archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Mintje Nienke Nieuwenhuizen

1912BS MintjeMijn oudste dochter was een jaar of negen toen ik op een keer samen met haar door de Jordaan wandelde. In die tijd was daar nog ergens een dierenwinkeltje gevestigd. Samen stonden we voor het etalageraam en zagen daar wat kleine dieren rondscharrelen. Ineens zei mijn dochter met een zucht: ‘Oh, ik wou dat ik in verwachting was!’
Ontsteld keek ik haar aan, had ik iets gemist en was er iets onherstelbaars mis met mijn opvoeding... Of was er iets ernstigs gebeurd binnen de familie- of kennissenkring dat ik niet wist? Ze keek me weer aan met een hemelse blik en voegde toe: ‘Van een cavia!’
Ik die nooit een huisdier in een winkel zou kopen, wist niet hoe snel ik samen met haar binnen moest geraken. Ze had precies de juiste woorden gebruikt om mij tot de koop aan te zetten.
Ze noemde hem Mintje en ik moet toegeven: Het was geen miskoop.

Mijn zuster had ook eens twee cavia´s voor haar kinderen gekregen. Ze zaten vadsig in een kooi en zelfs als je alleen de bak zonder de tralies neerzette bewogen ze niet. De enige activiteit die ze aan de dag legden was: piepen voor eten en oneindig veel keutels fabriceren.
Hoe anders was onze cavia. We hadden een plekje voor haar gemaakt onder in de hoekkast, die ik zonder deur ervoor gebruikte als boekenkast. De dame liep vrolijk in en uit en af en toe zaten onze katten achter haar aan en werd er gezamenlijk door de huiskamer gerend. Haar geliefde plek was een hoekje onder de bank. Daar kon ze zich veilig verstoppen. Menig keer liet ze onze visite schrikken als ze ineens onder de bank vandaan kwam. ‘Wat is dat?’, riepen ze verschrikt. ‘Ach, dat is onze Mintje de cavia’. zeiden wij dan, niet beseffend dat zo´n knaagdiertje hen de stuipen op het lijf had gejaagd. Mintje was niet dik en vadsig, maar gespierd en ze had een prachtig glanzend bruin vachtje.

In de zomer namen we haar mee naar de camping in Bakkum. Daar lieten we haar het eerste jaar vrij rondlopen. Maar dat bleek toch een beetje te veel van het goede. Op een morgen konden we haar niet vinden. Alle buurtkampeerders zochten mee. Iemand vond haar met een bebloed kopje en één oor! We waren allen in paniek. Ik dacht dat ze wel afgemaakt zou moeten worden, al at ze nog wel van haar caviavoer. Ik had toevallig eens een dierenartsbordje op een deur gezien in Castricum. Mijn dochter had een klein KLM-koffertje, daar zette ik Mintje in en ik bond het koffertje vast achter op mijn fiets met een takje tussen het deksel voor de nodige zuurstof.
Aangekomen bij de dierenarts, liet ik de cavia zien en vroeg of hij het diertje een spuitje wilde geven om een humaan einde aan zijn inmiddels vijf jaar vrije leven te geven. De man zei: ‘Waarom? Wilt u geen cavia met één oor?’ ‘Ja, natuurlijk wel!’, gaf ik ten antwoord. Daarop werd het bloed van zijn kopje gewassen, er werd wat op de wond gespoten en ze kon weer mee terug naar de camping.

In een boekje had ik eens gelezen dat de gemiddelde cavia vier à vijf jaar kon worden. Maar niet onze Mintje. Ze leefde maar door en we werden steeds benieuwder hoe oud een cavia echt zou kunnen worden.
We zullen het echter nooit weten. Erg georganiseerd was ik nooit en ik nam vaak veel te veel hooi op mijn vork. Ik was de keuken aan het schilderen toen ik bedacht dat de vuilnisman de volgende dag zou komen en ik wilde ook nog een muur in de huiskamer verven, maar daarvoor moest eerst het behang verwijderd worden. Het was handig als dat behang gelijk met de rommel van de keuken bij het vuilnis terechtkwam. Twee grote plastic vuilniszakken stonden vol, maar nog niet dichtgeknoopt te wachten om de drie trappen naar beneden gedragen te worden.

