
Je kunt veel zeggen van de ‘Oude Bolsjewieken’, maar over
het algemeen staan ze niet bekend als lachebekjes. Er is echter één
uitzondering, de Poolse Jood Karl Radek beschikte, ondanks het feit dat hij tot
de kring van Lenin en consorten behoorde, over een goed ontwikkeld gevoel voor
humor.
Ik kwam Radek weer tegen toen ik ‘Alleen tegen de wereld’
opsloeg. De biografie die Igor Cornelissen over Joop Zwart schreef. Vanwege het
thema van deze Leunstoel, absurdisme, moest ik aan Zwart denken. Had hij niet de
term ‘Absurdistan’ gemunt? Ik had zijn ‘Nieuwsbrief
uit Absurdistan’ nooit onder ogen gehad, maar er wel van gehoord.
Joop Zwart (1912 – 1991) kwam uit een radicaal socialistisch
nest en had zich aangesloten bij de Communistische Jeugdbeweging. Hij was zelfs
als zeventienjarige jongen uitverkoren om in de Sovjet Unie een jeugdschool te
bezoeken, waar hij Radek tegenkwam. Hij had zelfs zijn achttiende verjaardag in
Radeks datsja gevierd. Radek gaf Joop daar de opdracht om een proefschrift te
schrijven over ‘de ontwikkeling van het socialisme van realiteit tot fictie’.
(Een pastiche op Friedrich Engels’ boek ‘de ontwikkeling van het socialisme van
utopie tot wetenschap’.)
Hij geloofde duidelijk niet meer in de bolsjewistische dromen
van het arbeidersparadijs. Cornelissen vertelt dat Radek een kameraad die ‘God
zij dank’ zei, had vermaand. Tegenwoordig moest men ‘Stalin zij dank’ zeggen. Toen
de kameraad vroeg wat men dan zou moeten zeggen nadat Stalin gestorven was,
antwoordde Radek: ‘Dan zegt men ‘God zij dank’’. Geen wonder dat het niet goed
met hem afliep.
Cornelissen schrijft ook dat het Radek was die Joop Zwart
opdroeg om een nieuwsbrief onder de naam ‘Nieuwsbrief uit Absurdistan’ te
schrijven. Joop is die belofte een halve eeuw later nagekomen. Hij was toen
allang geen communist meer en werd berucht als adviseur van de ‘zwarte weduwe’
Rost van Tonningen. Maar dat is, hoewel ook nogal absurd, een ander verhaal.

|