik ben verschrikkelijk normaal. Althans: in Nederland.

Ik hoor gewoon bij ‘de Nederlanders’, dus dan zal ik er wel eentje zijn. Wat dat dan precies is, heb ik tot voor kort nooit zo’n interessant vraagstuk gevonden. Gewoon mensen die in Nederland wonen en/of Nederlands spreken. Maar voel ik mij dan ook ‘verwant’ met al die andere Nederlanders? Nee, maar ik voel me in ieder geval helemaal thuis in de taal. 

Thuis

‘Thuis voelen’ is wellicht het sleutelwoord. Een gemeenschap van mensen die zich thuis voelen bij elkaar noemen we ‘een natie’. Een van de doelstellingen van de Verenigde Naties is: ‘tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, die zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken.’ We zijn dus niet alleen individuen, we behoren ook nog tot ‘een volk of ‘een natie’. 

Hier wordt het ingewikkeld, want niemand weet precies wat een volk is. Sommigen, in mijn ogen hele nare mensen, menen dat het genetisch bepaald is tot welk volk je behoort. Anderen laten, in navolging van Ernest Renan, dat hele ‘volk’ voor wat het is en definiëren een natie als ‘een grote saamhorigheid, die gebaseerd is op het gevoel van de offers die men heeft gebracht en die men bereid is nog te brengen. Zij vooronderstelt een verleden; en in het heden manifesteert zij zich vooral in een tastbaar feit: de instemming, het helder uitgedrukte verlangen om het gemeenschappelijke leven voort te zetten.’

Volgens Renans definitie is een natie gebaseerd op een gemeenschappelijk verleden. Met betrekking tot migranten is dan de vraag hoe lang zo’n gemeenschappelijk verleden moet duren om van ‘natievorming’, het verlangen om samen door te gaan, te kunnen spreken. Vereist dat een volledige breuk met ‘de natie van herkomst’? Over hoe die gezamenlijke toekomst er uit zou moeten zien is volgens mij ook weinig consensus, maar misschien is het voldoende om te aanvaarden dat zo’n gezamenlijke toekomst er is en dat je er dus met zijn allen aan moet werken.

Twee keer thuis

De dilemma’s van identiteit en inclusie worden duidelijk als die niet helemaal duidelijk zijn. Vandaar dat iemand als Kwame Anthony Appiah daar zo indringend over kan schrijven. Zijn vader komt uit de elite van Ghana en zijn moeder is een kleindochter van Sir Stafford Cripps, een vooraanstaand Labourpoliticus die deel uitmaakte van Churchills oorlogskabinet. Bovendien is hij ook nog eens homoseksueel dus het is niet verbazingwekkend dat hij diep heeft nagedacht over zaken als identiteit. 

Van zijn boek ‘In my father’s house’ herinner ik me twee voorbeelden over de problemen om de Afrikaanse ‘identiteit’ te definiëren. Het eerste voorbeeld betreft de Afro-Amerikanen die de terugkeer naar Afrika bepleitten en onder andere in Liberia probeerden hun Afrikaanse wortels te herplanten. Ze waren echter door en door Amerikaans geworden en ze vonden dat de oorspronkelijke bewoners van Liberia ook voorzien moesten worden van de zegeningen van het Christelijke geloof en de moderne wetenschap. Hebben ze daardoor de Afrikaanse identiteit geweld aangedaan? Of was dat heilzaam ontwikkelingswerk? 

Het tweede voorbeeld betreft de vijandige houding van de Nigeriaanse overheid ten opzichte van schrijvers die in één van de landstalen publiceerden. Waren dat geen gevaarlijke separatistische rebellen die de eenheid van het land in gevaar brachten? Een echte Nigeriaanse nationalist gebruikte het Engels als eenheidstaal. De wil om gezamenlijk de toekomst vorm te geven wordt dus gesymboliseerd door het gebruik van de taal van de voormalige kolonisator.

Taal

'Je eigen unieke zelf’ kan dus alleen floreren als er een aantal algemene afspraken zijn waar we ons allemaal aan houden. Welke taal we hanteren is volgens mij de allerbelangrijkste regel. Vandaar dat ik ‘Neerlands bloed’ in mijn ‘aad’ren’ voel koken als een horecamedewerker me in het Engels toespreekt alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Maar overigens voel ik me boven alles lid van de transnationale gemeenschap van jazzliefhebbers en daar mag je wat mij betreft Engels spreken.

----------

De tekening is van Han Busstra.



© 2022 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Ra ra wie ben ik?* Willem Minderhout
1919BS Rara1919BS Heelkleindreesje
‘Waarom kunnen we niet gewoon simpelweg ‘zijn’ zonder dat we daar al te moeilijk over moeten doen?’, verzucht Imane Abdelli in haar Willem Drees-essay. Een verzuchting die me uit het hart gegrepen is. Het is ook helemaal in overeenstemming met artikel 1 van de universele verklaring van de rechten van de mens: ‘Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.’ ‘We’re all individuals’, zoals Brian dat zo mooi zei. Tot zover de ‘diversiteit’. 

