archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Santa Adelaide, een Portugese volksheilige Jeroen Dewulf / Menno Postma

0308Brief
Wat doordeweeks een gewone landweg is ontpopt zich op zondag tot de snelweg van het Portugese volksgeloof: de weg van Miramar naar Arcozelo. Dan rijden er gemiddeld zo'n dertig bussen met vrome pelgrims naar de kapel van Santa Adelaide. Vol vervoering schuiven de gelovigen op hun knieën tot aan de sarcofaag, waar anderen al met tranen in de ogen hun smeekbeden verwoorden. De ex-voto's stapelen zich op: wassen lichaamsdelen, foto's, pelgrimsstaven en zelfs mensenbeelden op ware grootte vullen de kapel. Hoewel niet officieel erkend door de katholieke kerk is er na Fátima in Portugal geen bedevaartsoord dat zoveel pelgrims aantrekt. Wat is de kracht van Santa Adelaide dat zelfs de spelers van de FC Porto haar na hun Europacupoverwinning in 1987 een wedstrijdshirt schonken?

Maria Adelaide de Sam José e Sousa, de aanstichter van al deze uitingen van devotie, overleed precies 120 jaar geleden op 4 september 1885. Oud is ze niet geworden want de in 1835 geboren Adelaide – stammend uit de gegoede burgerij van Porto – had een ernstige longziekte, een veel voorkomend verschijnsel in die tijd. Al jong wijdde zij haar leven aan de kerk en trad toe tot het klooster van Corpus Christi in Vila Nova de Gaia, de zusterstad van Porto aan de andere kant van de rivier de Douro. Ze bleef er niet lang, haar ziekte dwong haar het vochtige en kille klooster te verruilen voor de ruime woning van een gastfamilie in Porto. Hoewel zij het klooster verlaten had betekende dit nog niet dat zij door de zusters en het personeel vergeten was. Iedereen herinnerde zich de altijd vriendelijke en opgewekte vrouw die een goed woord over had voor iedereen, van hoog tot laag: een zeldzaam verschijnsel in het toentertijd erg hiërarchische Portugal. De gezondheid van Adelaide bleef er het hoofdonderwerp van gesprek. Vooral de wasvrouw uit het landelijke Arcozelo, zo'n tien kilometer ten zuiden van Porto, trok zich haar lot erg aan en vertelde in haar dorpje over de zieke Adelaide. De boeren – vaak zelf getroffen door het noodlot – verwenden haar met bloemen, groenten en vers fruit. Was het daarom dat Adelaide in 1876 besloot haar laatste jaren in hun dorp door te brengen? Vast staat dat haar arts de frisse zeelucht en de dennenbossen, die toen nog overal in de buurt van Arcozelo te vinden waren, als laatste middel zag om het leven van Adelaide nog met enkele jaren te rekken. Bovendien was ze meer dan welkom bij de dorpsbewoners die haar in alles probeerden te ondersteunen; er werd zelfs een huis voor haar gebouwd.

In mei 1876 was het zover. Vergezeld door haar arts en bevriende families trok zij naar haar nieuwe onderkomen. Niet tevergeefs, haar gezondheid verbeterde zienderogen, wat door de leden van de dorpsgemeenschap als een wonder werd ervaren. Adelaide nam haar vertrouwde werkzaamheden weer op. Haar kantwerk en gebakjes vonden gretig aftrek bij de rijke burgerij in Porto. Het geld dat ze hiermee verdiende gebruikte ze om haar onkosten te dekken, maar ook om de verarmde plattelandsbevolking van het dorp te ondersteunen. Kinderen waren dol op haar en deze genegenheid was wederzijds; Adelaide gaf ze brood, snoepjes en kleding. Haar zelfgemaakte hoestdrank deed wonderen. Ook het geloof werd niet vergeten, ze catechiseerde de kinderen en leerde ze bidden. Zonder onderscheid naar rang en stand kon iedereen op haar hulp rekenen. Adelaide was niet alleen populair bij de mensen. Volgens de verhalen schaarden ook de dieren zich rond haar – een waar Sint Franciscusmotief. Wanneer haar gezondheid het even toeliet wandelde zij door de dennenbossen naar het strand van Granja, waar ze urenlang in de nabijheid van de zee en de dieren mediteerde. Op een dag verslechterde haar gezondheid echter als gevolg van een verkoudheid. Kinderen en volwassenen verzamelden zich biddend rond haar huis. Hun goede intenties ten spijt overleed Maria Adelaide op 4 september 1885, met een gelukzalige glimlach rond haar mond.

