archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Moet de krant kiezen? (1) Peter Schröder

0607BS Krant
Over het boek 'De toekomst van de kwaliteitsjournalistiek' *
Warna Oosterbaan studeerde sociologie, is redacteur van NRC Handelsblad en hoogleraar Journalistiek en Samenleving aan de Erasmus Universiteit. Hans Wansink studeerde geschiedenis en is een prijswinnende redacteur van De Volkskrant. Oosterbaan en Wansink zien NRC Handelsblad en De Volkskrant als serieuze kranten ‘die burgers in staat stellen zich een oordeel te vormen over maatschappelijke vraagstellingen en de politieke antwoorden daarop’ (flaptekst). Ze zien de oplagen en advertentie-inkomsten van deze kranten dalen en de publieke belangstelling verschuiven naar berichtgeving door andere, nieuwere media als televisie en Internet. Ze zijn bezorgd over deze ontwikkeling, niet in de laatste plaats omdat de bijdrage van serieuze kranten aan de democratische informatievoorziening nauwelijks is terug te vinden in de nieuwsvoorziening van de nieuwere media.
In hun boek geven Oosterbaan en Wansink hun visie op de erosie van de bestaanszekerheid van serieuze kranten en komen ze met aanbevelingen voor een keuze waarmee het ongunstige tij zou kunnen worden gekeerd.
Naar aanleiding van dit boek volgen hier uitgebreide bespiegelingen over de huidige krantenproblemen. Een oplossing lijkt binnen bereik, maar is nog niet in zicht. Deze keer het eerste deel van deze bespiegelingen.

De krant in het dagelijks leven
In de vroege jaren 70 zag ik ooit een voor kinderen bedoeld VPRO teveetoneelstukje waarin een ouderpaar aan hun kind verschillende aspecten van het gezinsleven vertoonde en verklaarde. Ik herinner me een scène waarin vader na het werk thuiskomt en zich vrijwel direct zwijgend terugtrekt achter De Krant. ‘Waarom zegt Pappa niks?’ vraagt het kind. ‘Pappa leest De Krant, dat duurt even, als hij klaar is gaan we aan tafel en dan praat hij weer,’ zei moeder. ‘Waarom leest Pappa De Krant?’ vroeg de kleine. Waarom lezen we de krant? Alleen een heel onbedorven kinderziel kan zo’n diepzinnige vraag stellen.
Ik ben oud en bedorven en lees al heel lang dagelijks mijn portie krant. Ik werk het bedrukte papier tamelijk volledig door, bekijk vluchtig de advertenties en sla eigenlijk alleen de meeste sport over. Het kost een uurtje en waar is het voor nodig? Ik lees de neerslag van feiten, meningen en attitudes, min of meer opgevoerd als nieuws. Kunnen we het houden op: om me te informeren over wat er zoal op de wereld gebeurt? Om mee te kunnen praten?

Meta/abstract
Hoe zat het ook weer, even terug naar de grote sociaal-historische lijn: mensen moeten hun weg zien te vinden in de wereld om op een of andere manier met andere mensen aan eten en onderdak (en daaruit af te leiden andere vervullingen) te komen. Een behoorlijke oriëntatie in de omgeving is daarbij onmisbaar, vroeger vooral in de natuurlijke omgeving van bergen, dalen, rivieren en het weer; in de loop der geschiedenis meer en meer in een sociale omgeving van nederzettingen, landen en organisaties. Vroeger een oriëntatie neergeslagen in menselijk geheugen en mondeling doorverteld, gaandeweg meer en meer (handmatig) opgeschreven en uiteindelijk machinaal op papier vermenigvuldigd en meer en meer van plaatjes voorzien. Informatie ter oriëntatie in boeken, tijdschriften en dagbladen. De laatste eeuwen speelden in de westerse wereld kranten (dagbladen) een centrale rol als het ging om de actuele zaken genaamd ‘Het Nieuws’. Vanaf het begin van de 20e eeuw kwam daar in de nieuwsvoorziening de rol van de radio bij, vanaf de jaren 50 begon de televisie zich hier op te dringen en vanaf de jaren 90 begon Internet het nieuwslandschap overhoop te halen.

