archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Spijtoptant Katharina Kouwenhoven

0905BS Repatriant
Eigenlijk weet ik niet precies wat ex-pats zijn, maar ik neem maar aan dat het gaat om mensen die lange tijd in een ander land verblijven en, eenmaal teruggekeerd in het vaderland, allerlei interessants hebben te melden over het vreemde land waar zij zo lang verbleven en over de ingrijpende veranderingen die in hun vaderland hadden plaats gevonden. Zo iemand had ik in de familie.

Ik moet in de verleden tijd spreken, want hij leeft inmiddels niet meer, maar een ex-pat was hij. In 1948 vertrok hij namelijk naar Indonesië om zijn steentje bij te dragen aan de politionele acties, maar na het beëindigen daarvan is hij daar gebleven, onder andere om theeplantages te beheren. Na acht jaar werd hij, net als al zijn landgenoten, gerepatrieerd. Het land werd eindelijk geschoond van Hollanders en mijn ex-pat, mijn veel oudere broer, vertrok als een van de laatste. Ik was twaalf en zat net op de middelbare school. Hij was 32 toen hij met vrouw en twee kleine kinderen voorgoed terugkeerde naar zijn geboorteland; gedwongen. Hij had dus goed de pest in.

Alle repatrianten werden in hun vaderland buitengewoon goed opgevangen en ondanks de gigantische woningnood en werkloosheid binnen de kortste keren aan een huis en werk geholpen. Daarvoor dienden zij wel korte tijd in een ‘kamp’ door te brengen. Het is maar wat je een kamp noemt. Mijn broer weigerde niettemin deze opvang, omdat hij niet ‘met zijn vroegere personeel’ op dezelfde locatie wilde zitten. Een beetje koloniaal wordt kennelijk ook altijd een beetje racist. Hij trok met zijn hele gezin bij ons in; in een huis van 40 vierkante meter! Daardoor kreeg hij geen hulp bij het vinden een woonruimte of een baan. Die hulp dacht hij ook niet nodig te hebben, want dat zou hij zelf wel regelen.

Pas toen bleek hem dat er tijdens zijn afwezigheid een en ander veranderd was in zijn vaderland. De wederopbouw was nog lang niet afgerond en daarom waren er nog verre van voldoende huizen. Om in aanmerking te komen voor woonruimte moest je een jaar of tien op een wachtlijst. En werk was er ook niet voldoende, vooral niet in het middensegment of wat tegenwoordig de dienstverlenende sector heet. Bovendien bleek hij, als hij solliciteerde, veel te hoog te grijpen. Hij kon bogen op een aantal jaren ervaring als manager van een plantage, maar daar zat niemand op te wachten. En qua opleiding schoot hij tekort, want hij beschikte slechts over een MULO-diploma. Dat was allemaal moeilijk te verkroppen. Het beeld dat hij van Holland had spoorde totaal niet met de werkelijkheid en het heeft lang geduurd voor hij wat realistischer werd. Maar al die tijd zaten we met z’n zessen in dat kleine huis, waar de spanningen behoorlijk opliepen en de verwijten tegen de muren ketsten.

De botsing met het geboorteland was evident en pijnlijk. Op dat verre tropische eiland heerste hij over een plantage en de ‘ploppers’ (zijn terminologie, niet de mijne) die er werkten.‘s Avonds rustte hij uit op de veranda van zijn enorme villa met een glas limonade, terwijl in de keuken het personeel zijn eten bereidde, de kinderen in bad deed, de tuin verzorgde en de was te drogen hing. Hij tenniste en scheurde in een jeep door het oerwoud en had natuurlijk veel interessante kennissen, die terug in Nederland nooit meer iets van zich lieten horen.
Mijn schoonzuster verveelde zich er overigens en was voornamelijk bang, bang om een slang in het bad te vinden, bang voor salamanders op de muur, bang voor enge insecten en bang voor inheemse mannen. De prachtige tuin zou zij in haar eentje nooit betreden en was voor de kinderen ook taboe.

Over de politionele actie werd met geen word gerept. Ook over zijn koloniale jaren werden niet veel mededelingen gedaan. Hij praatte er alleen over met lotgenoten, als hij er toevallig een tegenkwam en dat gebeurde niet vaak. Als hij er met zijn vrouw over begon, kregen ze ruzie, want mijn broer wilde ‘terug’, door te emigreren naar Brazilië. Zijn kinderen waren te klein en herinnerden zich niet veel. Met mensen die zelf niet in Indië geweest waren werd er niet over gesproken. Al mijn kennis van zijn tijd in de tropen komt uit de schaarse brieven die ze hadden gestuurd en van foto’s.

Zelf heb ik na deze ervaring nooit enige aandrang gevoeld langdurig buitenslands te gaan verkeren. Als je verhuist naar een ander land – Congo, Nieuw Zeeland, Zuid Afrika, Kazakstan, Perzië – en het bevalt je daar, dan kun je er maar beter blijven, want een terugweg is er eigenlijk niet.
 
****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Jan Hoorweg, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Barbara Muller, Joop Quint, Gerda-Joke Zwart, Michiel Hoorweg, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Rob Kieft, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg, Tom Duijkers en Ruud Klein.


