archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Wat is je motto? (2) Arie de Jong

1515BS MottoIn een eerder stuk over motto’s heb ik me gebogen over wapenspreuken. Die gaan vaak vergezeld van een motto, als uithangbord voor de familie of voor een organisatie. Deze keer wil ik me richten op de persoonlijke motto’s. Dat kan natuurlijk ook een zegswijze zijn, die iemand vaak gebruikt. Zo zei mijn schoonvader heel vaak, als hem wat werd gevraagd: ‘Voor jou een vraag, voor mij een weet’. En dan gaf hij toch geen antwoord.

Ik kijk altijd naar overlijdensadvertenties in de krant. Om te zien wie er dood is, of om te zien of ik iemand ken van de nabestaanden. Daarbij kijk ik altijd naar de oorzaak van het overlijden. Dat is soms wel een puzzel, maar er zijn allerlei behulpzame eufemismen in omloop (‘toch nog onverwacht’, ‘ongelijke strijd’, ‘we respecteren zijn keuze’) om de lezer te helpen zelf te bedenken hoe iemand dood is gegaan.
Veel overlijdensadvertenties worden ook opgesierd door een stukje poëzie, of door een motto, soms toegeschreven aan de overledene: ‘Je moet het leven vieren’ of ‘Ik weet mij in Gods handen’.

Van Jan de Koning, eerst Tweede Kamerlid en daarna minister in de jaren ’70 en ‘80, werd verteld dat die als motto had: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’. Een briljant houvast. Als je op die manier bestuurt in Nederland dan lukt het wel.
Over Adri Duivesteijn, onder meer wethouder van Den Haag in de jaren ’80 en parlementslid tussen 1994 en 2015, zei iemand een keer: ‘Hij is net slagroom, hoe harder je klopt, hoe stijver hij wordt’. Ik heb dat wel over meer mensen horen zeggen, die vanuit principes politiek bedrijven, maar bij Adri zeer raak getroffen.

Het brengt me onvermijdelijk bij de vraag: heb ik zelf een motto? Wat zouden mijn nabestaanden, als ze zich in alle verdriet buigen over de redactie van een overlijdensadvertentie mogelijk in schuine lettertjes aan de rechterbovenzijde willen vermelden?
Ik ga via deze weg alvast wat suggesties doen. Mochten ze tot de conclusie komen, dat ze de aangedragen motto’s alle willen benutten, dan leg ik me daarbij neer.

De eerste die in aanmerking komt is: ‘Van het een komt het ander’.
Ik geef wat toelichting. Wat me al jong gaandeweg begon op te vallen is dat een afspraak of een maatregel nooit het einde is. Het creëert een tijdelijke toestand. De nieuwe situatie is dan weer de beginsituatie. Van daaruit komt er weer een nieuwe stap.
Voorbeeld. Laten we het klein houden. Je hebt honger. De oplossing: je koopt een zak patat met mayonaise en gaat die met smaak opeten. Het lekkerste is om de patatten met je vingers te pakken, even rond te draaien in de mayonaise en dan in je de mond te steken. Als de zak leeg is, zal je altijd zien, dat niet alleen je vingers vet zijn (waar veeg ik ze aan af?), maar dat er een klein kloddertje mayonaise op je kleding is gevallen. Het ergst: op een stropdas. Dat bedoel ik nou met: van het een komt het ander. Het is nooit klaar.
Het ergste is, een variant hierop, dat je eerst ergens in meegaat en als het dan zo ver is, zegt iemand: ‘Wie A zegt, moet ook B zeggen’. (Zonder ooit te vertellen waarom.)

Het tweede motto dat in aanmerking komt, gaat weliswaar niet altijd op, maar vaak genoeg om jezelf een hart onder de riem te steken (het lollige van de uitdrukking ‘een hart onder de riem steken’ is dat je het ook andersom kunt zeggen, ‘een riem onder het hart steken’): ‘Als een ander het kan, moet het mij ook kunnen lukken’.
Voorbeeld: Indertijd was het een behoorlijk karwei om je belastingformulier in te vullen. Tegenwoordig is het een fluitje van een cent, ze weten alles al van je behalve de giften, dus het komt neer op nakijken en een digitale handtekening zetten. Als ik vroeger zat te worstelen met mijn financiële administratie, dan zei een inwendige stem: als een ander het kan, moet het mij ook lukken.

De derde en laatste. Mijn moeder zat vol met uitdrukkingen en gezegdes. Veel heb ik overgenomen, soms heb je het niet eens door hoe je denken met de paplepel is ingegeven. In elk geval weet ik het van het volgende motto, dat het van mijn moeder komt en dat ik het me eigen heb gemaakt: ‘Aan alles komt een eind’.
Die gedachte speelt vooral door mijn hoofd als ik de tanden op elkaar moet zetten. Bijvoorbeeld, als ik een lange wandeling ga maken, ongeacht of die 16, 26, of nog meer kilometers lang is, dan vallen de laatste kilometers altijd zwaar.
In die laatste kilometers speelt bij mij dan altijd de gedachte door het hoofd, waarmee ik ook dit stukje besluit: Aan alles komt een eind.