Nieuwigheid slijt
Ik ben behoorlijk oud, las vroeger De Volkskrant (was ook een jaar of 2 medewerker van die krant) en ben sinds 1970 abonnee op verschillende gedaanten van NRC Handelsblad. Na al die jaren kan ik steeds minder berichten in de krant als ‘Nieuws’ ervaren. Gris ik hongerig de krant uit de bus om op de hoogte te blijven van het allerlaatste nieuws over de Palestijnse Kwestie, marktwerking in de zorg, de economische conjunctuur, de publieke misdragingen tijdens Oud & Nieuw of de verkoop van schaatsen in de vorstperiode? Nee. Eerlijk gezegd zou ik de meeste berichtgeving hierover zonder veel moeite uit de eigen duim kunnen zuigen. Dat geldt ook de voorspelbare teksten (enerzijds, anderzijds dus vastberaden maar ook omzichtig) van Het Hoofdartikel. Misschien dat jongere lezers, die nog minder berichten in hun geheugen hebben opgeslagen, meer tekst ervaren als ‘Nieuws’.
Voor onverwacht nieuws zoals de WTC aanslag op 11 september, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh moet u niet bij de krant (‘Stop de persen!’) zijn, maar bij de radio en de televisie. (In 1909 werd het nieuws van de geboorte van prinses Juliana rondgebazuind door een heraut). Toch blijf ik lezen. Ter bevestiging van mijn vermoedens over de loop der dingen om mij heen? Om verstrooid te worden met aanvullende ‘human interest’? Om wijzer te worden van goed geïnformeerde analyses van de commentatoren? Om op de hoogte te blijven van de hoofdlijnen van de ontwikkelingen in de sferen van Cultuur en Wetenschap? Om deel te hebben aan het spitse discours onder columnisten?
Verrijk ik met dit lezen de geestelijke bagage van de mondige burger in mij?

Omdat
Zulke vragen zijn makkelijker gesteld dan beantwoord, misschien zijn ze wel niet op een redelijke manier te beantwoorden. Willen we allemaal een dosis verhalen uit de ons bekende wereld geserveerd krijgen, om over die verhalen weer verder te praten met onze naasten? Een plausibel mengsel van ‘wahrheit und dichtung’ om gerustgesteld/geschrokken verder te gaan? Of moet er toch meer zijn; wordt het vervelend als er te veel meningen en te weinig feiten de pagina’s halen? Als de strekking van de inhoud zo zeer een Grootste Gemene Deler karakter krijgt dat je voor steeds weer die diezelfde makkelijke praatjes de krant niet nodig hebt?
Mijn krantenconsumptie is voor een groot gedeelte een rituele gewoonte. Ik ben gehecht aan mijn (NRC Handelsblad) krant en ploeg me uit gewoonte heen door de nieuwe varianten op het oerbericht uit het Midden Oosten, de volgende cycli van het bestuurlijk gehaspel bij de zorgorganisaties en verbaas me over de kletspraat in ‘Opinie & Debat’ (Wist u wel dat je in Afghanistan niet kunt spreken van 2 partijen waarvan 1 goed en 1 slecht? Dat Obama niet 100% goed is voor Europa?). (Is deze rubriek een krantenversie van Pauw & Witteman?).