Dertig jaar later voltrok zich het mirakel. Op bevel van de gemeenteraad werd haar graf op 23 februari 1915 geruimd. Een zware loden kist werd naar boven gehaald en door de grafdelver geopend. Een geur van rozen zou hem tegemoet gekomen zijn en tot zijn verbijstering zag hij het ongeschonden lichaam van Adelaide, haar doodskleed nog altijd even wit. Snel sloot hij de kist en haalde er de leden van de gemeenteraad bij. Zij moesten maar beslissen wat er diende te gebeuren met het lichaam. Portugal was in die tijd net een republiek geworden en de nieuwe liberale regering volgde een antiklerikale koers. In Arcozelo was dit niet anders. Zonder enige piëteit besloten de gemeenteraadsleden zich te ontdoen van het lijk voordat de nog altijd zeer religieuze bevolking lucht kreeg van de zaak. Bij de apotheek werd een verzameling aan chemische substanties gehaald om zo het lijk te vernietigen. Hoewel tot geheimhouding verplicht kon de grafdelver het gebeurde toch niet voor zich houden en gedurende de nacht deed zijn verhaal als een lopend vuurtje de ronde. De vrouwen namen het voortouw bij de bescherming van het lijk, dat toen al meteen als a nossa santinha – onze lieve kleine heilige – werd aangeduid. De volgende dag zouden ze en masse naar het kerkhof trekken om verdere heiligschennis te voorkomen.

De grafdelver, net bekomen van de schrik van de dag ervoor, vond tot zijn stomme verbazing wel achthonderd mensen op het kerkhof, bereid om tegen elke prijs de nieuwe heilige te beschermen. Ze eisten dat de kist voor hun ogen zou worden opengemaakt. De autoriteiten stonden dat echter niet toe. Ze stelden de opgraving enkele dagen uit in de hoop dat de chemicaliën tegen die tijd hun werk hadden gedaan. Toen de bevolking lucht kreeg van de ware reden van het uitstel kwam het tot een echte volksopstand. De verontwaardiging was groot. Duizenden gelovigen trokken op zondag 27 februari naar het kerkhof van Arcozelo. De politie werd onder de voet gelopen en het lijk werd onder klokgelui opgegraven. De lucht betrok en er vielen regendruppels op de kist. Toen die werd opengemaakt spoelde de regen de chemicaliën weg, het carbonaat echter begon te schuimen en dreigde het gezicht te verminken. Onder luid geschreeuw veegden de vrouwen eigenhandig het ontbrande gif weg. Nog was het gevaar voor Adelaide niet geweken: vijftien man militaire politie verschenen ter plekke om desnoods met geweld de orde te herstellen. Onder de indruk van de massale devotie besloot de commandant in overleg met de vredesrechter om het lichaam van de heilige in een kapel op te baren. Er werd een comité opgericht om de heilige een eigen kapel te geven. Geld werd ingezameld en vijf jaar later werd ‘Santa Adelaide’ in een open sarcofaag ter ruste gelegd, zichtbaar voor iedereen. Nog altijd was haar lichaam intact en de geur van de in de kist aanwezige rozen verspreidde zich over de mensen...

