archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Met mijn kleinzoon in het bad Julius Pasgeld

1702BS In badIn de tijd dat mijn kleinzoon Jurre zijn naam nog eer aan deed, (ik bedoel: toen hij nog klein was, zo rond zes, zeven jaar oud) gingen we vaak samen in het bad. En iedere keer verzonnen we weer wat anders.
Wie het hardst onder water kon niezen bijvoorbeeld. Om de winnaar vast te stellen werden we voor bijkans onoverkomelijke problemen gesteld. Want wie onder water niest kan zichzelf natuurlijk niet goed horen. En hoe moet je dat dan vergelijken met de onderwaternies van de ander terwijl je zelf je oren boven water hebt?
Toen ik voorstelde om oma in de badkamer te ontbieden om voor scheidsrechter te spelen verwierp Jurre dat idee onmiddellijk. ‘Nee opa’, zei hij. ‘Liever niet’.
En toen ik vroeg waarom niet, bleek hem de toorn van oma nog vers in het geheugen te liggen van toen wij een keer aan het bestuderen waren hoeveel water er vanuit de badkuip naar de badkamer kon worden verplaatst zonder je handen te gebruiken. Ik hield mijn kleinzoon voor, dat ik zo langzamerhand op een leeftijd was gekomen, dat de toorn van vrouwen mij niet zoveel meer doet en dat hij als man van eer en courage nog veel te leren had. Maar dat er ook voor hem nog wel een tijd zou aanbreken die gevrijwaard zou zijn van angsten voor vrouwelijke emoties.

Op een keer zaten we weer in het bad toen ik voorstelde de zeehondenact te oefenen. Daarbij dienden we beurtelings het geluid van een zeehond zo natuurgetrouw mogelijk na te bootsen terwijl de ander de douchekop met een straal ijskoud water op je richtte. Maar Jurre was niet in de stemming.
‘Nee opa’ zei hij. ‘We moeten deze keer maar eens ernstig met elkaar praten’.
Na wat gezoek naar woorden kwam de aap uit de mouw: Jurre bleek verliefd op een meisje uit zijn klas, Quinty genaamd.
‘Maar ik weet niet goed hoe ik haar dat moet zeggen, opa’.
‘Tja. Dat weet ik eigenlijk ook niet, kerel. Ik kan je alleen maar zeggen dat ik, toen ik zo oud was als jij, ook verliefd was op een meisje uit de klas. Ze heette Inge en had twee blonde vlechtjes. Ik zie haar nog voor me’.
‘En hoe heb je haar dat dan gezegd? Dat je verliefd op haar was?’.
‘Dat heb ik haar nooit gezegd. Dat durfde ik niet. Inge heeft het nooit geweten, dat ik verliefd op haar was’.
‘Ach’, zei Jurre teleurgesteld. ‘Misschien zal Quinty dan ook wel nooit weten, dat ik verliefd op haar ben’.

Wat zou er zijn gebeurd, schoot het door me heen, als ik het indertijd wèl aan Inge had durven zeggen. Dan was het misschien wel wat geworden met haar. En dan hadden Inge en ik misschien wel kinderen gekregen. En die kinderen hadden dan op hun beurt wellicht ook weer zoons en dochters gekregen. En dan zou ik vast wel een keer met een van die kleinzoons in het bad hebben gezeten. En dan zou hij aan me vragen hoe hij een meisje uit zijn klas duidelijk moest maken, dat hij verliefd op haar was. En dan had ik hem wèl antwoord kunnen geven. Want dan had ik immers uit eigen ervaring geweten hoe je zoiets aan een meisje most vertellen. En dan was er wellicht iets moois ontstaan tussen die kleinzoon en dàt meisje. Terwijl het nu misschien nooit wat zou worden tussen Jurre en Quinty.
Ik werd er stil van. Want niet zelden tast men vergeefs in het duister als het gaat om het achterhalen van de invloeden op het lot.

‘Het is nogal ingewikkeld’,  zei ik tegen Jurre. ‘Maar op de een of andere manier hoef je nergens bang voor te zijn. Met opa is het toch ook allemaal goed gekomen’.