Verbazing
Maar ik moet bekennen dat ik me steeds meer verbaas over de manier waarop al dat kostbare NRC krantenpapier wordt gevuld. Waarom een halve pagina met ‘hearsay’ van vrienden en kennissen over de vertrekkende directeur van de Spoorwegen, maar nooit een ordelijke tekst over de grandeur (het traditionele personenvervoer) en de misère (HSL) van het bedrijf? Waarom die man niet doorgezaagd over zijn bedrijf, dat de bulk van zijn geld verdient met exploitatie van onroerend goed in dienst van de verkoop van junkfood? (En dan even later weer zo’n halve pagina met lovende roddel van vrienden en kennissen over de nieuwe directeur.) Waarom al dat gepapegaai over hedgefunds (Breaking News?), subprime mortgage en Standard & Poor uit het circuit van collega’s en financiële experts, zonder ooit duidelijk te kunnen maken hoe de financiële wereld werkt (schaalnadelen, overmoed en wantrouwen, maar hoe, wanneer, door wie?). En dan nu ook nog een glossy financiële horoscoop in NRC Focus!
Wie zou nog meer de moeite nemen om die nietszeggende teksten over proefritjes in auto’s te lezen (Wie leest Maarten van Rossum als er Top Gear bekeken kan worden?) Ik schat dat ik 1 van de 3 lezers ben die nog wel eens meer dan 1 (onbegrijpelijke) regel leest van poprecensenten als Saul van Stapele en Hester Cavalho. De krant mag hopen dat er meer lezers gesticht zijn van ‘slijpstenen van de geest’ als de columns van Youp van ’t Hek en Heleen Mees, die worden zelfs mij teveel. Waar ik me dan uiteindelijk over verbaas (analyse?) is de journalistieke luiheid die van de pagina’s straalt: waar zijn de journalistieke tekkels, de persmuskieten, de rusteloze nieuwsjagers die zaakjes aan het licht brengen die nog niemand op het spoor gekomen was?

Invloed
Terzijde: Toen ik in de jaren 80 bij het ministerie werkte begon de minister zijn dag met het doornemen van de dagbladen. De relevante berichten besprak hij bij een kopje koffie rustig  met zijn voorlichter. Serieuze berichten kregen regeringsaandacht. Als er een vorm van reactie wenselijk was belde de voorlichter, na overleg met de dossierhouder, met de krant. De ratio was een nadere uitleg van het beleid van de minister en dat leende zich goed voor schriftelijke krantentekst en commentaar.
Toen ik er in de 21e eeuw vertrok kon de minister de godganse dag door een van de jongens en meisjes van de Directie Communicatie worden lastiggevallen met telefoontjes uit het Mediapark. Voor je het wist onderbraken slecht gemanierde journalisten met camera’s het regeren om de minister (kort!) puntige statements te laten afgeven. De ratio was het tot elke prijs voorkomen dat de minister zou ‘uitglijden’. Even later was dan vaak in geuren en kleuren op de buis te zien hoe voorlichters en teeveemensen er alsnog in slaagden ministers te laten struikelen. In de (Jip en Janneke!?) taal van de kijker (burger?); infotainment.

De keerzijde
Terug naar de krant die ik, terwijl hij raarder wordt, toch trouw blijf. (Zoals ik nog steeds stem op de steeds mallere sociaal-democraten?). Ben ik een masochistische, geestloze krantenjunk? Niet alleen. Met genoegen lees ik (om maar wat te noemen) de Wetenschapsbijlage, de mooi geschreven en interessante reisverslagen van Carolien Roelants, de mooi geschreven en interessante gedachten van Marjolein de Vos, de mooi geschreven en interessante stukken van Karel Knip, de mooi geschreven en degelijke beschouwingen van J.L. Heldring, het mooi geschreven gemopper van A.J.H. Hofland en de mooi geschreven en oorspronkelijke teksten van Warna Oosterbaan. Zulke artikelen zijn mij zeer behulpzaam in mijn wereldoriëntatie en ik zou er geen beter medium voor kunnen bedenken dan de krant. Ze zijn nergens anders te vinden dan in de NRC. Het welzijn van NRC Handelsblad gaat me dan ook zeer ter harte. (De Volkskrant lees ik vandaag te weinig om er iets zinvols over te kunnen melden). Maar het zou mij niet verbazen als mijn bekommernis met het lot van de krant een andere is dan die van de journalisten/redacteuren en de uitgevers.

