archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
James Joyce in Marrakech Willem Minderhout

1206BS Marrakesh1

Marrakesj, Marrakech, Marrakesh, Marrakesch? Hoe spel je het eigenlijk? Ik houd het maar op Marrakech. Het heeft in ieder geval een mooi vliegveld. En het is er lekker warm. Vier uur eerder stonden we nog in de sneeuw. Er staat iemand op ons te wachten die ons naar onze riad in de medina zal brengen. Hij laadt onze bagage in een spiksplinternieuwe kruising tussen een taxi en een SUV en rijdt ons langs brede palmomzoomde boulevards naar het centrum. 

‘Wat saai’, denk ik. We rijden langs de stadsmuur. Op bankjes zitten net niet zoenende paartjes. De taxi rijdt door de poort en ‘bam’ … we bevinden ons in een andere wereld.  Op een pleintje met andere taxi’s en ezelkarretjes stopt hij. Hij kan niet verder.  Onze gastheer, Abderrahim, staat gelukkig op ons te wachten. Hij pakt onze bagage en schiet een steeg in. Aan weerszijden allemaal winkeltjes met van alles en nog wat. Hij slaat een hoek om en nog een hoek. De stegen worden steeds smaller en leger. Aan het eind van een doodlopend steegje moeten we zijn.  We bevinden ons opeens in een prachtig huis. Aicha heeft de thee en de koekjes al klaar gezet.  Alleen het betalen lukt niet. Geen van onze kaarten wordt geaccepteerd. We zullen wel gaan pinnen.

We willen naar Djemaa el Fna, het centrale plein in de medina. Makkelijk te vinden zegt Abderrahim. Almaar rechtdoor. We komen er snel achter dat rechtdoor in Marrakech een zeer relatief begrip is.  Gelukkig is er een aardige jongen die zich spontaan aandient als gids. Hij leidt ons door een wirwar van stegen en wil dan opeens geld. Hij kan me wat. Bovendien hebben we nog geen geld. Volgens mij weet ik wel ongeveer in welke richting we moeten lopen. De jongen ontpopt zich tot de soort die wij in het vervolg ‘de klever’ zullen noemen. Het lukt ons niet om hem af te schudden en wij oefenen ons alvast in de hogeschool van het negeren.

Het is donker op Djemaa el Fna. Overal stalletjes met sinaasappels en weet ik wat. Erg druk. We vinden een bank met een pin-apparaat. Werkt niet. En nog een andere bank. Werkt ook niet. Langzaam maar zeker beginnen we ons het fenomeen ‘werelddekking’ te herinneren. Dat hebben we dus niet. Hoe lossen we dat nu weer op?

We hebben dorst gekregen van dat gezwerf en we hebben nog wat euro’s. We willen een biertje. Dat moet toch wel lukken in zo’n toeristisch oord? Dat blijkt niet mee te vallen. Uiteindelijk worden we verwezen naar ‘Grand Hotel’ Tazi. Misschien is het ooit een Grand Hotel geweest,  nu is het een uitgewoond lokaal. Wel gezellig. Backpackers en kaartende Marokkanen. En ze hebben er bier. Marokkaans bier nog wel. Bij ieder flesje krijg je een bord popcorn en een schaaltje olijven.

Gelukkig is ‘werelddekking’ telefonisch te regelen. We zijn gered.

We bezoeken de Saadische graven en het Badii-paleis. Zeer indrukwekkend allemaal. Op de muren van het Badii-paleis zitten tientallen ooievaars. Ik vraag me af hoe ze die hier houden. Is er wel eten voor die beesten of worden ze bijgevoerd met eendagskuikens? In het paleiscomplex is een fotomuseum gevestigd. Ik verwacht foto’s van Marokko. Berbers in fraaie gewaden en zo. Tot mijn verbazing  is de eerste foto die ik zie een foto van Marilyn Monroe. Er blijkt een tentoonstelling met werken van Andre Kertesz en Berenice Abbott te zijn. Ineens sta ik oog in oog met een portret van James Joyce. ‘Wat doe jij hier?’, denk ik. Misschien denkt het portret hetzelfde.