Wie nu denkt dat Santa Adelaide gedragen door zoveel affectie van het volk in vrede kon rusten, komt bedrogen uit. De periode 1910-1926 was een roerig intermezzo in de Portugese geschiedenis: de invoering van een echte parlementaire republiek in Portugal was mislukt en de ene na de andere regering viel. De politieke onrust uitte zich in volksopstanden en gewelddadige activiteiten. Ook Santa Adelaide viel hieraan ten offer. In de nacht van 4 november 1924 werd Arcozelo door een bomexplosie opgeschrikt. De daders – waarschijnlijk behorend tot een antiklerikale politieke beweging – konden in het donker ontsnappen en werden nooit gevonden. De kapel lag er vreselijk bij, de deur was geheel ontzet en de houten stellage waarop de sarcofaag rustte was totaal vernield. Zelfs de kist van de volksheilige ontsnapte niet aan de vernietigende kracht van de bom. Maar gelukkig bleef Santa Adelaide zelf ongedeerd; een van de zijden van de kist hield wonder boven wonder stand. Weer een teken dat volgens de gelovigen de rol van Santa Adelaide nog steeds niet uitgespeeld was. Het bleef niet bij de bomaanslag. De geschenken – vaak van goud en zilver – die de pelgrims in de kapel achterlieten trokken de aandacht van minder devote lieden. Zij zagen in het roven van alle kostbaarheden een onvermoede bron van inkomsten. In december 1930 werden dieven tijdens hun werkzaamheden door agenten in de kraag gegrepen en in 1931 bleef een weinig gelukkige dief met zijn vingers klem zitten in de gleuf van het geldkistje bestemd voor de gulle gaven van de gelovigen.

Onder de dictatuur van Salazar – van 1928 tot 1974 – keerde de orde terug in het land. De katholieke dictator had weinig op met de verheffing van het volk en geloofde dat het volk beter zou gedijen bij het credo van de drie 'F's': Fado, Futebol en Fátima. Hoewel niet officieel door de katholieke kerk erkend paste het verhaal van Santa Adelaide uitstekend binnen het politieke gedachtegoed van Salazar. Vijftig jaar lang kon Santa Adelaide in vrede rusten. In de nacht van 10 op 11 juni 1981 – de dictatuur was ondertussen vervangen door een democratie – ging het echter weer mis toen een bende zijn slag sloeg. De beveiligingsbeambte werd verdoofd, de gebrandschilderde ramen ingeslagen en Santa Adelaide bleef beroofd van haar goud alleen achter. In de haast braken de dieven nog twee vingertopjes van de linkerhand van de zwaar getroffen heilige. De beroving schokte het hele land en werd in de pers breed uitgemeten.

Nog was het leed voor Santa Adelaide niet geleden, het ergste stond te gebeuren op 25 mei 1983: enkele minuten na twaalf ´s middags probeerde de 35-jarige bankbediende João Rodrigues Valério het lijk voor altijd te vernietigen. Valério was een tijdens de koloniale oorlog aan drugs verslaafde soldaat die bekend stond als een religieus fanaticus. Gewapend met een grote pikhouweel – verborgen in een zak – in zijn ene en een bos bloemen in zijn andere hand wachtte hij het geschikte moment af om toe te slaan. Toen hij alleen in de kapel was haalde hij zijn pikhouweel te voorschijn en begon op de heilige in te beuken. Het gezicht liep forse schade op, de gevolgen zijn nog steeds zichtbaar. De mensen, gealarmeerd door het lawaai, stroomden toe en de dader werd overmeesterd. De consternatie was groot, klokken begonnen te luiden, de sirenes van politie en brandweer gingen af. Binnen een half uur stond het plein voor de kapel vol met mensen, de een verdrietig, de ander woedend. De woede kreeg de overhand en de mensenmassa bewoog zich in de richting van het nabijgelegen politiebureau waar de dader inmiddels vastzat. Spannende momenten braken aan, de mensen eisten de uitlevering van de heiligschenner, een publieke lynchpartij dreigde. Gelukkig voor Valério hield de politiecommandant het hoofd koel en wist hij de menigte te kalmeren. Dat juist de diepgelovige Valério tot deze daad kwam is tot op de dag van vandaag een raadsel: hij heeft zijn motieven nooit kenbaar gemaakt.