Verjonging
Van mij (en wie weet meer mensen in mijn verouderend leeftijdscohort van het lezersbestand) hoeft er aan de flankerende inhoud van de krant niet al te veel te veranderen. De meeste vernieuwing aan de krant voel ik als een achteruitgang. De makers van de krant daarentegen maken zich drukker over het afkalvende bereik onder het jeugdiger publiek (de jeugd heeft de toekomst?) en proberen tot het jongere volk (in zijn elektronische kosmos) door te dringen met ‘lichtere kost’, meer plaatjes en lezersbijdragen. Kranten zijn tot op zekere hoogte ook veroordeeld tot een bepaald leeftijdscohort in het lezersbestand waarmee de meeste ‘voeling’ bestaat. Verjonging van tijdschriften en kranten is een ongewisse onderneming.
Of die verjonging van NRC Handelsblad zoden aan de dijk zet valt ook niet goed na te gaan omdat er ook die andere tegenkracht aan het werk is: die van de nieuwere media. Op zoek dus naar iets spannenders dan de televisie en het Internet te bieden hebben? Wanhopig op zoek naar de gunst van beeldschermkijkers? Met het risico nieuwe doelgroepen niet te bereiken en oudere lezers van zich te vervreemden? Een tijdloos krantendilemma? Of valt er hoop te putten uit de tussenoplossing van het gestroomlijnde en handzame nieuwe krantje ‘nrc next’, door Oosterbaan en Wansink terecht opgevoerd als een (onverwacht) succes.
(volgende keer verder)

* Warna Oosterbaan en Hans Wansink: De Krant Moet Kiezen;
De toekomst van de kwaliteitsjournalistiek
Prometheus, Amsterdam, 2008, € 19.50
 
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
 
 


© 2009 Peter Schröder meer Peter Schröder - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Moet de krant kiezen? (1) Peter Schröder
0607BS Krant
Over het boek 'De toekomst van de kwaliteitsjournalistiek' *
Warna Oosterbaan studeerde sociologie, is redacteur van NRC Handelsblad en hoogleraar Journalistiek en Samenleving aan de Erasmus Universiteit. Hans Wansink studeerde geschiedenis en is een prijswinnende redacteur van De Volkskrant. Oosterbaan en Wansink zien NRC Handelsblad en De Volkskrant als serieuze kranten ‘die burgers in staat stellen zich een oordeel te vormen over maatschappelijke vraagstellingen en de politieke antwoorden daarop’ (flaptekst). Ze zien de oplagen en advertentie-inkomsten van deze kranten dalen en de publieke belangstelling verschuiven naar berichtgeving door andere, nieuwere media als televisie en Internet. Ze zijn bezorgd over deze ontwikkeling, niet in de laatste plaats omdat de bijdrage van serieuze kranten aan de democratische informatievoorziening nauwelijks is terug te vinden in de nieuwsvoorziening van de nieuwere media.
In hun boek geven Oosterbaan en Wansink hun visie op de erosie van de bestaanszekerheid van serieuze kranten en komen ze met aanbevelingen voor een keuze waarmee het ongunstige tij zou kunnen worden gekeerd.
Naar aanleiding van dit boek volgen hier uitgebreide bespiegelingen over de huidige krantenproblemen. Een oplossing lijkt binnen bereik, maar is nog niet in zicht. Deze keer het eerste deel van deze bespiegelingen.

