archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Mijn eerste reis Nienke Nieuwenhuizen

2020BS Brief texelMijn fascinatie voor reizen begon denk ik op zevenjarige leeftijd, tijdens mijn eerste reis over zee naar het eiland Texel.

Het was paasvakantie en mijn moeder en ik reisden per trein naar het winderige station van Den Helder en vervolgden de reis verder te voet naar de boot richting het eiland. Onderweg passeerden ons militairen,  mariniers die in ganzenpas liepen en even later een ochtendreveil beoefenden, waarbij veel werd geschreeuwd en gezwaaid met geweren, zoals ik me herinner.

In de haven zagen we grote dukdalven, waartussen schepen lagen en achter een dijk lag een groot stalen schip met zwarte romp. We liepen de neergelaten loopplank op en kwamen op een groot dek met withouten bankjes en een grote schoorsteen. Je kon ook naar binnen in een ruimte met stalen, witgeschilderde wanden, die ramen hadden waardoor je over het water kon kijken. Overal was lawaai van staal op staal en er was veel bedrijvigheid. De boven de boot vliegende meeuwen deden daar met hun gefladder en geschreeuw nog eens een schepje bovenop.

Ineens hoorden we een scheepstoeter! De boot vertrok!
Het duurde meer dan een uur voor we de mooie haven van Oudeschild bereikten.
Vandaar vertrokken we met een bus. Onderweg passeerden we kleine huisjes en zwart geteerde schapenschuren in een weids landschap met honderden schapen. We passeerden het stadje Den Burg en stopten op de Brink van De Koog Tessel, vlakbij het postkantoor en op een tiental meters verwijderd van de duinen. Op één van die witte duinen stond een klein hotel met een rood dak dat de toepasselijke naam ´Op Duin´ droeg.

Wij moesten voor dat hotel naar links een zandpad over met aan één zijde een dennenbos en aan de andere zijde een veld met paarden. Het pad heette de Ruislaan. Het eerste huis aan dat pad gelegen was van mijn tante en oom. Wat een luxehuis! Binnen was het door de vele ramen licht en zonnig. In de grote zijkamer was een erker. Het huis was vol kinderen. Daar waren mijn grote neven: Ger en Poek, mijn nichtjes: Zus en Rietje en mijn kleine neefje: Leentje.

We aten ' Watergruwel', wat gruwelijk klonk, maar heerlijk was.
Bij de afwas, die Poek en Zus samen met oom Jan deden, mocht ook ik helpen. Tijdens de afwas werd er gestoeid met theedoeken en werd er met water gegooid. Later werd zonder morren alles weer opgeruimd.
Ik genoot! Thuis was ik de jongste met veel oudere broers en zussen, waar met water spuiten binnenshuis zwaar verboden was.
Bij het donker worden gingen de gordijnen voor de erker dicht en bereidden we daarachter een toneelstuk voor, om op te voeren voor de familie. Ger, mijn oudste neef, trok zich terug om op zijn kamer boven te studeren. Hij studeerde voor machinist op de Grote Vaart op de Scheepvaartschool in Amsterdam, maar had nu ook vakantie.

Toneel

Deze vrije familie zat vol fantasie. Vooral de dertienjarige Poek blonk daarin uit.
Poek hulde ons bij het toneelstuk in de juiste kleding en bedacht het plot. Na de voorstelling, die met gejuich werd afgesloten, deden we nog handstand, spagaat, in een brug vallen, etc. waarbij mijn tante Tini zich ook niet onbetuigd liet en liet zien dat ze ondanks vetrollen en onderkin nog heel soepel was.
Mijn moeder moest natuurlijk weer laten zien (heel gênant) dat ze Russisch kon dansen.
De muziek met mazurka's kwam uit een koffergrammofoon die je eerst op moest draaien. Ze hadden veel platen met de afbeelding van His Masters Voice. Ik herinner me er één met het nummer Istanbul, gezongen door Danny Kaye.

Die nacht sliep ik samen met mijn moeder in een groot bed. In de morgen kroop er een jongetje met een natte luier in bed. De luier werd door mijn moeder verwijderd en viel met een zware plof op de vloer. Ze deed hem een broekje aan en we speelden spelletjes in bed. Hij klom op mijn opgetrokken knieën en ik lanceerde hem naar het voeteneind. Ik trok zijn neusje en oren eraf, maar dat kon niet bestaan want die zaten met 'spiekers vast', zoals hij me met zijn Tessels accent toevertrouwde.