Eerst moesten de kinderen echter eten en naar bed. Ik was te moe om te koken, twee blikken erwtensoep had ik nog in voorraad. Daar moesten we het die avond maar mee doen. Maar waar had ik de blikopener gelaten? De boel lag door elkaar en ik was met alles tegelijk bezig. Afijn een beitel en hamer lagen nog wel voor het grijpen, dus ik beitelde de bovenkant van de erwtensoepblikken halfopen en stortte de inhoud in een pan. Er bleef natuurlijk nog heel wat van de soep achter in die half geopende blikken. We hadden gegeten en de kleintjes waren gewassen en lagen in bed. Ik schudde de vuilnis in de zak goed naar beneden zodat ik hem dicht kon binden en hoorde toen hevig piepen: ‘Oh jee, de cavia!’
Ik opende de zak en daar zag ik Mintje half in en half buiten één van de blikken. Ik trok hem eruit. Zijn ogen, oor en beide oorgaatjes zaten vol met erwtensoep. Ik heb hem nog uitgewassen onder de kraan en zijn ogen en oorgaten goed schoongemaakt, maar kennelijk had ik met het geschud van de zak zijn rug gebroken, de volgende morgen lag hij dood onder in de boekenkast.
 
Mijn oudste zus, die het wel en wee van haar jongste zus bijhield, hielp om het dode dier weg te nemen voordat de arme kinderzieltjes gekwetst konden worden, al moesten we natuurlijk wel vertellen dat Mintje gestorven was. We hielden het voor hen op een normale dood door ouderdom. Pas veel later heb ik ze de echte oorzaak van de dood van Mintje laten weten.
We zijn hem nooit vergeten, het duurde nog jaren voor al zijn sporen van aangevreten elektra- of tv-antennedraad, tijdschriften en boeken waren uitgewist.

---------

De illustratie is van Linda Hulshoff.
Meer informatie: lindahulshof71@gmail.com




© 2022 Nienke Nieuwenhuizen meer Nienke Nieuwenhuizen - meer "Het leven zelf"
Beschouwingen > Het leven zelf
Mintje Nienke Nieuwenhuizen
1912BS MintjeMijn oudste dochter was een jaar of negen toen ik op een keer samen met haar door de Jordaan wandelde. In die tijd was daar nog ergens een dierenwinkeltje gevestigd. Samen stonden we voor het etalageraam en zagen daar wat kleine dieren rondscharrelen. Ineens zei mijn dochter met een zucht: ‘Oh, ik wou dat ik in verwachting was!’
Ontsteld keek ik haar aan, had ik iets gemist en was er iets onherstelbaars mis met mijn opvoeding... Of was er iets ernstigs gebeurd binnen de familie- of kennissenkring dat ik niet wist? Ze keek me weer aan met een hemelse blik en voegde toe: ‘Van een cavia!’
Ik die nooit een huisdier in een winkel zou kopen, wist niet hoe snel ik samen met haar binnen moest geraken. Ze had precies de juiste woorden gebruikt om mij tot de koop aan te zetten.
Ze noemde hem Mintje en ik moet toegeven: Het was geen miskoop.

Mijn zuster had ook eens twee cavia´s voor haar kinderen gekregen. Ze zaten vadsig in een kooi en zelfs als je alleen de bak zonder de tralies neerzette bewogen ze niet. De enige activiteit die ze aan de dag legden was: piepen voor eten en oneindig veel keutels fabriceren.
Hoe anders was onze cavia. We hadden een plekje voor haar gemaakt onder in de hoekkast, die ik zonder deur ervoor gebruikte als boekenkast. De dame liep vrolijk in en uit en af en toe zaten onze katten achter haar aan en werd er gezamenlijk door de huiskamer gerend. Haar geliefde plek was een hoekje onder de bank. Daar kon ze zich veilig verstoppen. Menig keer liet ze onze visite schrikken als ze ineens onder de bank vandaan kwam. ‘Wat is dat?’, riepen ze verschrikt. ‘Ach, dat is onze Mintje de cavia’. zeiden wij dan, niet beseffend dat zo´n knaagdiertje hen de stuipen op het lijf had gejaagd. Mintje was niet dik en vadsig, maar gespierd en ze had een prachtig glanzend bruin vachtje.