De krant in het dagelijks leven
In de vroege jaren 70 zag ik ooit een voor kinderen bedoeld VPRO teveetoneelstukje waarin een ouderpaar aan hun kind verschillende aspecten van het gezinsleven vertoonde en verklaarde. Ik herinner me een scène waarin vader na het werk thuiskomt en zich vrijwel direct zwijgend terugtrekt achter De Krant. ‘Waarom zegt Pappa niks?’ vraagt het kind. ‘Pappa leest De Krant, dat duurt even, als hij klaar is gaan we aan tafel en dan praat hij weer,’ zei moeder. ‘Waarom leest Pappa De Krant?’ vroeg de kleine. Waarom lezen we de krant? Alleen een heel onbedorven kinderziel kan zo’n diepzinnige vraag stellen.
Ik ben oud en bedorven en lees al heel lang dagelijks mijn portie krant. Ik werk het bedrukte papier tamelijk volledig door, bekijk vluchtig de advertenties en sla eigenlijk alleen de meeste sport over. Het kost een uurtje en waar is het voor nodig? Ik lees de neerslag van feiten, meningen en attitudes, min of meer opgevoerd als nieuws. Kunnen we het houden op: om me te informeren over wat er zoal op de wereld gebeurt? Om mee te kunnen praten?

Meta/abstract
Hoe zat het ook weer, even terug naar de grote sociaal-historische lijn: mensen moeten hun weg zien te vinden in de wereld om op een of andere manier met andere mensen aan eten en onderdak (en daaruit af te leiden andere vervullingen) te komen. Een behoorlijke oriëntatie in de omgeving is daarbij onmisbaar, vroeger vooral in de natuurlijke omgeving van bergen, dalen, rivieren en het weer; in de loop der geschiedenis meer en meer in een sociale omgeving van nederzettingen, landen en organisaties. Vroeger een oriëntatie neergeslagen in menselijk geheugen en mondeling doorverteld, gaandeweg meer en meer (handmatig) opgeschreven en uiteindelijk machinaal op papier vermenigvuldigd en meer en meer van plaatjes voorzien. Informatie ter oriëntatie in boeken, tijdschriften en dagbladen. De laatste eeuwen speelden in de westerse wereld kranten (dagbladen) een centrale rol als het ging om de actuele zaken genaamd ‘Het Nieuws’. Vanaf het begin van de 20e eeuw kwam daar in de nieuwsvoorziening de rol van de radio bij, vanaf de jaren 50 begon de televisie zich hier op te dringen en vanaf de jaren 90 begon Internet het nieuwslandschap overhoop te halen.

Nieuwigheid slijt
Ik ben behoorlijk oud, las vroeger De Volkskrant (was ook een jaar of 2 medewerker van die krant) en ben sinds 1970 abonnee op verschillende gedaanten van NRC Handelsblad. Na al die jaren kan ik steeds minder berichten in de krant als ‘Nieuws’ ervaren. Gris ik hongerig de krant uit de bus om op de hoogte te blijven van het allerlaatste nieuws over de Palestijnse Kwestie, marktwerking in de zorg, de economische conjunctuur, de publieke misdragingen tijdens Oud & Nieuw of de verkoop van schaatsen in de vorstperiode? Nee. Eerlijk gezegd zou ik de meeste berichtgeving hierover zonder veel moeite uit de eigen duim kunnen zuigen. Dat geldt ook de voorspelbare teksten (enerzijds, anderzijds dus vastberaden maar ook omzichtig) van Het Hoofdartikel. Misschien dat jongere lezers, die nog minder berichten in hun geheugen hebben opgeslagen, meer tekst ervaren als ‘Nieuws’.
Voor onverwacht nieuws zoals de WTC aanslag op 11 september, de moorden op Pim Fortuyn en Theo van Gogh moet u niet bij de krant (‘Stop de persen!’) zijn, maar bij de radio en de televisie. (In 1909 werd het nieuws van de geboorte van prinses Juliana rondgebazuind door een heraut). Toch blijf ik lezen. Ter bevestiging van mijn vermoedens over de loop der dingen om mij heen? Om verstrooid te worden met aanvullende ‘human interest’? Om wijzer te worden van goed geïnformeerde analyses van de commentatoren? Om op de hoogte te blijven van de hoofdlijnen van de ontwikkelingen in de sferen van Cultuur en Wetenschap? Om deel te hebben aan het spitse discours onder columnisten?
Verrijk ik met dit lezen de geestelijke bagage van de mondige burger in mij?