------
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2018 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Wat is je motto? (2) Arie de Jong
1515BS MottoIn een eerder stuk over motto’s heb ik me gebogen over wapenspreuken. Die gaan vaak vergezeld van een motto, als uithangbord voor de familie of voor een organisatie. Deze keer wil ik me richten op de persoonlijke motto’s. Dat kan natuurlijk ook een zegswijze zijn, die iemand vaak gebruikt. Zo zei mijn schoonvader heel vaak, als hem wat werd gevraagd: ‘Voor jou een vraag, voor mij een weet’. En dan gaf hij toch geen antwoord.

Ik kijk altijd naar overlijdensadvertenties in de krant. Om te zien wie er dood is, of om te zien of ik iemand ken van de nabestaanden. Daarbij kijk ik altijd naar de oorzaak van het overlijden. Dat is soms wel een puzzel, maar er zijn allerlei behulpzame eufemismen in omloop (‘toch nog onverwacht’, ‘ongelijke strijd’, ‘we respecteren zijn keuze’) om de lezer te helpen zelf te bedenken hoe iemand dood is gegaan.
Veel overlijdensadvertenties worden ook opgesierd door een stukje poëzie, of door een motto, soms toegeschreven aan de overledene: ‘Je moet het leven vieren’ of ‘Ik weet mij in Gods handen’.

Van Jan de Koning, eerst Tweede Kamerlid en daarna minister in de jaren ’70 en ‘80, werd verteld dat die als motto had: ‘Als het niet kan zoals het moet, dan moet het maar zoals het kan’. Een briljant houvast. Als je op die manier bestuurt in Nederland dan lukt het wel.
Over Adri Duivesteijn, onder meer wethouder van Den Haag in de jaren ’80 en parlementslid tussen 1994 en 2015, zei iemand een keer: ‘Hij is net slagroom, hoe harder je klopt, hoe stijver hij wordt’. Ik heb dat wel over meer mensen horen zeggen, die vanuit principes politiek bedrijven, maar bij Adri zeer raak getroffen.

Het brengt me onvermijdelijk bij de vraag: heb ik zelf een motto? Wat zouden mijn nabestaanden, als ze zich in alle verdriet buigen over de redactie van een overlijdensadvertentie mogelijk in schuine lettertjes aan de rechterbovenzijde willen vermelden?
Ik ga via deze weg alvast wat suggesties doen. Mochten ze tot de conclusie komen, dat ze de aangedragen motto’s alle willen benutten, dan leg ik me daarbij neer.

De eerste die in aanmerking komt is: ‘Van het een komt het ander’.
Ik geef wat toelichting. Wat me al jong gaandeweg begon op te vallen is dat een afspraak of een maatregel nooit het einde is. Het creëert een tijdelijke toestand. De nieuwe situatie is dan weer de beginsituatie. Van daaruit komt er weer een nieuwe stap.
Voorbeeld. Laten we het klein houden. Je hebt honger. De oplossing: je koopt een zak patat met mayonaise en gaat die met smaak opeten. Het lekkerste is om de patatten met je vingers te pakken, even rond te draaien in de mayonaise en dan in je de mond te steken. Als de zak leeg is, zal je altijd zien, dat niet alleen je vingers vet zijn (waar veeg ik ze aan af?), maar dat er een klein kloddertje mayonaise op je kleding is gevallen. Het ergst: op een stropdas. Dat bedoel ik nou met: van het een komt het ander. Het is nooit klaar.
Het ergste is, een variant hierop, dat je eerst ergens in meegaat en als het dan zo ver is, zegt iemand: ‘Wie A zegt, moet ook B zeggen’. (Zonder ooit te vertellen waarom.)

Het tweede motto dat in aanmerking komt, gaat weliswaar niet altijd op, maar vaak genoeg om jezelf een hart onder de riem te steken (het lollige van de uitdrukking ‘een hart onder de riem steken’ is dat je het ook andersom kunt zeggen, ‘een riem onder het hart steken’): ‘Als een ander het kan, moet het mij ook kunnen lukken’.
Voorbeeld: Indertijd was het een behoorlijk karwei om je belastingformulier in te vullen. Tegenwoordig is het een fluitje van een cent, ze weten alles al van je behalve de giften, dus het komt neer op nakijken en een digitale handtekening zetten. Als ik vroeger zat te worstelen met mijn financiële administratie, dan zei een inwendige stem: als een ander het kan, moet het mij ook lukken.

De derde en laatste. Mijn moeder zat vol met uitdrukkingen en gezegdes. Veel heb ik overgenomen, soms heb je het niet eens door hoe je denken met de paplepel is ingegeven. In elk geval weet ik het van het volgende motto, dat het van mijn moeder komt en dat ik het me eigen heb gemaakt: ‘Aan alles komt een eind’.
Die gedachte speelt vooral door mijn hoofd als ik de tanden op elkaar moet zetten. Bijvoorbeeld, als ik een lange wandeling ga maken, ongeacht of die 16, 26, of nog meer kilometers lang is, dan vallen de laatste kilometers altijd zwaar.
In die laatste kilometers speelt bij mij dan altijd de gedachte door het hoofd, waarmee ik ook dit stukje besluit: Aan alles komt een eind.

------
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2018 Arie de Jong
powered by CJ2