archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Panama in een doosje Herman Frederiks

Het is me dan toch gelukt, ik heb het gevonden: een doosje voor mijn Panamahoed. Ik zoek er al jaren naar. De betere Panamahoed is namelijk oprolbaar en past in een kleine langwerpige doos. Steeds als ik in Amsterdam voorbij een hoedenwinkel kom, bijvoorbeeld de English Hatter op de Heiligeweg, loop ik even binnen. Het antwoord is steevast: 'Ja, we weten dat het
bestaat maar wij hebben ze niet.'
 
Als ik naar warme streken op reis ga sta ik elke keer voor de moeilijke beslissing of ik mijn hoed zal meenemen of niet. Ik heb er een bloedhekel aan om midden in de winter in Amsterdam in de taxi te stappen met mijn strooien hoed op. Als je met zo'n hoed op rondloopt op Schiphol, denken ze ofwel dat je een aansteller bent of, wat nog veel erger is, ze zien je aan voor een Texaan. Want wie ziet nou het verschil tussen een echte Panamahoed en een Stetson uit Houston? Vervolgens doe ik tijdens de lange vliegreis naar het verre warme land geen oog dicht, omdat ik mijn medepassagiers ervan verdenk dat ze op het punt staan om met hun loodzware computercase of hun harde zware koffer mijn hoed in het compartiment voor de handbagage te verpletteren.
 
Toen onlangs bleek dat mijn frequent flyer miles van een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij toereikend waren voor een bezoek aan Panama, was de beslissing snel genomen. In de krant las ik dat de betreffende maatschappij in financiele moeilijkheden dreigde te raken, als ik niet snel was kon ik dus wel fluiten naar mijn gratis snoepreisje. Op naar Panama dus, waar anders zou ik een mooier passend hoedendoosje kunnen vinden dan in het land van de Panamahoed? Mijn hoed had ik veiligheidshalve maar thuis gelaten.
Ter voorbereiding had ik een boek van Tom Miller gekocht (ook in het Nederlands vertaald) met als titel The Panama Hat Trail. Op de achterflap stond dat het een relaas was van een zoektocht naar de oorsprong van de hoed en het zou de lezer een 'levendig en fascinerend beeld' schetsen van de wereldhandel waarin 'velen hard sappelen voor weinig en slechts enkelen de winst opstrijken'. Een boek dus met een hoog Max Havelaargehalte, wat wil je nog meer?
 
Waarschijnlijk is het een neurotische afwijking dat ik altijd een lijstje in mijn hoofd heb van dingen die erg handig zijn, waarvan ik weet dat ze bestaan maar ze zijn alleen nergens te krijgen. Een voorbeeld daarvan is de mini-stofzuiger, een klein apparaatje op batterijen van niet veel meer dan tien centimeter lang dat onder andere gebruikt wordt om computers van binnen stofvrij te maken. Ooit had ik van een camerareparateur gehoord dat een van de grootste fouten van cameragebruikers is dat ze stof uit de camera blazen, bijvoorbeeld bij het wisselen van een film. Voor dat doel zijn allerlei handige gadgets voorhanden varierend van spuitbusjes tot rubberen blaasbalgjes. Fout, fout, fout! De reparateur legde mij uit dat dit de beste manier is om je camera naar de filistijnen te helpen. Immers je blaast een deel van het stof naar binnen. Dat nestelt zich vervolgens in het fijne mechanische en electronische instrumentarium van de camera totdat het apparaat afwijkingen gaat vertonen of helemaal de geest geeft. De enige oplossing was volgens hem het mini-stofzuigertje. 'Je kunt ze zo kopen bij de Kijkshop of Blokker en dat soort winkels.'
 
Zo'n uitspraak betekent voor mij het begin van een lange zoektocht. Het allochtone jonge meisje bij de Kijkshop keek mij verdwaasd aan na mijn verhaal.Na enige uitleg leidde ze mij naar de vitrine van de stofzuigers. 'U bedoelt zeker een kruimeldief.' Ze wees op een apparaat van zo'n dertig centimeter. Op naar Blokker dus, in de derde winkel werd de cheffin, een oudere dame, erbij geroepen die het apparaatje kende. 'Jaren geleden hadden we het in de aanbieding'. Ze adviseerde een computerwinkel. 'Een onwijs gaaf idee zo'n stofzuigertje', riep de jonge verkoper in de computerzaak uit. 'Wat zou dat handig zijn. Als ik mijn computer uit elkaar heb zit ik altijd met die grote stofzuiger te klooien. Die ventilatoren lopen steeds vast door die rotstof.' Ik voelde me erkend maar ik kwam zo0203 Panamahoed geen stap verder. Na een zoektocht op het internet gaf ik het op, maar het apparaat bleef permanent op het lijstje in mijn achterhoofd.
 