Ook de Anjerrevolutie van 1974 heeft uiteindelijk geen nadelig effect gehad op de verering van de volksheilige. Misschien wel het tegendeel. De (te) snelle politieke en sociale veranderingen van de laatste dertig jaar hebben er juist voor gezorgd dat Santa Adelaide een dierbaar plekje in de Portugese volksziel heeft behouden als baken in roerige tijden. Dat bleek nog eens toen in 1985 haar honderdste sterfdag herdacht werd: meer dan 55.000 pelgrims woonden de plechtigheden bij. Daar is dan ook wel alle reden toe. Veel Portugezen bidden tot haar om hulp. En vaak niet tevergeefs. Santa Adelaide zou al veel mensen in hun nood en verdriet bijgestaan hebben. Er zou zelfs sprake van wonderen zijn. De foto's en briefjes die de pelgrims achterlaten zijn hiervan de stille getuigen. In het aan haar gewijde museum staan bijvoorbeeld modellen van vissersboten, geschonken door dankbare vissers die door haar interventie een vreselijke storm zouden hebben overleefd zoals in oktober 1925. Maar niet alleen vissers, ze schijnt ook ongetrouwde meisjes te helpen bij het vinden van een bruidegom. De grote hoeveelheid bruidsjurken in het museum geeft aan dat de heilige ook voor hun smeekbeden niet doof bleef. Indrukwekkend is de collectie foto's van jongemannen die in de periode 1962-1975 gedwongen werden om in de koloniën tegen de diverse onafhankelijkheidsbewegingen te vechten, een oorlog die duizenden eenvoudige boerenjongens het leven gekost heeft. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er nog elke dag rijen pelgrims langs haar sarcofaag trekken. Mogen we binnenkort ook Co Adriaanse als trainer van de nieuwe Portugese kampioen in Arcozelo verwachten?
 
*********************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer,Carlo
van Praag en Frits Hoorweg.


© 2006 Jeroen Dewulf / Menno Postma meer Jeroen Dewulf / Menno Postma - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Santa Adelaide, een Portugese volksheilige Jeroen Dewulf / Menno Postma
0308Brief
Wat doordeweeks een gewone landweg is ontpopt zich op zondag tot de snelweg van het Portugese volksgeloof: de weg van Miramar naar Arcozelo. Dan rijden er gemiddeld zo'n dertig bussen met vrome pelgrims naar de kapel van Santa Adelaide. Vol vervoering schuiven de gelovigen op hun knieën tot aan de sarcofaag, waar anderen al met tranen in de ogen hun smeekbeden verwoorden. De ex-voto's stapelen zich op: wassen lichaamsdelen, foto's, pelgrimsstaven en zelfs mensenbeelden op ware grootte vullen de kapel. Hoewel niet officieel erkend door de katholieke kerk is er na Fátima in Portugal geen bedevaartsoord dat zoveel pelgrims aantrekt. Wat is de kracht van Santa Adelaide dat zelfs de spelers van de FC Porto haar na hun Europacupoverwinning in 1987 een wedstrijdshirt schonken?

Maria Adelaide de Sam José e Sousa, de aanstichter van al deze uitingen van devotie, overleed precies 120 jaar geleden op 4 september 1885. Oud is ze niet geworden want de in 1835 geboren Adelaide – stammend uit de gegoede burgerij van Porto – had een ernstige longziekte, een veel voorkomend verschijnsel in die tijd. Al jong wijdde zij haar leven aan de kerk en trad toe tot het klooster van Corpus Christi in Vila Nova de Gaia, de zusterstad van Porto aan de andere kant van de rivier de Douro. Ze bleef er niet lang, haar ziekte dwong haar het vochtige en kille klooster te verruilen voor de ruime woning van een gastfamilie in Porto. Hoewel zij het klooster verlaten had betekende dit nog niet dat zij door de zusters en het personeel vergeten was. Iedereen herinnerde zich de altijd vriendelijke en opgewekte vrouw die een goed woord over had voor iedereen, van hoog tot laag: een zeldzaam verschijnsel in het toentertijd erg hiërarchische Portugal. De gezondheid van Adelaide bleef er het hoofdonderwerp van gesprek. Vooral de wasvrouw uit het landelijke Arcozelo, zo'n tien kilometer ten zuiden van Porto, trok zich haar lot erg aan en vertelde in haar dorpje over de zieke Adelaide. De boeren – vaak zelf getroffen door het noodlot – verwenden haar met bloemen, groenten en vers fruit. Was het daarom dat Adelaide in 1876 besloot haar laatste jaren in hun dorp door te brengen? Vast staat dat haar arts de frisse zeelucht en de dennenbossen, die toen nog overal in de buurt van Arcozelo te vinden waren, als laatste middel zag om het leven van Adelaide nog met enkele jaren te rekken. Bovendien was ze meer dan welkom bij de dorpsbewoners die haar in alles probeerden te ondersteunen; er werd zelfs een huis voor haar gebouwd.