---------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl

© 2019 Julius Pasgeld meer Julius Pasgeld - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Met mijn kleinzoon in het bad Julius Pasgeld
1702BS In badIn de tijd dat mijn kleinzoon Jurre zijn naam nog eer aan deed, (ik bedoel: toen hij nog klein was, zo rond zes, zeven jaar oud) gingen we vaak samen in het bad. En iedere keer verzonnen we weer wat anders.
Wie het hardst onder water kon niezen bijvoorbeeld. Om de winnaar vast te stellen werden we voor bijkans onoverkomelijke problemen gesteld. Want wie onder water niest kan zichzelf natuurlijk niet goed horen. En hoe moet je dat dan vergelijken met de onderwaternies van de ander terwijl je zelf je oren boven water hebt?
Toen ik voorstelde om oma in de badkamer te ontbieden om voor scheidsrechter te spelen verwierp Jurre dat idee onmiddellijk. ‘Nee opa’, zei hij. ‘Liever niet’.
En toen ik vroeg waarom niet, bleek hem de toorn van oma nog vers in het geheugen te liggen van toen wij een keer aan het bestuderen waren hoeveel water er vanuit de badkuip naar de badkamer kon worden verplaatst zonder je handen te gebruiken. Ik hield mijn kleinzoon voor, dat ik zo langzamerhand op een leeftijd was gekomen, dat de toorn van vrouwen mij niet zoveel meer doet en dat hij als man van eer en courage nog veel te leren had. Maar dat er ook voor hem nog wel een tijd zou aanbreken die gevrijwaard zou zijn van angsten voor vrouwelijke emoties.

Op een keer zaten we weer in het bad toen ik voorstelde de zeehondenact te oefenen. Daarbij dienden we beurtelings het geluid van een zeehond zo natuurgetrouw mogelijk na te bootsen terwijl de ander de douchekop met een straal ijskoud water op je richtte. Maar Jurre was niet in de stemming.
‘Nee opa’ zei hij. ‘We moeten deze keer maar eens ernstig met elkaar praten’.
Na wat gezoek naar woorden kwam de aap uit de mouw: Jurre bleek verliefd op een meisje uit zijn klas, Quinty genaamd.
‘Maar ik weet niet goed hoe ik haar dat moet zeggen, opa’.
‘Tja. Dat weet ik eigenlijk ook niet, kerel. Ik kan je alleen maar zeggen dat ik, toen ik zo oud was als jij, ook verliefd was op een meisje uit de klas. Ze heette Inge en had twee blonde vlechtjes. Ik zie haar nog voor me’.
‘En hoe heb je haar dat dan gezegd? Dat je verliefd op haar was?’.
‘Dat heb ik haar nooit gezegd. Dat durfde ik niet. Inge heeft het nooit geweten, dat ik verliefd op haar was’.
‘Ach’, zei Jurre teleurgesteld. ‘Misschien zal Quinty dan ook wel nooit weten, dat ik verliefd op haar ben’.

Wat zou er zijn gebeurd, schoot het door me heen, als ik het indertijd wèl aan Inge had durven zeggen. Dan was het misschien wel wat geworden met haar. En dan hadden Inge en ik misschien wel kinderen gekregen. En die kinderen hadden dan op hun beurt wellicht ook weer zoons en dochters gekregen. En dan zou ik vast wel een keer met een van die kleinzoons in het bad hebben gezeten. En dan zou hij aan me vragen hoe hij een meisje uit zijn klas duidelijk moest maken, dat hij verliefd op haar was. En dan had ik hem wèl antwoord kunnen geven. Want dan had ik immers uit eigen ervaring geweten hoe je zoiets aan een meisje most vertellen. En dan was er wellicht iets moois ontstaan tussen die kleinzoon en dàt meisje. Terwijl het nu misschien nooit wat zou worden tussen Jurre en Quinty.
Ik werd er stil van. Want niet zelden tast men vergeefs in het duister als het gaat om het achterhalen van de invloeden op het lot.

‘Het is nogal ingewikkeld’,  zei ik tegen Jurre. ‘Maar op de een of andere manier hoef je nergens bang voor te zijn. Met opa is het toch ook allemaal goed gekomen’.

---------
Het plaatje is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl
© 2019 Julius Pasgeld
powered by CJ2