Op Djemaa el Fna stopt iemand me een slang in mijn handen. Hij sleept me naar een mat waarop allerlei cobra’s liggen en grist er een op. Hij houdt de cobra boven mijn hoofd en beveelt S. om er een foto van te maken. Vervolgens zwiept hij de cobra op semirituele wijze tegen mijn borst om mij een lang en gezond leven te garanderen en vraagt 200 dirham. Twintig euro! Ik heb twee briefjes in mijn portemonnee: een van honderd en een van tweehonderd. Ik probeer hem ‘af te schepen’ met honderd. Dat is ook al veel te veel, maar wisselgeld vragen zit er geloof ik niet in. ‘Nee! Tweehonderd!’, zegt hij beslist. Ik ben overdonderd, zie de cobra vervaarlijk in mijn richting loeren en betaal. In het vervolg lopen we met een grote boog om mannen met slangen of aapjes heen.

Er zijn veel bedelaars in Marrakech. De bedelvrouwen hebben vrijwel allemaal een niqab aan. De ‘spoken’ noemen we ze. Sommige spoken zitten in de straathandel. Ze versieren je handen met henna, of ze verkopen armbanden. Op la Place des Ferblantiers lopen veel armbandverkoopsters rond. Ze houden er een erg agressieve verkoopmethode op na. Als de tiende me een hand vol armbanden onder mijn neus duwt zeg ik zeer nadrukkelijk: ‘Non, merci, Madame!’ De dame antwoordt me met een nog nadrukkelijker ‘De rien, Monsieur’ en loopt hooghartig door. Ik zou bijna alsnog een armband bij haar aanschaffen.

De niqabspoken hebben vaak een lange neus die over hun mondlapje steekt en een ziekenfondsbril op. Wat doen sommige mensen zichzelf aan. Toch maken ze geen onderworpen indruk. Sommigen rijden op een brommer keihard door de steegjes van de medina. Spookrijders.

We komen langs een van de vele restaurantjes. Deze zou je hip kunnen noemen. Een modern geklede en gekapte jongeman met een hipsterbaardje neemt onze bestelling op. Naast ons zitten drie vlotte meiden. Een van hen heeft een gitaar in haar handen en zingt Marvin Gaye’s oude tophit ‘Sexual Healing’. Marvin Gaye is natuurlijk iets vanuit de steentijd, dus S. vraagt of dit de versie van Ben Harper is. Het meisje beaamt dat. S. is een ‘niet meer aangetrouwde achtertante’ van de wereldberoemde popster Ben Harper, dus daar kan ze smakelijk over vertellen. Ik heb hem ook wel eens ontmoet toen Ben nog een wat verlegen achttienjarige jongen was. De meiden hangen aan onze lippen en we kletsen wat af. Ze spreken vloeiend Frans en ik vraag ze of ze hier ook op vakantie zijn. ‘Nee, we wonen hier om de hoek’, antwoorden ze tot mijn stomme verbazing. Door alle winkeliers, straatartiesten, bedelaars, spookjes en bietsers is mijn beeld van Marrakech wat verwrongen blijkbaar. Er wonen ook mensen die als twee druppels water op ons lijken.  ‘Ach, die vrouwen met die niqabs’, zegt de hippe barman even later, ‘dat is maar zo’n 2% van de bevolking. Niets om je druk over te maken.’

In het Franstalige blad TelQuel staat dat Marokko in de top drie staat van leveranciers van strijders aan Daech, de Islamitische staat. Het blad maakt zich ernstig1206BS Marrakesh2 zorgen over de gevolgen als deze strijders weer naar Marokko terugkeren.  Ik heb dit artikeltje nog maar net uit, als S. meedeelt dat ik me moet laten scheren. De barbier waar ik binnenloop heeft een woeste baard. Hij zal toch niet? Ik kan niet meer terug en word grondig ingezeept. Daar komt het mes. Het ziet er angstaanjagend uit. Het schraapt over mijn wangen, over mijn keel, millimeters verwijderd van mijn halsslagaders …  Een paar  minuten later loop ik opgelucht en gladgeschoren naar buiten.