Omdat
Zulke vragen zijn makkelijker gesteld dan beantwoord, misschien zijn ze wel niet op een redelijke manier te beantwoorden. Willen we allemaal een dosis verhalen uit de ons bekende wereld geserveerd krijgen, om over die verhalen weer verder te praten met onze naasten? Een plausibel mengsel van ‘wahrheit und dichtung’ om gerustgesteld/geschrokken verder te gaan? Of moet er toch meer zijn; wordt het vervelend als er te veel meningen en te weinig feiten de pagina’s halen? Als de strekking van de inhoud zo zeer een Grootste Gemene Deler karakter krijgt dat je voor steeds weer die diezelfde makkelijke praatjes de krant niet nodig hebt?
Mijn krantenconsumptie is voor een groot gedeelte een rituele gewoonte. Ik ben gehecht aan mijn (NRC Handelsblad) krant en ploeg me uit gewoonte heen door de nieuwe varianten op het oerbericht uit het Midden Oosten, de volgende cycli van het bestuurlijk gehaspel bij de zorgorganisaties en verbaas me over de kletspraat in ‘Opinie & Debat’ (Wist u wel dat je in Afghanistan niet kunt spreken van 2 partijen waarvan 1 goed en 1 slecht? Dat Obama niet 100% goed is voor Europa?). (Is deze rubriek een krantenversie van Pauw & Witteman?).

Verbazing
Maar ik moet bekennen dat ik me steeds meer verbaas over de manier waarop al dat kostbare NRC krantenpapier wordt gevuld. Waarom een halve pagina met ‘hearsay’ van vrienden en kennissen over de vertrekkende directeur van de Spoorwegen, maar nooit een ordelijke tekst over de grandeur (het traditionele personenvervoer) en de misère (HSL) van het bedrijf? Waarom die man niet doorgezaagd over zijn bedrijf, dat de bulk van zijn geld verdient met exploitatie van onroerend goed in dienst van de verkoop van junkfood? (En dan even later weer zo’n halve pagina met lovende roddel van vrienden en kennissen over de nieuwe directeur.) Waarom al dat gepapegaai over hedgefunds (Breaking News?), subprime mortgage en Standard & Poor uit het circuit van collega’s en financiële experts, zonder ooit duidelijk te kunnen maken hoe de financiële wereld werkt (schaalnadelen, overmoed en wantrouwen, maar hoe, wanneer, door wie?). En dan nu ook nog een glossy financiële horoscoop in NRC Focus!
Wie zou nog meer de moeite nemen om die nietszeggende teksten over proefritjes in auto’s te lezen (Wie leest Maarten van Rossum als er Top Gear bekeken kan worden?) Ik schat dat ik 1 van de 3 lezers ben die nog wel eens meer dan 1 (onbegrijpelijke) regel leest van poprecensenten als Saul van Stapele en Hester Cavalho. De krant mag hopen dat er meer lezers gesticht zijn van ‘slijpstenen van de geest’ als de columns van Youp van ’t Hek en Heleen Mees, die worden zelfs mij teveel. Waar ik me dan uiteindelijk over verbaas (analyse?) is de journalistieke luiheid die van de pagina’s straalt: waar zijn de journalistieke tekkels, de persmuskieten, de rusteloze nieuwsjagers die zaakjes aan het licht brengen die nog niemand op het spoor gekomen was?