In mei 1876 was het zover. Vergezeld door haar arts en bevriende families trok zij naar haar nieuwe onderkomen. Niet tevergeefs, haar gezondheid verbeterde zienderogen, wat door de leden van de dorpsgemeenschap als een wonder werd ervaren. Adelaide nam haar vertrouwde werkzaamheden weer op. Haar kantwerk en gebakjes vonden gretig aftrek bij de rijke burgerij in Porto. Het geld dat ze hiermee verdiende gebruikte ze om haar onkosten te dekken, maar ook om de verarmde plattelandsbevolking van het dorp te ondersteunen. Kinderen waren dol op haar en deze genegenheid was wederzijds; Adelaide gaf ze brood, snoepjes en kleding. Haar zelfgemaakte hoestdrank deed wonderen. Ook het geloof werd niet vergeten, ze catechiseerde de kinderen en leerde ze bidden. Zonder onderscheid naar rang en stand kon iedereen op haar hulp rekenen. Adelaide was niet alleen populair bij de mensen. Volgens de verhalen schaarden ook de dieren zich rond haar – een waar Sint Franciscusmotief. Wanneer haar gezondheid het even toeliet wandelde zij door de dennenbossen naar het strand van Granja, waar ze urenlang in de nabijheid van de zee en de dieren mediteerde. Op een dag verslechterde haar gezondheid echter als gevolg van een verkoudheid. Kinderen en volwassenen verzamelden zich biddend rond haar huis. Hun goede intenties ten spijt overleed Maria Adelaide op 4 september 1885, met een gelukzalige glimlach rond haar mond.

Dertig jaar later voltrok zich het mirakel. Op bevel van de gemeenteraad werd haar graf op 23 februari 1915 geruimd. Een zware loden kist werd naar boven gehaald en door de grafdelver geopend. Een geur van rozen zou hem tegemoet gekomen zijn en tot zijn verbijstering zag hij het ongeschonden lichaam van Adelaide, haar doodskleed nog altijd even wit. Snel sloot hij de kist en haalde er de leden van de gemeenteraad bij. Zij moesten maar beslissen wat er diende te gebeuren met het lichaam. Portugal was in die tijd net een republiek geworden en de nieuwe liberale regering volgde een antiklerikale koers. In Arcozelo was dit niet anders. Zonder enige piëteit besloten de gemeenteraadsleden zich te ontdoen van het lijk voordat de nog altijd zeer religieuze bevolking lucht kreeg van de zaak. Bij de apotheek werd een verzameling aan chemische substanties gehaald om zo het lijk te vernietigen. Hoewel tot geheimhouding verplicht kon de grafdelver het gebeurde toch niet voor zich houden en gedurende de nacht deed zijn verhaal als een lopend vuurtje de ronde. De vrouwen namen het voortouw bij de bescherming van het lijk, dat toen al meteen als a nossa santinha – onze lieve kleine heilige – werd aangeduid. De volgende dag zouden ze en masse naar het kerkhof trekken om verdere heiligschennis te voorkomen.