Altijd afdingen, altijd vooraf prijsafspraken maken. Een keer wijken we daar vanaf. We gaan naar de leerlooierijen. Een jongen leidt ons langs de bakken waar kamelen- en koeienhuiden worden gelooid en geverfd. We krijgen een bosje munt om de stank te verdrijven. De stank valt mee. Het looien, dat met natuurlijke ammoniak van duivenpoep gebeurt, is gelukkig al achter de rug. Zwermen duiven die de poep moeten leveren scheren over ons hoofd. Vandaag wordt er geverfd. Mannen staan tot hun middel in bakken vol natuurlijke verfmengsels en huiden van kamelen en koeien die in de bergen zijn geslacht. We hebben geluk dat er nu gewerkt wordt, want dat is maar twee dagen per maand het geval. De rondleiding eindigt – niet echt verrassend - in een winkel, waar we hartelijk ontvangen worden door een glimlachende handelaar die als twee druppels water op de Fenicische koopman uit Asterix lijkt. Met veel plichtplegingen nodigt hij ons uit om een kopje thee met hem te drinken. We wijzen dat zo vriendelijk mogelijk af door een druk leven te veinzen. De thee mogen we overslaan, maar we moeten natuurlijk wel alle wonderbaarlijke kwaliteiten van zijn geweven stoffen en zijn lederwaren aan een nadere inspectie onderwerpen. ‘Hier heeft een Berbervrouw drie maanden non stop aan geweven. Ziet u: totaal onbrandbaar. Gaat een levenlang mee!’  De prijzen zijn navenant. Gelukkig heb ik nog een broekriem nodig. Na flink afdingen voelen we ons slechts matig genept. Uiteraard volgt nog een flinke fooi voor onze gids. Het was de moeite waard.

Achter in de winkeltjes van de poeliers staan hokken vol levende kippen. In de loop van de dag worden die hokken steeds leger. De katten van Marrakech smullen van de kippenkoppen.

Een groot Joods kerkhof herinnert eraan dat Marrakech ooit een bloeiende Joodse gemeenschap had. Het kerkhof wordt opgeknapt. Als we het betreden komt iemand toesnellen die me een keppeltje aanreikt. Na afloop lever ik mijn keppeltje weer in. De man blijkt de beheerder te zijn. Ik spreek mijn verbazing uit over de vele Meijers die we hebben aangetroffen. Waren er ook Ashkenazim in Marrakech? Hij legt uit dat ‘Meijer’ een veelvoorkomende voornaam van Sephardische Joden is. Ashkenazim liggen hier niet. Ik vraag hem of hij zelf Joods is. Nee, hij is Muzelman. Er wonen nog maar 112 Joden in Marrakech. Ouwetjes.
Er schijnt ook nog een synagoge te zijn. ‘Synagogue? Synagogue?’, klinkt het uit vele kelen. Wij willen geen ‘klevers’ meer en gaan snel de andere kant op.

Net buiten de medina ligt een park. Het heet het Cyber Parc. Rare naam, maar het is er prachtig en – vreemd genoeg – rustig.  Er blijkt een paviljoentje met PC’s in te staan. Dat verklaart waarschijnlijk de ‘Cyber’. Het is gesloten. Iemand vraagt me iets. Automatisch zeg ik ‘non’. Het blijkt echter een alleraardigste man te zijn die vraagt of ik een foto van zijn vriend en hem wil maken. Ik schaam me voor mijn ‘non’-reflex en doe mijn best ze zo goed mogelijk te portretteren. In de buurt van het Cyber Parc verkopen ze jus d’avocado. Gedreven door nieuwsgierigheid bestel ik een glas. Tot mijn verbazing is het erg lekker.

De minaretten van Marrakech bieden tegen elkaar op tijdens de oproep tot het gebed. Minstens zeven versterkte oproepen loeien door elkaar in een soort wedstrijd wie het godvruchtigst – en het hardst –  klinkt. Niemand lijkt er acht op te slaan. Ik vind kerkklokken minder irritant.

Le Jardin Majorelle ligt vlak buiten de medina in het nieuwe gedeelte van Marrakech. Deze tuin is ingericht door de Franse schilder Majorelle en opgeknapt door Yves St. Laurent. Op de weg erheen komen we langs een restaurantje waar in het Nederlands ‘Fijne feestdagen en een gelukkig nieuwjaar’ op de ruit is geschreven. Majorelle is druk, maar mooi. We komen een leuk Marokkaans-Nederlands paar tegen. Op de terugweg komen we langs een minimarket die volgestouwd blijkt te zijn met drank. Kunnen we toch nog oudjaar vieren!

