archiefvorig nr.lopend nr. |
||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||
Bezigheden > Koken | ||||
Met een koude avondwind uit eten in Vlaandrenland | Maeve van der Steen | |||
Het is donker en je wou dat het nog licht was, je bent in Oostende en wou dat je veel zuidelijker was. Je hebt honger en je wilt eten en niet nog eens gaan zoeken. Je zit in een veel te duur en niet eens leuk hotel vlak bij het deprimerende Casino (gelukkig wel met een geweldig zwembad en uitzicht op zee.) Dus je loopt de deur uit, slaat linksaf en stapt het eerste restaurant binnen dat je ziet: Petit Nice. Dat treft, Nice, daar had je eigenlijk willen zijn vanavond. De zaak is felverlicht en dat komt ook goed uit want je wilt lekker lezen tussen de gangen door.
Daar zit je dan, niet gehinderd door enige Gault Millau of Michelin of wat voor voorbereiding dan ook. Honger! Dorst!
De stoeltjes zijn rood en de tafelkleedjes zijn wit, prettig.
Naast me zitten een jongeman en jonge vrouw te fluisteren, duidelijk niet gecharmeerd van het feit dat er in de vrijwel lege zaak uitgerekend vlak naast hen iemand komt zitten. Ik vind het zelf zo mogelijk nog vervelender maar ik ben daar resoluut door de eigenaresse neergezet, bij het raam, misschien in de hoop dat dat nieuwe bezoekers zal lokken en ik troost me met de gedachte dat ik er vrolijk genoeg uitzie om als reclame te dienen.
Ik was dus moe en hongerig en ik heb helemaal geen zin om na te denken dus ga onmiddellijk in op de suggestie van de dag, het Menu van de Chef. Een visschelp en een entrecôte voor € 24,- karafje wijn inbegrepen. Ik kies voor wit.
Er komt een kuipje boter uit Isigny en een klein warm wit broodje, en het smaakt goddelijk. De witte wijn is verrassend redelijk, zeg maar gerust: lekker.
Dan arriveert een Shell-schelp gevuld met stukjes vis in een witte saus met een bescheiden kaassmaak en een goudgeel korstje erop. Aangenaam subtiel.
De entrecôte smaakt echt naar rundvlees en de Beurre Maître d’Hotel smaakt echt naar groene kruiden, de sla is fris-zuur en de patat Belgisch. Ik ben verbaasd. Het bestaat dus nog, goed eten voor een redelijke prijs. En geen pijnboompit te bekennen!
Maar dan moet je wel even de grens over, naar een land waarop veel aan te merken is, maar dat trots is op zijn keuken, en niet te vergeten zijn taal. Amuses gueules noemt men in Oostende: wachtbordje. En ik vraag me af wat ‘loze vinken’ zijn, waarschijnlijk blinde vinken (die zie je in Nederland trouwens nooit meer, waarom zijn er alleen nog maar rundervinken?).
De volgende dag waai ik in de koude avondwind het enige restaurant waar mensen zitten binnen, hoe het heette zag ik pas achteraf. Wat die lege restaurants waar ik langsliep toch met hun ingekochte waar doen is me een raadsel, je kan immers niet alles in de diepvries stoppen. Sneu die verveelde obers en koks die mistroostig en toch enigszins hoopvol naar buiten staren, maar ik peins er niet over om in mijn eentje in een leeg restaurant te gaan zitten, het is buiten al kil genoeg.
De tent waar ik in terecht ben gekomen, heeft een soort jaren zeventig inrichting maar dan modern, met veel oranje en toch koel en metalig. Ik zie meteen dat het duur is maar ik laat me niet ontmoedigen, ik wil toch alleen een hoofdgerecht en een paar glaasjes wijn.
Ik besluit duifjes te nemen, ik haat die vogels als ze bij mij in Amsterdam op mijn veranda denken te gaan wonen, maar deze schijnen een andere soort te zijn. De keuken is hier duidelijk fusion, er staan ook Aziatische types in de keuken, en de rosé gebraden duivenboutjes liggen in een zoetzure saus. Als groente een rondje spinazie gegratineerd met champignons erbij en als aardappelen rösti. Heel geslaagd allemaal. Het restaurant heeft duidelijk kapsones, de ober zit tegen de mensen naast me op te scheppen over de koks en de clientèle: ‘...en U heeft best kans dat straks minister ... binnenkomt want die komt hier heel vaak op dinsdagavond’. Ik had natuurlijk nooit van die minister gehoord en hij kwam ook helemaal niet, maar het eten was prima.
Uit pure nieuwsgierigheid nog even de dessertkaart bekeken maar daar stonden heel onwaarschijnlijke dingen op zoals ‘chiboustroom’ (Ja...eeeh, chiboust is en soort plant mevrouw) en iets met een ‘infusie van citroengeranium’, die plant ken ik inderdaad en die ruikt heel fijn, nooit geweten dat je er een dessert mee kon infuseren. Thuis even op internet chiboust opgezocht, chiboustroom blijkt een soort vla-achtig iets, dat je in allerlei smaken kan maken. De ober was dus niet alleen een snob, maar ook een fantast.
Doordat ik me had laten verleiden tot een half flesje Bordeaux viel deze avond wat duurder uit, maar het eten was nog altijd goedkoper en beter dan in de Pijp in Amsterdam.
De volgende dag zag ik in een boekwinkel de Gault Millau liggen en zocht de beide restaurants op . Ze hadden allebei een hoge waardering. (De naam van die moderne ben ik inmiddels vergeten, het was vlak achter het Casino).
Had ik zomaar per ongeluk in twee van de lekkerste restaurants van Oostende gegeten. Mazzel? Of een, ondanks de koude wind, geoefende neus?
Petit Nice,Albert I Promenade 62b, Oostende |
||||
© 2005 Maeve van der Steen | ||||
powered by CJ2 |