In de zomer namen we haar mee naar de camping in Bakkum. Daar lieten we haar het eerste jaar vrij rondlopen. Maar dat bleek toch een beetje te veel van het goede. Op een morgen konden we haar niet vinden. Alle buurtkampeerders zochten mee. Iemand vond haar met een bebloed kopje en één oor! We waren allen in paniek. Ik dacht dat ze wel afgemaakt zou moeten worden, al at ze nog wel van haar caviavoer. Ik had toevallig eens een dierenartsbordje op een deur gezien in Castricum. Mijn dochter had een klein KLM-koffertje, daar zette ik Mintje in en ik bond het koffertje vast achter op mijn fiets met een takje tussen het deksel voor de nodige zuurstof.
Aangekomen bij de dierenarts, liet ik de cavia zien en vroeg of hij het diertje een spuitje wilde geven om een humaan einde aan zijn inmiddels vijf jaar vrije leven te geven. De man zei: ‘Waarom? Wilt u geen cavia met één oor?’ ‘Ja, natuurlijk wel!’, gaf ik ten antwoord. Daarop werd het bloed van zijn kopje gewassen, er werd wat op de wond gespoten en ze kon weer mee terug naar de camping.

In een boekje had ik eens gelezen dat de gemiddelde cavia vier à vijf jaar kon worden. Maar niet onze Mintje. Ze leefde maar door en we werden steeds benieuwder hoe oud een cavia echt zou kunnen worden.
We zullen het echter nooit weten. Erg georganiseerd was ik nooit en ik nam vaak veel te veel hooi op mijn vork. Ik was de keuken aan het schilderen toen ik bedacht dat de vuilnisman de volgende dag zou komen en ik wilde ook nog een muur in de huiskamer verven, maar daarvoor moest eerst het behang verwijderd worden. Het was handig als dat behang gelijk met de rommel van de keuken bij het vuilnis terechtkwam. Twee grote plastic vuilniszakken stonden vol, maar nog niet dichtgeknoopt te wachten om de drie trappen naar beneden gedragen te worden.

Eerst moesten de kinderen echter eten en naar bed. Ik was te moe om te koken, twee blikken erwtensoep had ik nog in voorraad. Daar moesten we het die avond maar mee doen. Maar waar had ik de blikopener gelaten? De boel lag door elkaar en ik was met alles tegelijk bezig. Afijn een beitel en hamer lagen nog wel voor het grijpen, dus ik beitelde de bovenkant van de erwtensoepblikken halfopen en stortte de inhoud in een pan. Er bleef natuurlijk nog heel wat van de soep achter in die half geopende blikken. We hadden gegeten en de kleintjes waren gewassen en lagen in bed. Ik schudde de vuilnis in de zak goed naar beneden zodat ik hem dicht kon binden en hoorde toen hevig piepen: ‘Oh jee, de cavia!’
Ik opende de zak en daar zag ik Mintje half in en half buiten één van de blikken. Ik trok hem eruit. Zijn ogen, oor en beide oorgaatjes zaten vol met erwtensoep. Ik heb hem nog uitgewassen onder de kraan en zijn ogen en oorgaten goed schoongemaakt, maar kennelijk had ik met het geschud van de zak zijn rug gebroken, de volgende morgen lag hij dood onder in de boekenkast.
 
Mijn oudste zus, die het wel en wee van haar jongste zus bijhield, hielp om het dode dier weg te nemen voordat de arme kinderzieltjes gekwetst konden worden, al moesten we natuurlijk wel vertellen dat Mintje gestorven was. We hielden het voor hen op een normale dood door ouderdom. Pas veel later heb ik ze de echte oorzaak van de dood van Mintje laten weten.
We zijn hem nooit vergeten, het duurde nog jaren voor al zijn sporen van aangevreten elektra- of tv-antennedraad, tijdschriften en boeken waren uitgewist.

---------

De illustratie is van Linda Hulshoff.
Meer informatie: lindahulshof71@gmail.com


© 2022 Nienke Nieuwenhuizen
powered by CJ2