Marokkaanse wijn is prima. Marokkaanse whisky is erger dan vieux, maar ach, het kost weinig. De drank die ik zou willen omschrijven als vijgen eau de vie is heerlijk!

De Medersa ben Youssef is een indrukwekkende antieke Koranschool, of liever het internaat van die school.  Bij de entreeprijs zit toegang tot het Musée de Marrakech inbegrepen. Dat museum blijkt veel moderne kunst te hebben. Prachtig! Het harmonieert eigenlijk goed met al het traditionele houtsnijwerk en mozaïek. Zo is Marokko, denk ik.

We gaan met de taxi naar de Jardins de Menara. Het is er vrij druk. Wij snappen niet waarom. De olijfbomen, waartussen kleine zilverreigers scharrelen, zijn wel mooi, maar niet spectaculair. We komen bij een grote vijver. In de hoek worden karpers gevoerd. Langs de vijver staan tribunes opgesteld. Ik vraag aan een medebezoeker of hier een of andere sport wordt uitgeoefend. Roeien of zo. ‘Nee’, zegt hij, ‘hier is jaren geleden een modeshow georganiseerd. De modellen liepen over loopplanken in het water.  Die tribunes zijn daarna gewoon blijven staan.’

We lopen terug naar de medina. Buiten de stadsmuren staan her en der kamelen geparkeerd. Die mogen blijkbaar de stad niet in. Sommige palmbomen blijken GSM-masten te zijn.  Over de stoep schuifelen niqabspookjes en mannen met djellaba’s met van die puntmutsen langs een affiche met een vlot meisje dat lekker even gaat schaatsen op de kunstijsbaan van de Menara Mall.

Tijd om weg te gaan. Kennen we Marrakech nu? Snappen we iets van Marokko? Ik twijfel. Maar het was zeer de moeite waard, dus de volgende keer snappen we misschien meer!

The Marrakesh Express

------------------------------------------------
De foto's zijn gemaakt door de schrijver
---------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD’s en veel meer
bij bolcom via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel


© 2015 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
James Joyce in Marrakech Willem Minderhout
1206BS Marrakesh1

Marrakesj, Marrakech, Marrakesh, Marrakesch? Hoe spel je het eigenlijk? Ik houd het maar op Marrakech. Het heeft in ieder geval een mooi vliegveld. En het is er lekker warm. Vier uur eerder stonden we nog in de sneeuw. Er staat iemand op ons te wachten die ons naar onze riad in de medina zal brengen. Hij laadt onze bagage in een spiksplinternieuwe kruising tussen een taxi en een SUV en rijdt ons langs brede palmomzoomde boulevards naar het centrum. 

‘Wat saai’, denk ik. We rijden langs de stadsmuur. Op bankjes zitten net niet zoenende paartjes. De taxi rijdt door de poort en ‘bam’ … we bevinden ons in een andere wereld.  Op een pleintje met andere taxi’s en ezelkarretjes stopt hij. Hij kan niet verder.  Onze gastheer, Abderrahim, staat gelukkig op ons te wachten. Hij pakt onze bagage en schiet een steeg in. Aan weerszijden allemaal winkeltjes met van alles en nog wat. Hij slaat een hoek om en nog een hoek. De stegen worden steeds smaller en leger. Aan het eind van een doodlopend steegje moeten we zijn.  We bevinden ons opeens in een prachtig huis. Aicha heeft de thee en de koekjes al klaar gezet.  Alleen het betalen lukt niet. Geen van onze kaarten wordt geaccepteerd. We zullen wel gaan pinnen.

We willen naar Djemaa el Fna, het centrale plein in de medina. Makkelijk te vinden zegt Abderrahim. Almaar rechtdoor. We komen er snel achter dat rechtdoor in Marrakech een zeer relatief begrip is.  Gelukkig is er een aardige jongen die zich spontaan aandient als gids. Hij leidt ons door een wirwar van stegen en wil dan opeens geld. Hij kan me wat. Bovendien hebben we nog geen geld. Volgens mij weet ik wel ongeveer in welke richting we moeten lopen. De jongen ontpopt zich tot de soort die wij in het vervolg ‘de klever’ zullen noemen. Het lukt ons niet om hem af te schudden en wij oefenen ons alvast in de hogeschool van het negeren.