Ontbijt

Toen we werden geroepen voor het ontbijt, lag er een keurig schoon tafelkleed op tafel. Mijn oom fluisterde me in dat ik moest zeggen: Oh wat een mooi schoon tafellaken, tante!
Het bleek een understatement, dat vooral gebruikt werd als het kleed al een week op tafel lag.
Na het ontbijt ging Zus paardrijden met vriendinnetje Bea Wuysch (van hotel Op Duin). Poek en ik gingen naar het strand. Het was 1948, nog niemand had ooit gehoord van trimmen. Maar mijn 13-jarige neef had een trimpad naar het strand aangelegd. Eerst hing er een touw met een knoop, waar je op schommelen moest. Iets verder lag een stok tussen twee takken als rekstok en vervolgens een boom waar je makkelijk in kon klimmen. Op het strand maakten we enorme kastelen met gangen. Het leukste was als je bij het graven van weerskanten elkaars handen vond. Bij al dat gegraaf verloor ik een sok.

Toen we uitgespeeld waren steigerden we over de duinen terug met onze handdoeken over onze hoofden geknoopt alsof we leden waren van een nomadenstam te paard.

Dat vakantiefeest, waarin we ook een fietstocht maakten over het strand naar de vuurtoren, er een dagje op uit trokken met de Jan Plezier en waarin we voor het huis aan de weg de toen nog toegestane artikelen van oom en tante verkochten aan een 'echte stal', zou een week duren, alvorens moeder en ik weer huiswaarts keerden. Mijn eerste 'buiten'-landse reis. Een reis die voor altijd in mijn geheugen gegrift staat, als de weg naar Vrijheid!
Dank voor dat lieve oom, tante, neven en nichten en inwoners van Texel!

•    Voor de duidelijkheid: Mijn oom verkocht huiden van schapen en zeehonden. Hij verkocht ze ook op markten op het vasteland. Mijn tante maakte van de huiden theemutsen, wanten, sloffen etc.


© 2023 Nienke Nieuwenhuizen meer Nienke Nieuwenhuizen - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Mijn eerste reis Nienke Nieuwenhuizen
2020BS Brief texelMijn fascinatie voor reizen begon denk ik op zevenjarige leeftijd, tijdens mijn eerste reis over zee naar het eiland Texel.

Het was paasvakantie en mijn moeder en ik reisden per trein naar het winderige station van Den Helder en vervolgden de reis verder te voet naar de boot richting het eiland. Onderweg passeerden ons militairen,  mariniers die in ganzenpas liepen en even later een ochtendreveil beoefenden, waarbij veel werd geschreeuwd en gezwaaid met geweren, zoals ik me herinner.

In de haven zagen we grote dukdalven, waartussen schepen lagen en achter een dijk lag een groot stalen schip met zwarte romp. We liepen de neergelaten loopplank op en kwamen op een groot dek met withouten bankjes en een grote schoorsteen. Je kon ook naar binnen in een ruimte met stalen, witgeschilderde wanden, die ramen hadden waardoor je over het water kon kijken. Overal was lawaai van staal op staal en er was veel bedrijvigheid. De boven de boot vliegende meeuwen deden daar met hun gefladder en geschreeuw nog eens een schepje bovenop.

Ineens hoorden we een scheepstoeter! De boot vertrok!
Het duurde meer dan een uur voor we de mooie haven van Oudeschild bereikten.
Vandaar vertrokken we met een bus. Onderweg passeerden we kleine huisjes en zwart geteerde schapenschuren in een weids landschap met honderden schapen. We passeerden het stadje Den Burg en stopten op de Brink van De Koog Tessel, vlakbij het postkantoor en op een tiental meters verwijderd van de duinen. Op één van die witte duinen stond een klein hotel met een rood dak dat de toepasselijke naam ´Op Duin´ droeg.

Wij moesten voor dat hotel naar links een zandpad over met aan één zijde een dennenbos en aan de andere zijde een veld met paarden. Het pad heette de Ruislaan. Het eerste huis aan dat pad gelegen was van mijn tante en oom. Wat een luxehuis! Binnen was het door de vele ramen licht en zonnig. In de grote zijkamer was een erker. Het huis was vol kinderen. Daar waren mijn grote neven: Ger en Poek, mijn nichtjes: Zus en Rietje en mijn kleine neefje: Leentje.

