 |

Het is nog maar ruim twee weken dat ik samen met Jack Luiten in De Zalm in Gouda met Frits heb zitten praten. Frits en ik haalden herinneringen op aan de begintijd van onze samenwerking en onze daaruit voortvloeiende betrokkenheid bij De Leunstoel.
Nadat ik met Joop Quint had samengewerkt aan de herziening van de opleidingsstructuur van de brandweer-opleidingen in Nederland, raakte ik steeds vaker betrokken bij projecten van Quint en Hoorweg. Eén project betrof de reorganisatie van de rampenbestrijding in Estland. Daar zou na de val van het ijzeren gordijn en met een EU-lidmaatschap in het vooruitzicht gewerkt moeten worden aan de integratie van brandweer, politie en gezondheidszorg centrales in één systeem van crisisbeheersing en rampenbestrijding. Alles zou uitmonden in de introductie van het overkoepelende alarmnummer 0611 (dat werd later 112), zodat alles paste in het EU systeem.
In die tijd verbleven we denk ik wel 50 dagen per jaar in Estland. We pendelden tussen steden (Tallinn en Tartu), tussen ministeries en rijksdiensten, tussen professionals en beleidsmensen. Dat alles in een cultuur die doordrenkt was van wantrouwen, een oude wonde uit de tijd van de Sovjetoverheersing. Het was een gordiaanse knoop en een snoepwinkel tegelijk. We deden ons best maar moesten uiteindelijk concluderen dat de Esten uit waren op de EU-subsidies voor een nieuwe computerinfrastructuur. Er was geen interesse in onze ideeën over werkplek-leren, waarmee in de bestaande centrales centralisten moesten leren in Engels, Ests en Russisch meldingen te behandelen ook buiten de door hen tot dan toe behartigde disciplines.
Buiten de werktijden trok ik steeds meer op met Frits. In het vliegtuig moest Joop altijd in de staart zitten omdat daar nog gerookt mocht worden. Ik zat dus naast Frits. Hij vertelde me over zijn animo voor het schrijven van stukjes en ik over mijn liefde voor dichten.
In het vliegtuig schreef ik een versje over mijn ervaringen met onze Baltische collega’s. Frits zette het op de website van Quint en Hoorweg : Ests? Ogenschijnlijk kil, onaangedaan Onderkoeld en schijnbaar onbewogen Wendde mijn gesprekspartner de ogen Flets naar wat ik op het bord had staan Hij leek de opzet hoogstens te gedogen Althans hij liet mij dacht ik in de waan Dat hij dezelfde richting in wou slaan Maar hoe dan ook, hij oogde niet bevlogen Niets van wat hij zei was onvertogen En niets aan deze man leek me spontaan Geen woord van wat ik zei kwam zichtbaar aan Geen stimulans, geen teken, zelfs geen pogen. Op pokerfaces kunnen Balten bogen Met ogen vol tragiek en levertraan Ik voelde me vereerd. In Tallinn heb ik met Frits het graf bezocht van een door hem bewonderde schaker. Mijn vrouw en ik werden uitgenodigd op een feest (ik denk 25-jarig huwelijk) van Cobi en Frits in Den Haag. Maeve van der Steen heeft daar gezongen. Ik leerde via De Leunstoel zoon Michiel Hoorweg en de broer van Frits, Jan Hoorweg, kennen. Ook Ruud Klein de broer van Cobi, om nog maar te zwijgen van de rest van de Leunstoelgenoten, die allemaal vrienden waren. Ik heb het in de laatste Leunstoel nog maar eens benadrukt dat het een hechte club is en een warm bad voor wie daar onderdeel van uitmaken, of willen maken. Frits liet me enkele jaren de vergaderingen voorzitten. Hij zorgde dat we het boek Springveren publiceerden en presenteerden in de boekhandel Buddenbrooks aan de Denneweg in Den Haag.
Al twintig jaar geleden kreeg Frits last van zijn hart en moest gedotterd worden. Ik dichtte geschrokken: Dotterbloemen
Het leven kan je mateloos verrassen Je weet misschien niet eens wat je verwacht En of het lot je toe- of tegenlacht
Je werkt en doet de dingen die je passen
Maar dan opeens verkeert de dag in nacht Doorgebracht op ziekenhuismatrassen Omgeven door te veel, te witte jassen
Je voelt je klein onder hun overmacht
Na de nacht volgt toch opnieuw de morgen De lente lokt de mensen uit hun tent
En je beseft dat jij daar één van bent
De schrik nog om het hart, ten prooi aan zorgen Maar zorgeloosheid zal vanzelf weer groeien Nu in april de dotterbloemen bloeien. We zijn toen met de schrik vrijgekomen. Nog vele jaren van schrijven, jaarvergaderingen en uitjes volgden. En nu zijn we weer in het hart geraakt. In Frits zijn wij in het hart van De Leunstoel geraakt. Er is geen weg terug. Ik zal Frits missen. Laten we de herinnering aan Frits in de Leunstoel levend houden.

|
 |