De empathische lezer kan misschien begrijpen wat er door me heen ging toen ik enkele jaren later bij Staples, een gigantische kantoorboekhandel in New York, de 'microvacuumcleaner' zag liggen. Precies wat ik zocht. Niet veel langer dan tien centimeter en overal te gebruiken met de vier AA-batterijtjes. Dat zijn momenten van grote triomf en blijdschap. Het apparaatje blijkt echt te bestaan.
 
Terug naar de Panamahoed. In het vliegtuig naar Panama sloeg ik het boek van Miller open. De schok was groot. In het voorwoord van Tony Hillerman las ik dat Panamahoeden niet uit Panama komen. Ze komen uit Ecuador, duizenden kilometers verderop. De term Panamahoed is populair geworden toen de Amerikaanse president Theodore Roosevelt in 1906 met zo'n hoed op alle foto's in de kranten verscheen. Dat was bij een werkbezoek tijdens de aanleg van het Panamakanaal. De hoed werd in de Verenigde Staten een rage en kreeg de naam Panamahoed. Stel je voor dat Roosevelt in die tijd Edammer kaas had gegeten in Parijs: dan zou er nu nog gesproken worden van Parijse kaas.
 
Fanatieke anti-Amerikanen zullen dit hoedenverhaal het zoveelste bewijs vinden van het Amerikaanse culturele kolonialisme. Over kolonialisme gesproken: in het boek van Miller, overigens een prima reisverhaal over Ecuador, word geschetst hoe de hoedenvlechters aldaar een paar dollar krijgen voor een hoed waar ze soms weken aan gewerkt hebben. De betere exemplaren worden na een lange tocht met veel tussenhandelaren, die steeds meer dollars in eigen zak steken, in New York en San Diego verkocht voor bedragen tot vijfhonderd dollar. De tussenhandel schijnt grotendeels via Panama te lopen, het handelscentrum dat nog steeds een spilfunctie vervult tussen Noord en Zuid-Amerika.
 
Eenmaal in Panama City geland ben ik toch op zoek gegaan naar een doosje voor mijn Panamahoed. Er bleek nauwelijks een hoed te vinden. Gewone Panamezen dragen baseballpetten. Ik herinner me nog Noriega de onfortuinlijke Panamese president die in 1989 bij de inval van de Amerikaanse 'marines' werd opgepakt. Hij zit voor veertig jaar in de bak in Florida. De man droeg altijd een baseballpet. Die pet was misschien wel een van de redenen dat hij zo populair was bij de gewone Panamees.
Persoonlijk haat ik baseballpetten, ik vind ze minstens even erg als spijkerjasjes. De enige die van mij zo'n pet mag dragen is Michael Moore. Bij hem is het een symbool geworden van de gewone man die het allemaal niet meer begrijpt en daarom lastige vragen gaat stellen.
Inmiddels heb ik in Amsterdam al minstens een bekende intellectueel gesignaleerd zien met zo'n pet op het hoofd. Niet doen mensen. Trek toch een colbert aan en zet een nette hoed op.
 
De grote verrassing in Panama kwam, toen ik na enkele dagen op advies van een meelevende hotelreceptioniste op bezoek ging bij het warenhuis Gran Morrisson, een soort Xenos op zijn Panamees. Hier trof ik een grote stapel houten doosjes aan. De prijs:$5,95. Ze zijn gemaakt van een licht soort hout,het soort dat ik mij herinner uit de tijd dat ik als kind zweefvliegtuigjes bouwde van balsahout. Het is precies de maat van een opgerolde Panamahoed met op de buitenkant de tekening van een hoed, model Borsalino, zo eentje die wijlen Compay Segundo de beroemde Cubaanse troubadour altijd droeg. Ernaast lag een stapel Panamahoeden Hecho en Ecuador (Made in Ecuador) die tegen een redelijke prijs werden verkocht. De hoeden bleken precies in het doosje met een dwarsdoorsnee van ongeveer tien centimeter en eenlengte van veertig te passen. Triomf! De winkeljuffrouw reageerde verbaasd op mijn juichkreten. Mijn vakantie in Panama kon nu echt beginnen, al was het dan voorlopig zonder hoed. De hoeden in het warenhuis waren namelijk te klein voor mijn Hollandse hoofd.
 
Zal het doosje bestand blijken tegen het gegooi met koffers op de vliegvelden? De eerste zorgen beginnen alweer te komen.