Het is donker op Djemaa el Fna. Overal stalletjes met sinaasappels en weet ik wat. Erg druk. We vinden een bank met een pin-apparaat. Werkt niet. En nog een andere bank. Werkt ook niet. Langzaam maar zeker beginnen we ons het fenomeen ‘werelddekking’ te herinneren. Dat hebben we dus niet. Hoe lossen we dat nu weer op?

We hebben dorst gekregen van dat gezwerf en we hebben nog wat euro’s. We willen een biertje. Dat moet toch wel lukken in zo’n toeristisch oord? Dat blijkt niet mee te vallen. Uiteindelijk worden we verwezen naar ‘Grand Hotel’ Tazi. Misschien is het ooit een Grand Hotel geweest,  nu is het een uitgewoond lokaal. Wel gezellig. Backpackers en kaartende Marokkanen. En ze hebben er bier. Marokkaans bier nog wel. Bij ieder flesje krijg je een bord popcorn en een schaaltje olijven.

Gelukkig is ‘werelddekking’ telefonisch te regelen. We zijn gered.

We bezoeken de Saadische graven en het Badii-paleis. Zeer indrukwekkend allemaal. Op de muren van het Badii-paleis zitten tientallen ooievaars. Ik vraag me af hoe ze die hier houden. Is er wel eten voor die beesten of worden ze bijgevoerd met eendagskuikens? In het paleiscomplex is een fotomuseum gevestigd. Ik verwacht foto’s van Marokko. Berbers in fraaie gewaden en zo. Tot mijn verbazing  is de eerste foto die ik zie een foto van Marilyn Monroe. Er blijkt een tentoonstelling met werken van Andre Kertesz en Berenice Abbott te zijn. Ineens sta ik oog in oog met een portret van James Joyce. ‘Wat doe jij hier?’, denk ik. Misschien denkt het portret hetzelfde.

Op Djemaa el Fna stopt iemand me een slang in mijn handen. Hij sleept me naar een mat waarop allerlei cobra’s liggen en grist er een op. Hij houdt de cobra boven mijn hoofd en beveelt S. om er een foto van te maken. Vervolgens zwiept hij de cobra op semirituele wijze tegen mijn borst om mij een lang en gezond leven te garanderen en vraagt 200 dirham. Twintig euro! Ik heb twee briefjes in mijn portemonnee: een van honderd en een van tweehonderd. Ik probeer hem ‘af te schepen’ met honderd. Dat is ook al veel te veel, maar wisselgeld vragen zit er geloof ik niet in. ‘Nee! Tweehonderd!’, zegt hij beslist. Ik ben overdonderd, zie de cobra vervaarlijk in mijn richting loeren en betaal. In het vervolg lopen we met een grote boog om mannen met slangen of aapjes heen.

Er zijn veel bedelaars in Marrakech. De bedelvrouwen hebben vrijwel allemaal een niqab aan. De ‘spoken’ noemen we ze. Sommige spoken zitten in de straathandel. Ze versieren je handen met henna, of ze verkopen armbanden. Op la Place des Ferblantiers lopen veel armbandverkoopsters rond. Ze houden er een erg agressieve verkoopmethode op na. Als de tiende me een hand vol armbanden onder mijn neus duwt zeg ik zeer nadrukkelijk: ‘Non, merci, Madame!’ De dame antwoordt me met een nog nadrukkelijker ‘De rien, Monsieur’ en loopt hooghartig door. Ik zou bijna alsnog een armband bij haar aanschaffen.

De niqabspoken hebben vaak een lange neus die over hun mondlapje steekt en een ziekenfondsbril op. Wat doen sommige mensen zichzelf aan. Toch maken ze geen onderworpen indruk. Sommigen rijden op een brommer keihard door de steegjes van de medina. Spookrijders.

