archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
De laatste jaren van oma Pasgeld Julius Pasgeld

1706BS Oma PDementerende ouderen. Wat gaat er in ze om? Zullen we dat ooit weten? Misschien maken we het wel erger dan het is. Want tijdens die dementie zijn er toch momenten om te koesteren.

Het is 1997. Oma Pasgeld gaat voortaan logies en bewassing genieten in een verzorgingshuis. Oma Pasgeld is mijn moeder. Maar sinds ze kleinkinderen heeft noemt iedereen haar oma. Ik bezoek haar wekelijks teneinde haar lopende zaken te regelen en de overgang van het bekende naar het onbekende voor haar (en mezelf) te verzachten. Ze is vijfentachtig en de krimp zit er al wel een beetje in.

Ook koop ik een bejaardentelefoon voor haar. Met het beroeren van slechts één toets kan ze daarmee haar verwanten en kennissen bereiken, die ik met grote letters op een kaartje naast de toetsen heb geschreven. Ettelijke keren leg ik haar uit hoe het werkt. Maar nee. Voor telefonisch verkeer geeft ze er de voorkeur aan om zeven of zelfs tien nummers te draaien. Of ligt de oorzaak in haar doofheid? Bovendien lijdt ze in toenemende mate aan ‘woordvindproblemen’ als gevolg van afasie. Dat komt erop neer dat ze ‘fiets’ zegt als ze ‘tafel’ bedoelt. Of dat ze te kennen geeft dat de koelkast leeg is als er geen geld meer in haar portemonnee zit.

Soms gaat onze zoon van zeven mee naar oma. Zijn groeiende woordkennis en het tanende vermogen van oma op dat gebied lijken elkaar te compenseren. Wanneer ik mij tijdens de conversatie nog wel eens noodgedwongen moet beroepen op mijn, genetisch ingegeven, telepathische vermogens, ziet zoonlief de communicatie met zijn oma vaak als een spelletje Hints. Hij roept het vermoedelijke woord steeds luid en duidelijk en oma knikt dan ja of nee. De zaak krijgt vaak een extra dimensie doordat oma niet zelden ‘ja’ knikt als ze ‘nee’ bedoelt. Of andersom.

Oma toont zich altijd dankbaar na een bezoek. Maar soms vindt ze dat onze komst te lang uitblijft. Dan belt ze op. Zeven cijfers. ‘Opa’, zegt ze dan tegen me. ‘Er is zoiets akeligs. Er zit veel sneeuw in de brieven’. Na tien minuten raden wordt me duidelijk dat ze mij aan het verstand probeert te brengen dat er meer dan één miljoen gulden op haar girorekening is gestort. Dus haast ik me onmiddellijk vol verwachting naar het verzorgingshuis. Daar wijst ze met een fragiel vingertje naar haar gironummer op haar laatste giro-afschrijving.
‘Wat moeten we met zoveel?’, fluistert ze.
‘Nou’, roep ik hard in haar oor ‘Jij hoeft je in ieder geval nooit meer zorgen te maken.

Op haar zes-en-tachtigste verjaardag weten we even niet meer wat we haar moeten geven. Oude mensen hebben alles al gehad en de ervaring had ons geleerd dat vorige verjaardagscadeaus vaak meer symboliek dan kwaliteit in zich droegen. Anderzijds dienen we haar verjaardag natuurlijk niet te vergeten. Want dan is ze heus niet boos maar wel heel, heel erg verdrietig. Na veel wikken en wegen komt mevrouw Pasgeld op het idee haar een paar bakken violen voor op het balkon te geven. Opdat de lente zo dichtbij als mogelijk zal zijn.

‘Wat zijn dat voor kronen en bonen?’, roept oma verschrikt als we haar kamer betreden, beladen met bakken, hengsels, potaarde en dozen violen. ‘Wat zijn dat voor vieren en klieren? Weg ermee! Het gras in! Het zand uit! Kieper het hele meutje in de broodtrommel! En wel evident en dras!’
Gezond verstand doet mij besluiten haar onvrede met een korrel zout te nemen. Maar tijdens het ophangen van de bloembakken aan de rand van het balkon neemt het gevloek van oma eerder toe dan af. Dus staken wij onze werkzaamheden en roep ik, overtuigd van onze goede bedoelingen: ‘Als je zo door blijft schreeuwen pakken we de hele zaak weer in en krijg je niks voor je verjaardag. Helemaal niks. Dus stil en mond dicht!’
Maar dat doet ze natuurlijk niet en pas na vier herhalingen in gevarieerde bewoordingen en toonaarden begint zich enig begrip in de vorm van schrik in haar ogen af te tekenen.
En als de violen tenslotte in de plantenbakken zitten, bekijken we samen het resultaat. Haar frêle, perkamenten, diep dooraderde hand zoekt de mijne. Het kneepje in mijn hand is nauwelijks merkbaar.
‘Heel erg’, zegt ze zacht. ‘Heel erg hoor. Ja. Heel erg’ en ze knikt ons vriendelijk toe bij wijze van het vergeten woordje dank.