© 2004 Herman Frederiks meer Herman Frederiks - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Panama in een doosje Herman Frederiks
Het is me dan toch gelukt, ik heb het gevonden: een doosje voor mijn Panamahoed. Ik zoek er al jaren naar. De betere Panamahoed is namelijk oprolbaar en past in een kleine langwerpige doos. Steeds als ik in Amsterdam voorbij een hoedenwinkel kom, bijvoorbeeld de English Hatter op de Heiligeweg, loop ik even binnen. Het antwoord is steevast: 'Ja, we weten dat het
bestaat maar wij hebben ze niet.'
 
Als ik naar warme streken op reis ga sta ik elke keer voor de moeilijke beslissing of ik mijn hoed zal meenemen of niet. Ik heb er een bloedhekel aan om midden in de winter in Amsterdam in de taxi te stappen met mijn strooien hoed op. Als je met zo'n hoed op rondloopt op Schiphol, denken ze ofwel dat je een aansteller bent of, wat nog veel erger is, ze zien je aan voor een Texaan. Want wie ziet nou het verschil tussen een echte Panamahoed en een Stetson uit Houston? Vervolgens doe ik tijdens de lange vliegreis naar het verre warme land geen oog dicht, omdat ik mijn medepassagiers ervan verdenk dat ze op het punt staan om met hun loodzware computercase of hun harde zware koffer mijn hoed in het compartiment voor de handbagage te verpletteren.
 
Toen onlangs bleek dat mijn frequent flyer miles van een Amerikaanse luchtvaartmaatschappij toereikend waren voor een bezoek aan Panama, was de beslissing snel genomen. In de krant las ik dat de betreffende maatschappij in financiele moeilijkheden dreigde te raken, als ik niet snel was kon ik dus wel fluiten naar mijn gratis snoepreisje. Op naar Panama dus, waar anders zou ik een mooier passend hoedendoosje kunnen vinden dan in het land van de Panamahoed? Mijn hoed had ik veiligheidshalve maar thuis gelaten.
Ter voorbereiding had ik een boek van Tom Miller gekocht (ook in het Nederlands vertaald) met als titel The Panama Hat Trail. Op de achterflap stond dat het een relaas was van een zoektocht naar de oorsprong van de hoed en het zou de lezer een 'levendig en fascinerend beeld' schetsen van de wereldhandel waarin 'velen hard sappelen voor weinig en slechts enkelen de winst opstrijken'. Een boek dus met een hoog Max Havelaargehalte, wat wil je nog meer?
 
Waarschijnlijk is het een neurotische afwijking dat ik altijd een lijstje in mijn hoofd heb van dingen die erg handig zijn, waarvan ik weet dat ze bestaan maar ze zijn alleen nergens te krijgen. Een voorbeeld daarvan is de mini-stofzuiger, een klein apparaatje op batterijen van niet veel meer dan tien centimeter lang dat onder andere gebruikt wordt om computers van binnen stofvrij te maken. Ooit had ik van een camerareparateur gehoord dat een van de grootste fouten van cameragebruikers is dat ze stof uit de camera blazen, bijvoorbeeld bij het wisselen van een film. Voor dat doel zijn allerlei handige gadgets voorhanden varierend van spuitbusjes tot rubberen blaasbalgjes. Fout, fout, fout! De reparateur legde mij uit dat dit de beste manier is om je camera naar de filistijnen te helpen. Immers je blaast een deel van het stof naar binnen. Dat nestelt zich vervolgens in het fijne mechanische en electronische instrumentarium van de camera totdat het apparaat afwijkingen gaat vertonen of helemaal de geest geeft. De enige oplossing was volgens hem het mini-stofzuigertje. 'Je kunt ze zo kopen bij de Kijkshop of Blokker en dat soort winkels.'
 
Zo'n uitspraak betekent voor mij het begin van een lange zoektocht. Het allochtone jonge meisje bij de Kijkshop keek mij verdwaasd aan na mijn verhaal.Na enige uitleg leidde ze mij naar de vitrine van de stofzuigers. 'U bedoelt zeker een kruimeldief.' Ze wees op een apparaat van zo'n dertig centimeter. Op naar Blokker dus, in de derde winkel werd de cheffin, een oudere dame, erbij geroepen die het apparaatje kende. 'Jaren geleden hadden we het in de aanbieding'. Ze adviseerde een computerwinkel. 'Een onwijs gaaf idee zo'n stofzuigertje', riep de jonge verkoper in de computerzaak uit. 'Wat zou dat handig zijn. Als ik mijn computer uit elkaar heb zit ik altijd met die grote stofzuiger te klooien. Die ventilatoren lopen steeds vast door die rotstof.' Ik voelde me erkend maar ik kwam zo0203 Panamahoed geen stap verder. Na een zoektocht op het internet gaf ik het op, maar het apparaat bleef permanent op het lijstje in mijn achterhoofd.
 