We komen langs een van de vele restaurantjes. Deze zou je hip kunnen noemen. Een modern geklede en gekapte jongeman met een hipsterbaardje neemt onze bestelling op. Naast ons zitten drie vlotte meiden. Een van hen heeft een gitaar in haar handen en zingt Marvin Gaye’s oude tophit ‘Sexual Healing’. Marvin Gaye is natuurlijk iets vanuit de steentijd, dus S. vraagt of dit de versie van Ben Harper is. Het meisje beaamt dat. S. is een ‘niet meer aangetrouwde achtertante’ van de wereldberoemde popster Ben Harper, dus daar kan ze smakelijk over vertellen. Ik heb hem ook wel eens ontmoet toen Ben nog een wat verlegen achttienjarige jongen was. De meiden hangen aan onze lippen en we kletsen wat af. Ze spreken vloeiend Frans en ik vraag ze of ze hier ook op vakantie zijn. ‘Nee, we wonen hier om de hoek’, antwoorden ze tot mijn stomme verbazing. Door alle winkeliers, straatartiesten, bedelaars, spookjes en bietsers is mijn beeld van Marrakech wat verwrongen blijkbaar. Er wonen ook mensen die als twee druppels water op ons lijken.  ‘Ach, die vrouwen met die niqabs’, zegt de hippe barman even later, ‘dat is maar zo’n 2% van de bevolking. Niets om je druk over te maken.’

In het Franstalige blad TelQuel staat dat Marokko in de top drie staat van leveranciers van strijders aan Daech, de Islamitische staat. Het blad maakt zich ernstig1206BS Marrakesh2 zorgen over de gevolgen als deze strijders weer naar Marokko terugkeren.  Ik heb dit artikeltje nog maar net uit, als S. meedeelt dat ik me moet laten scheren. De barbier waar ik binnenloop heeft een woeste baard. Hij zal toch niet? Ik kan niet meer terug en word grondig ingezeept. Daar komt het mes. Het ziet er angstaanjagend uit. Het schraapt over mijn wangen, over mijn keel, millimeters verwijderd van mijn halsslagaders …  Een paar  minuten later loop ik opgelucht en gladgeschoren naar buiten.

Altijd afdingen, altijd vooraf prijsafspraken maken. Een keer wijken we daar vanaf. We gaan naar de leerlooierijen. Een jongen leidt ons langs de bakken waar kamelen- en koeienhuiden worden gelooid en geverfd. We krijgen een bosje munt om de stank te verdrijven. De stank valt mee. Het looien, dat met natuurlijke ammoniak van duivenpoep gebeurt, is gelukkig al achter de rug. Zwermen duiven die de poep moeten leveren scheren over ons hoofd. Vandaag wordt er geverfd. Mannen staan tot hun middel in bakken vol natuurlijke verfmengsels en huiden van kamelen en koeien die in de bergen zijn geslacht. We hebben geluk dat er nu gewerkt wordt, want dat is maar twee dagen per maand het geval. De rondleiding eindigt – niet echt verrassend - in een winkel, waar we hartelijk ontvangen worden door een glimlachende handelaar die als twee druppels water op de Fenicische koopman uit Asterix lijkt. Met veel plichtplegingen nodigt hij ons uit om een kopje thee met hem te drinken. We wijzen dat zo vriendelijk mogelijk af door een druk leven te veinzen. De thee mogen we overslaan, maar we moeten natuurlijk wel alle wonderbaarlijke kwaliteiten van zijn geweven stoffen en zijn lederwaren aan een nadere inspectie onderwerpen. ‘Hier heeft een Berbervrouw drie maanden non stop aan geweven. Ziet u: totaal onbrandbaar. Gaat een levenlang mee!’  De prijzen zijn navenant. Gelukkig heb ik nog een broekriem nodig. Na flink afdingen voelen we ons slechts matig genept. Uiteraard volgt nog een flinke fooi voor onze gids. Het was de moeite waard.

Achter in de winkeltjes van de poeliers staan hokken vol levende kippen. In de loop van de dag worden die hokken steeds leger. De katten van Marrakech smullen van de kippenkoppen.

Een groot Joods kerkhof herinnert eraan dat Marrakech ooit een bloeiende Joodse gemeenschap had. Het kerkhof wordt opgeknapt. Als we het betreden komt iemand toesnellen die me een keppeltje aanreikt. Na afloop lever ik mijn keppeltje weer in. De man blijkt de beheerder te zijn. Ik spreek mijn verbazing uit over de vele Meijers die we hebben aangetroffen. Waren er ook Ashkenazim in Marrakech? Hij legt uit dat ‘Meijer’ een veelvoorkomende voornaam van Sephardische Joden is. Ashkenazim liggen hier niet. Ik vraag hem of hij zelf Joods is. Nee, hij is Muzelman. Er wonen nog maar 112 Joden in Marrakech. Ouwetjes.
Er schijnt ook nog een synagoge te zijn. ‘Synagogue? Synagogue?’, klinkt het uit vele kelen. Wij willen geen ‘klevers’ meer en gaan snel de andere kant op.