© 2011 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Spijtoptant Katharina Kouwenhoven
0905BS Repatriant
Eigenlijk weet ik niet precies wat ex-pats zijn, maar ik neem maar aan dat het gaat om mensen die lange tijd in een ander land verblijven en, eenmaal teruggekeerd in het vaderland, allerlei interessants hebben te melden over het vreemde land waar zij zo lang verbleven en over de ingrijpende veranderingen die in hun vaderland hadden plaats gevonden. Zo iemand had ik in de familie.

Ik moet in de verleden tijd spreken, want hij leeft inmiddels niet meer, maar een ex-pat was hij. In 1948 vertrok hij namelijk naar Indonesië om zijn steentje bij te dragen aan de politionele acties, maar na het beëindigen daarvan is hij daar gebleven, onder andere om theeplantages te beheren. Na acht jaar werd hij, net als al zijn landgenoten, gerepatrieerd. Het land werd eindelijk geschoond van Hollanders en mijn ex-pat, mijn veel oudere broer, vertrok als een van de laatste. Ik was twaalf en zat net op de middelbare school. Hij was 32 toen hij met vrouw en twee kleine kinderen voorgoed terugkeerde naar zijn geboorteland; gedwongen. Hij had dus goed de pest in.

Alle repatrianten werden in hun vaderland buitengewoon goed opgevangen en ondanks de gigantische woningnood en werkloosheid binnen de kortste keren aan een huis en werk geholpen. Daarvoor dienden zij wel korte tijd in een ‘kamp’ door te brengen. Het is maar wat je een kamp noemt. Mijn broer weigerde niettemin deze opvang, omdat hij niet ‘met zijn vroegere personeel’ op dezelfde locatie wilde zitten. Een beetje koloniaal wordt kennelijk ook altijd een beetje racist. Hij trok met zijn hele gezin bij ons in; in een huis van 40 vierkante meter! Daardoor kreeg hij geen hulp bij het vinden een woonruimte of een baan. Die hulp dacht hij ook niet nodig te hebben, want dat zou hij zelf wel regelen.

Pas toen bleek hem dat er tijdens zijn afwezigheid een en ander veranderd was in zijn vaderland. De wederopbouw was nog lang niet afgerond en daarom waren er nog verre van voldoende huizen. Om in aanmerking te komen voor woonruimte moest je een jaar of tien op een wachtlijst. En werk was er ook niet voldoende, vooral niet in het middensegment of wat tegenwoordig de dienstverlenende sector heet. Bovendien bleek hij, als hij solliciteerde, veel te hoog te grijpen. Hij kon bogen op een aantal jaren ervaring als manager van een plantage, maar daar zat niemand op te wachten. En qua opleiding schoot hij tekort, want hij beschikte slechts over een MULO-diploma. Dat was allemaal moeilijk te verkroppen. Het beeld dat hij van Holland had spoorde totaal niet met de werkelijkheid en het heeft lang geduurd voor hij wat realistischer werd. Maar al die tijd zaten we met z’n zessen in dat kleine huis, waar de spanningen behoorlijk opliepen en de verwijten tegen de muren ketsten.

De botsing met het geboorteland was evident en pijnlijk. Op dat verre tropische eiland heerste hij over een plantage en de ‘ploppers’ (zijn terminologie, niet de mijne) die er werkten.‘s Avonds rustte hij uit op de veranda van zijn enorme villa met een glas limonade, terwijl in de keuken het personeel zijn eten bereidde, de kinderen in bad deed, de tuin verzorgde en de was te drogen hing. Hij tenniste en scheurde in een jeep door het oerwoud en had natuurlijk veel interessante kennissen, die terug in Nederland nooit meer iets van zich lieten horen.
Mijn schoonzuster verveelde zich er overigens en was voornamelijk bang, bang om een slang in het bad te vinden, bang voor salamanders op de muur, bang voor enge insecten en bang voor inheemse mannen. De prachtige tuin zou zij in haar eentje nooit betreden en was voor de kinderen ook taboe.

Over de politionele actie werd met geen word gerept. Ook over zijn koloniale jaren werden niet veel mededelingen gedaan. Hij praatte er alleen over met lotgenoten, als hij er toevallig een tegenkwam en dat gebeurde niet vaak. Als hij er met zijn vrouw over begon, kregen ze ruzie, want mijn broer wilde ‘terug’, door te emigreren naar Brazilië. Zijn kinderen waren te klein en herinnerden zich niet veel. Met mensen die zelf niet in Indië geweest waren werd er niet over gesproken. Al mijn kennis van zijn tijd in de tropen komt uit de schaarse brieven die ze hadden gestuurd en van foto’s.

Zelf heb ik na deze ervaring nooit enige aandrang gevoeld langdurig buitenslands te gaan verkeren. Als je verhuist naar een ander land – Congo, Nieuw Zeeland, Zuid Afrika, Kazakstan, Perzië – en het bevalt je daar, dan kun je er maar beter blijven, want een terugweg is er eigenlijk niet.
 
****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Jan Hoorweg, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Barbara Muller, Joop Quint, Gerda-Joke Zwart, Michiel Hoorweg, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Rob Kieft, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg, Tom Duijkers en Ruud Klein.
© 2011 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2