Maar zijn we wel zo individualistisch? In de zoektocht naar wie we zijn vergelijken we onszelf onwillekeurig met anderen. Eigenlijk is het een zoektocht naar degenen, of de groep waar we bij willen horen. Wellicht is het ook een zoektocht naar een antwoord op de vraag of we wel bij de groep willen horen waar we toevallig in terecht zijn gekomen, of waar ‘de anderen’ ons toe rekenen. Dat heet tegenwoordig ‘inclusie’, geloof ik. 
In mijn geval is dat nooit zo’n probleem geweest. Ondanks dat ik de illusie heb dat ik altijd mijn eigen weg ben gegaan heb ik er nooit aan getwijfeld of ik erbij hoor. Ik ben verschrikkelijk normaal. Althans: in Nederland.

Ik hoor gewoon bij ‘de Nederlanders’, dus dan zal ik er wel eentje zijn. Wat dat dan precies is, heb ik tot voor kort nooit zo’n interessant vraagstuk gevonden. Gewoon mensen die in Nederland wonen en/of Nederlands spreken. Maar voel ik mij dan ook ‘verwant’ met al die andere Nederlanders? Nee, maar ik voel me in ieder geval helemaal thuis in de taal. 

Thuis

‘Thuis voelen’ is wellicht het sleutelwoord. Een gemeenschap van mensen die zich thuis voelen bij elkaar noemen we ‘een natie’. Een van de doelstellingen van de Verenigde Naties is: ‘tussen de naties vriendschappelijke betrekkingen tot ontwikkeling te brengen, die zijn gegrond op eerbied voor het beginsel van gelijke rechten en van zelfbeschikking voor volken.’ We zijn dus niet alleen individuen, we behoren ook nog tot ‘een volk of ‘een natie’. 

Hier wordt het ingewikkeld, want niemand weet precies wat een volk is. Sommigen, in mijn ogen hele nare mensen, menen dat het genetisch bepaald is tot welk volk je behoort. Anderen laten, in navolging van Ernest Renan, dat hele ‘volk’ voor wat het is en definiëren een natie als ‘een grote saamhorigheid, die gebaseerd is op het gevoel van de offers die men heeft gebracht en die men bereid is nog te brengen. Zij vooronderstelt een verleden; en in het heden manifesteert zij zich vooral in een tastbaar feit: de instemming, het helder uitgedrukte verlangen om het gemeenschappelijke leven voort te zetten.’

Volgens Renans definitie is een natie gebaseerd op een gemeenschappelijk verleden. Met betrekking tot migranten is dan de vraag hoe lang zo’n gemeenschappelijk verleden moet duren om van ‘natievorming’, het verlangen om samen door te gaan, te kunnen spreken. Vereist dat een volledige breuk met ‘de natie van herkomst’? Over hoe die gezamenlijke toekomst er uit zou moeten zien is volgens mij ook weinig consensus, maar misschien is het voldoende om te aanvaarden dat zo’n gezamenlijke toekomst er is en dat je er dus met zijn allen aan moet werken.

Twee keer thuis

De dilemma’s van identiteit en inclusie worden duidelijk als die niet helemaal duidelijk zijn. Vandaar dat iemand als Kwame Anthony Appiah daar zo indringend over kan schrijven. Zijn vader komt uit de elite van Ghana en zijn moeder is een kleindochter van Sir Stafford Cripps, een vooraanstaand Labourpoliticus die deel uitmaakte van Churchills oorlogskabinet. Bovendien is hij ook nog eens homoseksueel dus het is niet verbazingwekkend dat hij diep heeft nagedacht over zaken als identiteit. 

Van zijn boek ‘In my father’s house’ herinner ik me twee voorbeelden over de problemen om de Afrikaanse ‘identiteit’ te definiëren. Het eerste voorbeeld betreft de Afro-Amerikanen die de terugkeer naar Afrika bepleitten en onder andere in Liberia probeerden hun Afrikaanse wortels te herplanten. Ze waren echter door en door Amerikaans geworden en ze vonden dat de oorspronkelijke bewoners van Liberia ook voorzien moesten worden van de zegeningen van het Christelijke geloof en de moderne wetenschap. Hebben ze daardoor de Afrikaanse identiteit geweld aangedaan? Of was dat heilzaam ontwikkelingswerk? 

Het tweede voorbeeld betreft de vijandige houding van de Nigeriaanse overheid ten opzichte van schrijvers die in één van de landstalen publiceerden. Waren dat geen gevaarlijke separatistische rebellen die de eenheid van het land in gevaar brachten? Een echte Nigeriaanse nationalist gebruikte het Engels als eenheidstaal. De wil om gezamenlijk de toekomst vorm te geven wordt dus gesymboliseerd door het gebruik van de taal van de voormalige kolonisator.

Taal

'Je eigen unieke zelf’ kan dus alleen floreren als er een aantal algemene afspraken zijn waar we ons allemaal aan houden. Welke taal we hanteren is volgens mij de allerbelangrijkste regel. Vandaar dat ik ‘Neerlands bloed’ in mijn ‘aad’ren’ voel koken als een horecamedewerker me in het Engels toespreekt alsof het de normaalste zaak van de wereld is.

Maar overigens voel ik me boven alles lid van de transnationale gemeenschap van jazzliefhebbers en daar mag je wat mij betreft Engels spreken.

----------

De tekening is van Han Busstra.

© 2022 Willem Minderhout
powered by CJ2