Net buiten de medina ligt een park. Het heet het Cyber Parc. Rare naam, maar het is er prachtig en – vreemd genoeg – rustig.  Er blijkt een paviljoentje met PC’s in te staan. Dat verklaart waarschijnlijk de ‘Cyber’. Het is gesloten. Iemand vraagt me iets. Automatisch zeg ik ‘non’. Het blijkt echter een alleraardigste man te zijn die vraagt of ik een foto van zijn vriend en hem wil maken. Ik schaam me voor mijn ‘non’-reflex en doe mijn best ze zo goed mogelijk te portretteren. In de buurt van het Cyber Parc verkopen ze jus d’avocado. Gedreven door nieuwsgierigheid bestel ik een glas. Tot mijn verbazing is het erg lekker.

De minaretten van Marrakech bieden tegen elkaar op tijdens de oproep tot het gebed. Minstens zeven versterkte oproepen loeien door elkaar in een soort wedstrijd wie het godvruchtigst – en het hardst –  klinkt. Niemand lijkt er acht op te slaan. Ik vind kerkklokken minder irritant.

Le Jardin Majorelle ligt vlak buiten de medina in het nieuwe gedeelte van Marrakech. Deze tuin is ingericht door de Franse schilder Majorelle en opgeknapt door Yves St. Laurent. Op de weg erheen komen we langs een restaurantje waar in het Nederlands ‘Fijne feestdagen en een gelukkig nieuwjaar’ op de ruit is geschreven. Majorelle is druk, maar mooi. We komen een leuk Marokkaans-Nederlands paar tegen. Op de terugweg komen we langs een minimarket die volgestouwd blijkt te zijn met drank. Kunnen we toch nog oudjaar vieren!

Marokkaanse wijn is prima. Marokkaanse whisky is erger dan vieux, maar ach, het kost weinig. De drank die ik zou willen omschrijven als vijgen eau de vie is heerlijk!

De Medersa ben Youssef is een indrukwekkende antieke Koranschool, of liever het internaat van die school.  Bij de entreeprijs zit toegang tot het Musée de Marrakech inbegrepen. Dat museum blijkt veel moderne kunst te hebben. Prachtig! Het harmonieert eigenlijk goed met al het traditionele houtsnijwerk en mozaïek. Zo is Marokko, denk ik.

We gaan met de taxi naar de Jardins de Menara. Het is er vrij druk. Wij snappen niet waarom. De olijfbomen, waartussen kleine zilverreigers scharrelen, zijn wel mooi, maar niet spectaculair. We komen bij een grote vijver. In de hoek worden karpers gevoerd. Langs de vijver staan tribunes opgesteld. Ik vraag aan een medebezoeker of hier een of andere sport wordt uitgeoefend. Roeien of zo. ‘Nee’, zegt hij, ‘hier is jaren geleden een modeshow georganiseerd. De modellen liepen over loopplanken in het water.  Die tribunes zijn daarna gewoon blijven staan.’

We lopen terug naar de medina. Buiten de stadsmuren staan her en der kamelen geparkeerd. Die mogen blijkbaar de stad niet in. Sommige palmbomen blijken GSM-masten te zijn.  Over de stoep schuifelen niqabspookjes en mannen met djellaba’s met van die puntmutsen langs een affiche met een vlot meisje dat lekker even gaat schaatsen op de kunstijsbaan van de Menara Mall.

Tijd om weg te gaan. Kennen we Marrakech nu? Snappen we iets van Marokko? Ik twijfel. Maar het was zeer de moeite waard, dus de volgende keer snappen we misschien meer!

The Marrakesh Express

------------------------------------------------
De foto's zijn gemaakt door de schrijver
---------------------------------------------
Bestel uw boeken, CD’s en veel meer
bij bolcom via de banner rechts.
Dan steunt u De Leunstoel
© 2015 Willem Minderhout
powered by CJ2