De grafdelver, net bekomen van de schrik van de dag ervoor, vond tot zijn stomme verbazing wel achthonderd mensen op het kerkhof, bereid om tegen elke prijs de nieuwe heilige te beschermen. Ze eisten dat de kist voor hun ogen zou worden opengemaakt. De autoriteiten stonden dat echter niet toe. Ze stelden de opgraving enkele dagen uit in de hoop dat de chemicaliën tegen die tijd hun werk hadden gedaan. Toen de bevolking lucht kreeg van de ware reden van het uitstel kwam het tot een echte volksopstand. De verontwaardiging was groot. Duizenden gelovigen trokken op zondag 27 februari naar het kerkhof van Arcozelo. De politie werd onder de voet gelopen en het lijk werd onder klokgelui opgegraven. De lucht betrok en er vielen regendruppels op de kist. Toen die werd opengemaakt spoelde de regen de chemicaliën weg, het carbonaat echter begon te schuimen en dreigde het gezicht te verminken. Onder luid geschreeuw veegden de vrouwen eigenhandig het ontbrande gif weg. Nog was het gevaar voor Adelaide niet geweken: vijftien man militaire politie verschenen ter plekke om desnoods met geweld de orde te herstellen. Onder de indruk van de massale devotie besloot de commandant in overleg met de vredesrechter om het lichaam van de heilige in een kapel op te baren. Er werd een comité opgericht om de heilige een eigen kapel te geven. Geld werd ingezameld en vijf jaar later werd ‘Santa Adelaide’ in een open sarcofaag ter ruste gelegd, zichtbaar voor iedereen. Nog altijd was haar lichaam intact en de geur van de in de kist aanwezige rozen verspreidde zich over de mensen...

Wie nu denkt dat Santa Adelaide gedragen door zoveel affectie van het volk in vrede kon rusten, komt bedrogen uit. De periode 1910-1926 was een roerig intermezzo in de Portugese geschiedenis: de invoering van een echte parlementaire republiek in Portugal was mislukt en de ene na de andere regering viel. De politieke onrust uitte zich in volksopstanden en gewelddadige activiteiten. Ook Santa Adelaide viel hieraan ten offer. In de nacht van 4 november 1924 werd Arcozelo door een bomexplosie opgeschrikt. De daders – waarschijnlijk behorend tot een antiklerikale politieke beweging – konden in het donker ontsnappen en werden nooit gevonden. De kapel lag er vreselijk bij, de deur was geheel ontzet en de houten stellage waarop de sarcofaag rustte was totaal vernield. Zelfs de kist van de volksheilige ontsnapte niet aan de vernietigende kracht van de bom. Maar gelukkig bleef Santa Adelaide zelf ongedeerd; een van de zijden van de kist hield wonder boven wonder stand. Weer een teken dat volgens de gelovigen de rol van Santa Adelaide nog steeds niet uitgespeeld was. Het bleef niet bij de bomaanslag. De geschenken – vaak van goud en zilver – die de pelgrims in de kapel achterlieten trokken de aandacht van minder devote lieden. Zij zagen in het roven van alle kostbaarheden een onvermoede bron van inkomsten. In december 1930 werden dieven tijdens hun werkzaamheden door agenten in de kraag gegrepen en in 1931 bleef een weinig gelukkige dief met zijn vingers klem zitten in de gleuf van het geldkistje bestemd voor de gulle gaven van de gelovigen.

Onder de dictatuur van Salazar – van 1928 tot 1974 – keerde de orde terug in het land. De katholieke dictator had weinig op met de verheffing van het volk en geloofde dat het volk beter zou gedijen bij het credo van de drie 'F's': Fado, Futebol en Fátima. Hoewel niet officieel door de katholieke kerk erkend paste het verhaal van Santa Adelaide uitstekend binnen het politieke gedachtegoed van Salazar. Vijftig jaar lang kon Santa Adelaide in vrede rusten. In de nacht van 10 op 11 juni 1981 – de dictatuur was ondertussen vervangen door een democratie – ging het echter weer mis toen een bende zijn slag sloeg. De beveiligingsbeambte werd verdoofd, de gebrandschilderde ramen ingeslagen en Santa Adelaide bleef beroofd van haar goud alleen achter. In de haast braken de dieven nog twee vingertopjes van de linkerhand van de zwaar getroffen heilige. De beroving schokte het hele land en werd in de pers breed uitgemeten.

