archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Vraagteken, vraagteken Gerbrand Muller

0509BS Leven
Een van de dingen die me op school tegenstonden was het vraagteken waarmee veel zinnen in wis-, natuur- en scheikundeopgaven werden besloten.

Wanneer noemen we een beweging een trilling?
Als een voorwerp per minuut 240 trillingen uitvoert, hoe groot zijn dan de trillingstijd en de frequentie?
De stoomfluit van locomotief A brengt een toon voort met een frequentie van 1500 Hz. Hoe hoog is de toon die de machinist van locomotief B hoort
1e als A en B elkaar tegemoet rijden?
2e als B door A wordt ingehaald?

Het vraagteken achter elk van deze zinnen is geheel correct. Immers, achter een vragende zin behoort een vraagteken te staan. Wat hinderde me dan? Misschien juist de vanzelfsprekendheid van het vraagteken, het feit dat het zo keurig en volstrekt terecht op zijn plaats stond. Het vraagteken boezemde me ontzag in. Het straalde gezag uit. Het stond er als een poort. De poort was gesloten, aan jou om haar te openen door het juiste antwoord op de vraag te vinden. Wist je het antwoord, of lukte het je dat met behulp van een berekening of een beredenering te vinden, dan ging de poort open. Je mocht door, voort op de lange weg naar kennis, de kennis benodigd om je later, in de verre toekomst, in de wereld staande te houden.

Het vraagteken vervulde me ook met weerzin. Het suggereerde dat de vraagsteller iets niet wist en dat jij hem met je antwoord wijzer kon maken. Terwijl het omgekeerde het geval was: de vraagsteller kende het antwoord maar al te goed, hij speelde een spelletje met je. En dat niet één keer, maar vele malen. De ene vraagzin volgde op de andere, er kwam geen eind aan, ik moest me tenslotte bedwingen om niet veel meer te zien dan vraagteken, vraagteken, vraagteken…

Natuurlijk prijs ik me gelukkig dat de meervoudige keuze-opgaven me bespaard zijn gebleven. De opsteller van de multiple choice vragen speelt niet zomaar een spelletje met de leerlingen, hij speelt vals, want hij tracht ze in de war te brengen door de meest vreemdsoortige suggesties. Bij het zien van een meervoudige keuze opgave (Voor Abraham Lincoln stond voorop: a) het behoud van de Unie; b) de afschaffing van de slavernij; c) het behoud van de slavernij) denk ik met eerbied terug aan de vroegere opgaven met het strenge, correcte vraagteken achter de zinnen.

Meer dingen van vroeger vervullen me tegenwoordig met eerbied. Ik denk aan de ouderwetse stadhuistaal. Vergeleken met het huidige beleidsproza is de oude stadhuistaal muziek. Ik denk aan de vragende zinnen aan het eind van de onderzoekprogramma’s van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Zinnen die dikwijls begonnen met ‘in hoeverre’.
De bovenstaande beschouwingen leiden tot de volgende, voorlopig nog slechts tentatief geformuleerde onderzoekvragen:
Is er sprake van een wezenlijke omslag in het normatieve denken en voelen?
In hoeverre is deze omslag, indien daarvan sprake is, te wijten aan de schaalvergroting in de verschillende sectoren van het maatschappelijk en economisch leven?
In hoeverre is hij te wijten aan de opdeling van sociale verbanden in kleinere eenheden?
en
In hoeverre kan hij beschouwd worden als een onvermijdelijk bijverschijnsel van de verschuivingen die voortvloeien uit de ontzuiling tijdens het laatste decennium?
In hoeverre zijn de uniformiteit en de massificatie die mensen kenmerkend achten voor de moderne tijd werkelijk nieuw en inhoeverre vormen ze onderdeel van ontwikkelingen op veel langere termijn?
Indien er sprake is van een wezenlijke omslag in het normatieve denken en voelen, in hoeverre kunnen planning en beleid dan bijdragen tot een soepeler overgang van het vorige stadium naar het volgende?

Vraagteken, vraagteken, vraagteken. De Sociaal-Wetenschappelijke Raad was er een kleine halve eeuw geleden van doordrongen dat de sociale wetenschappen niet alleen nog nauwelijks licht hadden geworpen op de essentiële maatschappelijke problemen, maar ook dat zij niet eens de vragen hadden gesteld die moesten helpen die problemen geleidelijk te begrijpen en verklaren.

Post scriptum. De onderzoekvragen zijn mijn verzinsels. Wie nieuwsgierig is hoe de onderzoekvragen in werkelijkheid luidden, raadplege het archief van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad. De geschiedenis van de onderzoekprogramma’s moet nog geschreven worden. In de archieven van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen wacht rijk materiaal op de historicus die zich op die geschiedenis wil werpen.
 
*********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl
 
***************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.


© 2008 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Vraagteken, vraagteken Gerbrand Muller
0509BS Leven
Een van de dingen die me op school tegenstonden was het vraagteken waarmee veel zinnen in wis-, natuur- en scheikundeopgaven werden besloten.