Zeven maanden later wordt ze opgenomen in een verpleeginrichting. Op de zolder. Samen met alle andere demente patiënten.
Vlak voor haar verhuizing duw ik haar tijdens een bezoekje voort in haar rolstoel in het stukje groen aan het eind van de Laan van Meerdervoort in den Haag, dat met een weidse benaming ook wel Meer en Bos wordt genoemd.
Ruim een halve eeuw geleden liepen we hier ook. Maar toen was ìk het die in een wagentje zat dat zíj voortduwde. En toen was ìk het die mijn misnoegen uitte op een voor buitenstaanders onbegrijpelijke wijze. Terwijl zíj sussende woorden sprak. De verleiding is groot om de vergelijking nog verder door te trekken. Ik zou het kunnen hebben over ons beider onvermogen de wereld rondom te begrijpen. Over het gebrek aan middelen om behoeften en wensen op een ordentelijke manier te uiten.
Maar dat zou slechts effectbejag zijn. Want één groot verschil overschaduwde alle overeenkomsten. Ik kon toen in mijn kinderwagen bogen op enig uitzicht ter verbetering van de situatie. Ik zou leren lopen. Ik zou leren praten. Ik zou leren schrijven.
Maar voor oma in haar rolstoel ligt de situatie precies andersom. Voor oma wordt het alleen maar erger. Voor oma komt het nooit meer goed. Tot ze doodgaat. Pas dan is het over.

‘Kijk oma. De eendjes. Net als toen’, wijs ik haar op de eendjes die in het meertje van Meer in Bos zwemmen.

‘Aauoch! Aaauuoh! Aaahiii’, antwoordt oma. Het schalt over het meertje. Een man die z’n hond uitlaat kijkt bevreemd onze richting op. Oma houdt haar ogen stijf dicht. Uit protest. Leer mij mijn moeder kennen. Die wil helemaal niet wandelen. Die wil helemaal niet naar de eendjes kijken.
Die wil helemaal niet oud worden.

------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl


© 2020 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
De laatste jaren van oma Pasgeld Julius Pasgeld
1706BS Oma PDementerende ouderen. Wat gaat er in ze om? Zullen we dat ooit weten? Misschien maken we het wel erger dan het is. Want tijdens die dementie zijn er toch momenten om te koesteren.

Het is 1997. Oma Pasgeld gaat voortaan logies en bewassing genieten in een verzorgingshuis. Oma Pasgeld is mijn moeder. Maar sinds ze kleinkinderen heeft noemt iedereen haar oma. Ik bezoek haar wekelijks teneinde haar lopende zaken te regelen en de overgang van het bekende naar het onbekende voor haar (en mezelf) te verzachten. Ze is vijfentachtig en de krimp zit er al wel een beetje in.

Ook koop ik een bejaardentelefoon voor haar. Met het beroeren van slechts één toets kan ze daarmee haar verwanten en kennissen bereiken, die ik met grote letters op een kaartje naast de toetsen heb geschreven. Ettelijke keren leg ik haar uit hoe het werkt. Maar nee. Voor telefonisch verkeer geeft ze er de voorkeur aan om zeven of zelfs tien nummers te draaien. Of ligt de oorzaak in haar doofheid? Bovendien lijdt ze in toenemende mate aan ‘woordvindproblemen’ als gevolg van afasie. Dat komt erop neer dat ze ‘fiets’ zegt als ze ‘tafel’ bedoelt. Of dat ze te kennen geeft dat de koelkast leeg is als er geen geld meer in haar portemonnee zit.

Soms gaat onze zoon van zeven mee naar oma. Zijn groeiende woordkennis en het tanende vermogen van oma op dat gebied lijken elkaar te compenseren. Wanneer ik mij tijdens de conversatie nog wel eens noodgedwongen moet beroepen op mijn, genetisch ingegeven, telepathische vermogens, ziet zoonlief de communicatie met zijn oma vaak als een spelletje Hints. Hij roept het vermoedelijke woord steeds luid en duidelijk en oma knikt dan ja of nee. De zaak krijgt vaak een extra dimensie doordat oma niet zelden ‘ja’ knikt als ze ‘nee’ bedoelt. Of andersom.