We aten ' Watergruwel', wat gruwelijk klonk, maar heerlijk was.
Bij de afwas, die Poek en Zus samen met oom Jan deden, mocht ook ik helpen. Tijdens de afwas werd er gestoeid met theedoeken en werd er met water gegooid. Later werd zonder morren alles weer opgeruimd.
Ik genoot! Thuis was ik de jongste met veel oudere broers en zussen, waar met water spuiten binnenshuis zwaar verboden was.
Bij het donker worden gingen de gordijnen voor de erker dicht en bereidden we daarachter een toneelstuk voor, om op te voeren voor de familie. Ger, mijn oudste neef, trok zich terug om op zijn kamer boven te studeren. Hij studeerde voor machinist op de Grote Vaart op de Scheepvaartschool in Amsterdam, maar had nu ook vakantie.

Toneel

Deze vrije familie zat vol fantasie. Vooral de dertienjarige Poek blonk daarin uit.
Poek hulde ons bij het toneelstuk in de juiste kleding en bedacht het plot. Na de voorstelling, die met gejuich werd afgesloten, deden we nog handstand, spagaat, in een brug vallen, etc. waarbij mijn tante Tini zich ook niet onbetuigd liet en liet zien dat ze ondanks vetrollen en onderkin nog heel soepel was.
Mijn moeder moest natuurlijk weer laten zien (heel gênant) dat ze Russisch kon dansen.
De muziek met mazurka's kwam uit een koffergrammofoon die je eerst op moest draaien. Ze hadden veel platen met de afbeelding van His Masters Voice. Ik herinner me er één met het nummer Istanbul, gezongen door Danny Kaye.

Die nacht sliep ik samen met mijn moeder in een groot bed. In de morgen kroop er een jongetje met een natte luier in bed. De luier werd door mijn moeder verwijderd en viel met een zware plof op de vloer. Ze deed hem een broekje aan en we speelden spelletjes in bed. Hij klom op mijn opgetrokken knieën en ik lanceerde hem naar het voeteneind. Ik trok zijn neusje en oren eraf, maar dat kon niet bestaan want die zaten met 'spiekers vast', zoals hij me met zijn Tessels accent toevertrouwde.

Ontbijt

Toen we werden geroepen voor het ontbijt, lag er een keurig schoon tafelkleed op tafel. Mijn oom fluisterde me in dat ik moest zeggen: Oh wat een mooi schoon tafellaken, tante!
Het bleek een understatement, dat vooral gebruikt werd als het kleed al een week op tafel lag.
Na het ontbijt ging Zus paardrijden met vriendinnetje Bea Wuysch (van hotel Op Duin). Poek en ik gingen naar het strand. Het was 1948, nog niemand had ooit gehoord van trimmen. Maar mijn 13-jarige neef had een trimpad naar het strand aangelegd. Eerst hing er een touw met een knoop, waar je op schommelen moest. Iets verder lag een stok tussen twee takken als rekstok en vervolgens een boom waar je makkelijk in kon klimmen. Op het strand maakten we enorme kastelen met gangen. Het leukste was als je bij het graven van weerskanten elkaars handen vond. Bij al dat gegraaf verloor ik een sok.

Toen we uitgespeeld waren steigerden we over de duinen terug met onze handdoeken over onze hoofden geknoopt alsof we leden waren van een nomadenstam te paard.

Dat vakantiefeest, waarin we ook een fietstocht maakten over het strand naar de vuurtoren, er een dagje op uit trokken met de Jan Plezier en waarin we voor het huis aan de weg de toen nog toegestane artikelen van oom en tante verkochten aan een 'echte stal', zou een week duren, alvorens moeder en ik weer huiswaarts keerden. Mijn eerste 'buiten'-landse reis. Een reis die voor altijd in mijn geheugen gegrift staat, als de weg naar Vrijheid!
Dank voor dat lieve oom, tante, neven en nichten en inwoners van Texel!

•    Voor de duidelijkheid: Mijn oom verkocht huiden van schapen en zeehonden. Hij verkocht ze ook op markten op het vasteland. Mijn tante maakte van de huiden theemutsen, wanten, sloffen etc.
© 2023 Nienke Nieuwenhuizen
powered by CJ2