Invloed
Terzijde: Toen ik in de jaren 80 bij het ministerie werkte begon de minister zijn dag met het doornemen van de dagbladen. De relevante berichten besprak hij bij een kopje koffie rustig  met zijn voorlichter. Serieuze berichten kregen regeringsaandacht. Als er een vorm van reactie wenselijk was belde de voorlichter, na overleg met de dossierhouder, met de krant. De ratio was een nadere uitleg van het beleid van de minister en dat leende zich goed voor schriftelijke krantentekst en commentaar.
Toen ik er in de 21e eeuw vertrok kon de minister de godganse dag door een van de jongens en meisjes van de Directie Communicatie worden lastiggevallen met telefoontjes uit het Mediapark. Voor je het wist onderbraken slecht gemanierde journalisten met camera’s het regeren om de minister (kort!) puntige statements te laten afgeven. De ratio was het tot elke prijs voorkomen dat de minister zou ‘uitglijden’. Even later was dan vaak in geuren en kleuren op de buis te zien hoe voorlichters en teeveemensen er alsnog in slaagden ministers te laten struikelen. In de (Jip en Janneke!?) taal van de kijker (burger?); infotainment.

De keerzijde
Terug naar de krant die ik, terwijl hij raarder wordt, toch trouw blijf. (Zoals ik nog steeds stem op de steeds mallere sociaal-democraten?). Ben ik een masochistische, geestloze krantenjunk? Niet alleen. Met genoegen lees ik (om maar wat te noemen) de Wetenschapsbijlage, de mooi geschreven en interessante reisverslagen van Carolien Roelants, de mooi geschreven en interessante gedachten van Marjolein de Vos, de mooi geschreven en interessante stukken van Karel Knip, de mooi geschreven en degelijke beschouwingen van J.L. Heldring, het mooi geschreven gemopper van A.J.H. Hofland en de mooi geschreven en oorspronkelijke teksten van Warna Oosterbaan. Zulke artikelen zijn mij zeer behulpzaam in mijn wereldoriëntatie en ik zou er geen beter medium voor kunnen bedenken dan de krant. Ze zijn nergens anders te vinden dan in de NRC. Het welzijn van NRC Handelsblad gaat me dan ook zeer ter harte. (De Volkskrant lees ik vandaag te weinig om er iets zinvols over te kunnen melden). Maar het zou mij niet verbazen als mijn bekommernis met het lot van de krant een andere is dan die van de journalisten/redacteuren en de uitgevers.

Verjonging
Van mij (en wie weet meer mensen in mijn verouderend leeftijdscohort van het lezersbestand) hoeft er aan de flankerende inhoud van de krant niet al te veel te veranderen. De meeste vernieuwing aan de krant voel ik als een achteruitgang. De makers van de krant daarentegen maken zich drukker over het afkalvende bereik onder het jeugdiger publiek (de jeugd heeft de toekomst?) en proberen tot het jongere volk (in zijn elektronische kosmos) door te dringen met ‘lichtere kost’, meer plaatjes en lezersbijdragen. Kranten zijn tot op zekere hoogte ook veroordeeld tot een bepaald leeftijdscohort in het lezersbestand waarmee de meeste ‘voeling’ bestaat. Verjonging van tijdschriften en kranten is een ongewisse onderneming.
Of die verjonging van NRC Handelsblad zoden aan de dijk zet valt ook niet goed na te gaan omdat er ook die andere tegenkracht aan het werk is: die van de nieuwere media. Op zoek dus naar iets spannenders dan de televisie en het Internet te bieden hebben? Wanhopig op zoek naar de gunst van beeldschermkijkers? Met het risico nieuwe doelgroepen niet te bereiken en oudere lezers van zich te vervreemden? Een tijdloos krantendilemma? Of valt er hoop te putten uit de tussenoplossing van het gestroomlijnde en handzame nieuwe krantje ‘nrc next’, door Oosterbaan en Wansink terecht opgevoerd als een (onverwacht) succes.
(volgende keer verder)

* Warna Oosterbaan en Hans Wansink: De Krant Moet Kiezen;
De toekomst van de kwaliteitsjournalistiek
Prometheus, Amsterdam, 2008, € 19.50
 
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
 
 
© 2009 Peter Schröder
powered by CJ2