Oma toont zich altijd dankbaar na een bezoek. Maar soms vindt ze dat onze komst te lang uitblijft. Dan belt ze op. Zeven cijfers. ‘Opa’, zegt ze dan tegen me. ‘Er is zoiets akeligs. Er zit veel sneeuw in de brieven’. Na tien minuten raden wordt me duidelijk dat ze mij aan het verstand probeert te brengen dat er meer dan één miljoen gulden op haar girorekening is gestort. Dus haast ik me onmiddellijk vol verwachting naar het verzorgingshuis. Daar wijst ze met een fragiel vingertje naar haar gironummer op haar laatste giro-afschrijving.
‘Wat moeten we met zoveel?’, fluistert ze.
‘Nou’, roep ik hard in haar oor ‘Jij hoeft je in ieder geval nooit meer zorgen te maken.

Op haar zes-en-tachtigste verjaardag weten we even niet meer wat we haar moeten geven. Oude mensen hebben alles al gehad en de ervaring had ons geleerd dat vorige verjaardagscadeaus vaak meer symboliek dan kwaliteit in zich droegen. Anderzijds dienen we haar verjaardag natuurlijk niet te vergeten. Want dan is ze heus niet boos maar wel heel, heel erg verdrietig. Na veel wikken en wegen komt mevrouw Pasgeld op het idee haar een paar bakken violen voor op het balkon te geven. Opdat de lente zo dichtbij als mogelijk zal zijn.

‘Wat zijn dat voor kronen en bonen?’, roept oma verschrikt als we haar kamer betreden, beladen met bakken, hengsels, potaarde en dozen violen. ‘Wat zijn dat voor vieren en klieren? Weg ermee! Het gras in! Het zand uit! Kieper het hele meutje in de broodtrommel! En wel evident en dras!’
Gezond verstand doet mij besluiten haar onvrede met een korrel zout te nemen. Maar tijdens het ophangen van de bloembakken aan de rand van het balkon neemt het gevloek van oma eerder toe dan af. Dus staken wij onze werkzaamheden en roep ik, overtuigd van onze goede bedoelingen: ‘Als je zo door blijft schreeuwen pakken we de hele zaak weer in en krijg je niks voor je verjaardag. Helemaal niks. Dus stil en mond dicht!’
Maar dat doet ze natuurlijk niet en pas na vier herhalingen in gevarieerde bewoordingen en toonaarden begint zich enig begrip in de vorm van schrik in haar ogen af te tekenen.
En als de violen tenslotte in de plantenbakken zitten, bekijken we samen het resultaat. Haar frêle, perkamenten, diep dooraderde hand zoekt de mijne. Het kneepje in mijn hand is nauwelijks merkbaar.
‘Heel erg’, zegt ze zacht. ‘Heel erg hoor. Ja. Heel erg’ en ze knikt ons vriendelijk toe bij wijze van het vergeten woordje dank.

Zeven maanden later wordt ze opgenomen in een verpleeginrichting. Op de zolder. Samen met alle andere demente patiënten.
Vlak voor haar verhuizing duw ik haar tijdens een bezoekje voort in haar rolstoel in het stukje groen aan het eind van de Laan van Meerdervoort in den Haag, dat met een weidse benaming ook wel Meer en Bos wordt genoemd.
Ruim een halve eeuw geleden liepen we hier ook. Maar toen was ìk het die in een wagentje zat dat zíj voortduwde. En toen was ìk het die mijn misnoegen uitte op een voor buitenstaanders onbegrijpelijke wijze. Terwijl zíj sussende woorden sprak. De verleiding is groot om de vergelijking nog verder door te trekken. Ik zou het kunnen hebben over ons beider onvermogen de wereld rondom te begrijpen. Over het gebrek aan middelen om behoeften en wensen op een ordentelijke manier te uiten.
Maar dat zou slechts effectbejag zijn. Want één groot verschil overschaduwde alle overeenkomsten. Ik kon toen in mijn kinderwagen bogen op enig uitzicht ter verbetering van de situatie. Ik zou leren lopen. Ik zou leren praten. Ik zou leren schrijven.
Maar voor oma in haar rolstoel ligt de situatie precies andersom. Voor oma wordt het alleen maar erger. Voor oma komt het nooit meer goed. Tot ze doodgaat. Pas dan is het over.

‘Kijk oma. De eendjes. Net als toen’, wijs ik haar op de eendjes die in het meertje van Meer in Bos zwemmen.

‘Aauoch! Aaauuoh! Aaahiii’, antwoordt oma. Het schalt over het meertje. Een man die z’n hond uitlaat kijkt bevreemd onze richting op. Oma houdt haar ogen stijf dicht. Uit protest. Leer mij mijn moeder kennen. Die wil helemaal niet wandelen. Die wil helemaal niet naar de eendjes kijken.
Die wil helemaal niet oud worden.

------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2020 Julius Pasgeld
powered by CJ2