Wanneer noemen we een beweging een trilling?
Als een voorwerp per minuut 240 trillingen uitvoert, hoe groot zijn dan de trillingstijd en de frequentie?
De stoomfluit van locomotief A brengt een toon voort met een frequentie van 1500 Hz. Hoe hoog is de toon die de machinist van locomotief B hoort
1e als A en B elkaar tegemoet rijden?
2e als B door A wordt ingehaald?

Het vraagteken achter elk van deze zinnen is geheel correct. Immers, achter een vragende zin behoort een vraagteken te staan. Wat hinderde me dan? Misschien juist de vanzelfsprekendheid van het vraagteken, het feit dat het zo keurig en volstrekt terecht op zijn plaats stond. Het vraagteken boezemde me ontzag in. Het straalde gezag uit. Het stond er als een poort. De poort was gesloten, aan jou om haar te openen door het juiste antwoord op de vraag te vinden. Wist je het antwoord, of lukte het je dat met behulp van een berekening of een beredenering te vinden, dan ging de poort open. Je mocht door, voort op de lange weg naar kennis, de kennis benodigd om je later, in de verre toekomst, in de wereld staande te houden.

Het vraagteken vervulde me ook met weerzin. Het suggereerde dat de vraagsteller iets niet wist en dat jij hem met je antwoord wijzer kon maken. Terwijl het omgekeerde het geval was: de vraagsteller kende het antwoord maar al te goed, hij speelde een spelletje met je. En dat niet één keer, maar vele malen. De ene vraagzin volgde op de andere, er kwam geen eind aan, ik moest me tenslotte bedwingen om niet veel meer te zien dan vraagteken, vraagteken, vraagteken…

Natuurlijk prijs ik me gelukkig dat de meervoudige keuze-opgaven me bespaard zijn gebleven. De opsteller van de multiple choice vragen speelt niet zomaar een spelletje met de leerlingen, hij speelt vals, want hij tracht ze in de war te brengen door de meest vreemdsoortige suggesties. Bij het zien van een meervoudige keuze opgave (Voor Abraham Lincoln stond voorop: a) het behoud van de Unie; b) de afschaffing van de slavernij; c) het behoud van de slavernij) denk ik met eerbied terug aan de vroegere opgaven met het strenge, correcte vraagteken achter de zinnen.

Meer dingen van vroeger vervullen me tegenwoordig met eerbied. Ik denk aan de ouderwetse stadhuistaal. Vergeleken met het huidige beleidsproza is de oude stadhuistaal muziek. Ik denk aan de vragende zinnen aan het eind van de onderzoekprogramma’s van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen. Zinnen die dikwijls begonnen met ‘in hoeverre’.
De bovenstaande beschouwingen leiden tot de volgende, voorlopig nog slechts tentatief geformuleerde onderzoekvragen:
Is er sprake van een wezenlijke omslag in het normatieve denken en voelen?
In hoeverre is deze omslag, indien daarvan sprake is, te wijten aan de schaalvergroting in de verschillende sectoren van het maatschappelijk en economisch leven?
In hoeverre is hij te wijten aan de opdeling van sociale verbanden in kleinere eenheden?
en
In hoeverre kan hij beschouwd worden als een onvermijdelijk bijverschijnsel van de verschuivingen die voortvloeien uit de ontzuiling tijdens het laatste decennium?
In hoeverre zijn de uniformiteit en de massificatie die mensen kenmerkend achten voor de moderne tijd werkelijk nieuw en inhoeverre vormen ze onderdeel van ontwikkelingen op veel langere termijn?
Indien er sprake is van een wezenlijke omslag in het normatieve denken en voelen, in hoeverre kunnen planning en beleid dan bijdragen tot een soepeler overgang van het vorige stadium naar het volgende?

Vraagteken, vraagteken, vraagteken. De Sociaal-Wetenschappelijke Raad was er een kleine halve eeuw geleden van doordrongen dat de sociale wetenschappen niet alleen nog nauwelijks licht hadden geworpen op de essentiële maatschappelijke problemen, maar ook dat zij niet eens de vragen hadden gesteld die moesten helpen die problemen geleidelijk te begrijpen en verklaren.

Post scriptum. De onderzoekvragen zijn mijn verzinsels. Wie nieuwsgierig is hoe de onderzoekvragen in werkelijkheid luidden, raadplege het archief van de Sociaal-Wetenschappelijke Raad. De geschiedenis van de onderzoekprogramma’s moet nog geschreven worden. In de archieven van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen wacht rijk materiaal op de historicus die zich op die geschiedenis wil werpen.
 
*********************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered.
Ga voor informatie over dat bureau naar www.peppered.nl
 
***************************************
Literatuur en beeldende kunst onder één dak
bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den Haag.
© 2008 Gerbrand Muller
powered by CJ2