De empathische lezer kan misschien begrijpen wat er door me heen ging toen ik enkele jaren later bij Staples, een gigantische kantoorboekhandel in New York, de 'microvacuumcleaner' zag liggen. Precies wat ik zocht. Niet veel langer dan tien centimeter en overal te gebruiken met de vier AA-batterijtjes. Dat zijn momenten van grote triomf en blijdschap. Het apparaatje blijkt echt te bestaan.
 
Terug naar de Panamahoed. In het vliegtuig naar Panama sloeg ik het boek van Miller open. De schok was groot. In het voorwoord van Tony Hillerman las ik dat Panamahoeden niet uit Panama komen. Ze komen uit Ecuador, duizenden kilometers verderop. De term Panamahoed is populair geworden toen de Amerikaanse president Theodore Roosevelt in 1906 met zo'n hoed op alle foto's in de kranten verscheen. Dat was bij een werkbezoek tijdens de aanleg van het Panamakanaal. De hoed werd in de Verenigde Staten een rage en kreeg de naam Panamahoed. Stel je voor dat Roosevelt in die tijd Edammer kaas had gegeten in Parijs: dan zou er nu nog gesproken worden van Parijse kaas.
 
Fanatieke anti-Amerikanen zullen dit hoedenverhaal het zoveelste bewijs vinden van het Amerikaanse culturele kolonialisme. Over kolonialisme gesproken: in het boek van Miller, overigens een prima reisverhaal over Ecuador, word geschetst hoe de hoedenvlechters aldaar een paar dollar krijgen voor een hoed waar ze soms weken aan gewerkt hebben. De betere exemplaren worden na een lange tocht met veel tussenhandelaren, die steeds meer dollars in eigen zak steken, in New York en San Diego verkocht voor bedragen tot vijfhonderd dollar. De tussenhandel schijnt grotendeels via Panama te lopen, het handelscentrum dat nog steeds een spilfunctie vervult tussen Noord en Zuid-Amerika.
 
Eenmaal in Panama City geland ben ik toch op zoek gegaan naar een doosje voor mijn Panamahoed. Er bleek nauwelijks een hoed te vinden. Gewone Panamezen dragen baseballpetten. Ik herinner me nog Noriega de onfortuinlijke Panamese president die in 1989 bij de inval van de Amerikaanse 'marines' werd opgepakt. Hij zit voor veertig jaar in de bak in Florida. De man droeg altijd een baseballpet. Die pet was misschien wel een van de redenen dat hij zo populair was bij de gewone Panamees.
Persoonlijk haat ik baseballpetten, ik vind ze minstens even erg als spijkerjasjes. De enige die van mij zo'n pet mag dragen is Michael Moore. Bij hem is het een symbool geworden van de gewone man die het allemaal niet meer begrijpt en daarom lastige vragen gaat stellen.
Inmiddels heb ik in Amsterdam al minstens een bekende intellectueel gesignaleerd zien met zo'n pet op het hoofd. Niet doen mensen. Trek toch een colbert aan en zet een nette hoed op.
 
De grote verrassing in Panama kwam, toen ik na enkele dagen op advies van een meelevende hotelreceptioniste op bezoek ging bij het warenhuis Gran Morrisson, een soort Xenos op zijn Panamees. Hier trof ik een grote stapel houten doosjes aan. De prijs:$5,95. Ze zijn gemaakt van een licht soort hout,het soort dat ik mij herinner uit de tijd dat ik als kind zweefvliegtuigjes bouwde van balsahout. Het is precies de maat van een opgerolde Panamahoed met op de buitenkant de tekening van een hoed, model Borsalino, zo eentje die wijlen Compay Segundo de beroemde Cubaanse troubadour altijd droeg. Ernaast lag een stapel Panamahoeden Hecho en Ecuador (Made in Ecuador) die tegen een redelijke prijs werden verkocht. De hoeden bleken precies in het doosje met een dwarsdoorsnee van ongeveer tien centimeter en eenlengte van veertig te passen. Triomf! De winkeljuffrouw reageerde verbaasd op mijn juichkreten. Mijn vakantie in Panama kon nu echt beginnen, al was het dan voorlopig zonder hoed. De hoeden in het warenhuis waren namelijk te klein voor mijn Hollandse hoofd.
 
Zal het doosje bestand blijken tegen het gegooi met koffers op de vliegvelden? De eerste zorgen beginnen alweer te komen.
© 2004 Herman Frederiks
powered by CJ2