Nog was het leed voor Santa Adelaide niet geleden, het ergste stond te gebeuren op 25 mei 1983: enkele minuten na twaalf ´s middags probeerde de 35-jarige bankbediende João Rodrigues Valério het lijk voor altijd te vernietigen. Valério was een tijdens de koloniale oorlog aan drugs verslaafde soldaat die bekend stond als een religieus fanaticus. Gewapend met een grote pikhouweel – verborgen in een zak – in zijn ene en een bos bloemen in zijn andere hand wachtte hij het geschikte moment af om toe te slaan. Toen hij alleen in de kapel was haalde hij zijn pikhouweel te voorschijn en begon op de heilige in te beuken. Het gezicht liep forse schade op, de gevolgen zijn nog steeds zichtbaar. De mensen, gealarmeerd door het lawaai, stroomden toe en de dader werd overmeesterd. De consternatie was groot, klokken begonnen te luiden, de sirenes van politie en brandweer gingen af. Binnen een half uur stond het plein voor de kapel vol met mensen, de een verdrietig, de ander woedend. De woede kreeg de overhand en de mensenmassa bewoog zich in de richting van het nabijgelegen politiebureau waar de dader inmiddels vastzat. Spannende momenten braken aan, de mensen eisten de uitlevering van de heiligschenner, een publieke lynchpartij dreigde. Gelukkig voor Valério hield de politiecommandant het hoofd koel en wist hij de menigte te kalmeren. Dat juist de diepgelovige Valério tot deze daad kwam is tot op de dag van vandaag een raadsel: hij heeft zijn motieven nooit kenbaar gemaakt.

Ook de Anjerrevolutie van 1974 heeft uiteindelijk geen nadelig effect gehad op de verering van de volksheilige. Misschien wel het tegendeel. De (te) snelle politieke en sociale veranderingen van de laatste dertig jaar hebben er juist voor gezorgd dat Santa Adelaide een dierbaar plekje in de Portugese volksziel heeft behouden als baken in roerige tijden. Dat bleek nog eens toen in 1985 haar honderdste sterfdag herdacht werd: meer dan 55.000 pelgrims woonden de plechtigheden bij. Daar is dan ook wel alle reden toe. Veel Portugezen bidden tot haar om hulp. En vaak niet tevergeefs. Santa Adelaide zou al veel mensen in hun nood en verdriet bijgestaan hebben. Er zou zelfs sprake van wonderen zijn. De foto's en briefjes die de pelgrims achterlaten zijn hiervan de stille getuigen. In het aan haar gewijde museum staan bijvoorbeeld modellen van vissersboten, geschonken door dankbare vissers die door haar interventie een vreselijke storm zouden hebben overleefd zoals in oktober 1925. Maar niet alleen vissers, ze schijnt ook ongetrouwde meisjes te helpen bij het vinden van een bruidegom. De grote hoeveelheid bruidsjurken in het museum geeft aan dat de heilige ook voor hun smeekbeden niet doof bleef. Indrukwekkend is de collectie foto's van jongemannen die in de periode 1962-1975 gedwongen werden om in de koloniën tegen de diverse onafhankelijkheidsbewegingen te vechten, een oorlog die duizenden eenvoudige boerenjongens het leven gekost heeft. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er nog elke dag rijen pelgrims langs haar sarcofaag trekken. Mogen we binnenkort ook Co Adriaanse als trainer van de nieuwe Portugese kampioen in Arcozelo verwachten?
 
*********************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door donaties van:
Katharina Kouwenhoven, Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer,Carlo
van Praag en Frits Hoorweg.
© 2006 Jeroen Dewulf / Menno Postma
powered by CJ2