archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Witte gympen Hester Torn

0918BS Witte gympen
Hij staat er iedere dag. Of tenminste, iedere keer als ik het station uit hol omdat ik te laat op mijn werk dreig te komen. Net als 99,99% van mijn reisgenoten, hol ik hem voorbij. Een man in een lange, voor vrouwen bedoelde, jas. Met donkere vlekken en een scheur waar de witte vulling uitpuilt. Zo’n jas die een wespentaille belooft, maar die bij de gemiddelde vrouw het tegenovergestelde effect heeft. Boven de hals komt een ineengevallen, ongeschoren gezicht tevoorschijn en onder de jas uit steekt een paar gympen. Witte gympen. Stralend wit. En hoewel mijn dagelijkse haast ook een rol speelt, zijn het de witte gympen die mij ervan weerhouden de man een muntje te gevengeven; ‘voor een kopje koffie, mevrouwtje’.

Wat maakt een zwerver nu een ‘echte’ zwerver? Wat zou me ertoe aanzetten een zwerver mijn geld te geven? Wat goedheid te laten zien? Ik bedacht me die vragen toen ik ’s avonds, opgelucht dat mijn vakantie op het punt stond te beginnen, naar de ingang van het station liep en de man weer zag staan. Zou ik de beste man wel een muntje geven als zijn gympen niet wit, maar afgetrapt en vies waren geweest? Of zou ik hem wat geven als ‘ie kreupel was of een pruillip opzette? Stiekem wist ik wel dat het antwoord was dat ik niet wil dat die man ’s avonds met mijn bijdrage genoeg bij elkaar heeft gesprokkeld voor een spuit in zijn arm, of dat hij een weggelopen crimineel blijkt te zijn.
Omdat ik de geschiedenis van die de zwerver niet ken en ik niet vertrouw in een goede besteding van een aalmoes, laat ik mijn blijk van goede wil veilig in mijn portemonnee zitten. Tot ik in Rome kwam.

In Rome kun je niet om zwervers heen. De een kijkt nog zieliger dan de ander en de ander is nog kreupeler dan de een. Sommigen bivakkeren op straat in een van zeil gemaakte tent, anderen wonen in kartonnen dozen. Oudere daklozen dragen nauwelijks kleren om te laten zien dat ze oud zijn en jonge daklozen wikkelen zich in doeken om te verbergen dat ze jong zijn – en daarom misschien ongeloofwaardig. Mannen die hun baard extra schmutzig maken met modder en vrouwen die kinderen inzetten om hun kans op jouw gift te vergroten; je ziet ze allemaal.

Als ik hier met milde hand zou gaan strooien, zou ik berooid thuis komen. Ik sprak met mijzelf af dat ik aan één zwerver wat geld mocht geven. Eentje maar. En dus, terwijl ik me tussen de vele toeristen begaf naar de ‘onontdekte plekjes van Rome’, viel mijn oog telkens weer op zo’n haveloze man of vrouw op een straathoek. Een handje in de lucht, vragend om geld. Welke zwerver zou werkelijk honger hebben? Welke zwerver was ‘echt’?

Nadat ik de Vaticaanse Musea en de Sint Pieter had bezocht besloot ik de knoop door te hakken. Verblind door alle rijkdommen van de kerk, die bij elk altaar om een gift vraagt en bijna angstig door de veroordelende blikken van de vele heiligenbeelden, besloot ik mijn gift aan de eerste de beste arme ziel te geven die ik tegenkwam. Ik kon als ‘rijke’ vakantieganger een arme medemens best een maaltijd geven. Het lot viel uiteindelijk op een man met een vreselijk vieze baard. Hij droeg niet alleen een geur van pis en zweet om zich heen, maar ook ... afgetrapte schoenen. De man liep letterlijk op een paar halve zolen. De bovenkant van wat ooit sportschoenen moeten zijn geweest, was helemaal uit elkaar gevallen en de veters hielden letterlijk de boel bij elkaar. Ik graaide wat muntjes uit mijn zak en gooide ze zorgvuldig in zijn handen. Geen reactie. Niets. Ik bleef even staan. Niets. Ik verwachte blijdschap, of tenminste een soort bedankje, maar ik kreeg niets. Niets! Een beetje verbouwereerd liep ik naar mijn hotelletje.

Toen ik me ’s avonds in de richting van hetzelfde plein begaf, zag ik tot mijn verbijstering waarom ik geen reactie kreeg. Daar stond Meneer de Zwerver; zijn baard keurig gekamd, een t-shirt zonder gaten en… stralend witte gympen!
 
****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Jan Hoorweg, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Barbara Muller, Joop Quint, Gerda-Joke Zwart, Michiel Hoorweg, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Rob Kieft, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg, Tom Duijkers, Haitze Meurs en Ruud Klein.


© 2012 Hester Torn meer Hester Torn - meer "Brief uit ..."
Beschouwingen > Brief uit ...
Witte gympen Hester Torn
0918BS Witte gympen
Hij staat er iedere dag. Of tenminste, iedere keer als ik het station uit hol omdat ik te laat op mijn werk dreig te komen. Net als 99,99% van mijn reisgenoten, hol ik hem voorbij. Een man in een lange, voor vrouwen bedoelde, jas. Met donkere vlekken en een scheur waar de witte vulling uitpuilt. Zo’n jas die een wespentaille belooft, maar die bij de gemiddelde vrouw het tegenovergestelde effect heeft. Boven de hals komt een ineengevallen, ongeschoren gezicht tevoorschijn en onder de jas uit steekt een paar gympen. Witte gympen. Stralend wit. En hoewel mijn dagelijkse haast ook een rol speelt, zijn het de witte gympen die mij ervan weerhouden de man een muntje te gevengeven; ‘voor een kopje koffie, mevrouwtje’.

Wat maakt een zwerver nu een ‘echte’ zwerver? Wat zou me ertoe aanzetten een zwerver mijn geld te geven? Wat goedheid te laten zien? Ik bedacht me die vragen toen ik ’s avonds, opgelucht dat mijn vakantie op het punt stond te beginnen, naar de ingang van het station liep en de man weer zag staan. Zou ik de beste man wel een muntje geven als zijn gympen niet wit, maar afgetrapt en vies waren geweest? Of zou ik hem wat geven als ‘ie kreupel was of een pruillip opzette? Stiekem wist ik wel dat het antwoord was dat ik niet wil dat die man ’s avonds met mijn bijdrage genoeg bij elkaar heeft gesprokkeld voor een spuit in zijn arm, of dat hij een weggelopen crimineel blijkt te zijn.
Omdat ik de geschiedenis van die de zwerver niet ken en ik niet vertrouw in een goede besteding van een aalmoes, laat ik mijn blijk van goede wil veilig in mijn portemonnee zitten. Tot ik in Rome kwam.

In Rome kun je niet om zwervers heen. De een kijkt nog zieliger dan de ander en de ander is nog kreupeler dan de een. Sommigen bivakkeren op straat in een van zeil gemaakte tent, anderen wonen in kartonnen dozen. Oudere daklozen dragen nauwelijks kleren om te laten zien dat ze oud zijn en jonge daklozen wikkelen zich in doeken om te verbergen dat ze jong zijn – en daarom misschien ongeloofwaardig. Mannen die hun baard extra schmutzig maken met modder en vrouwen die kinderen inzetten om hun kans op jouw gift te vergroten; je ziet ze allemaal.

Als ik hier met milde hand zou gaan strooien, zou ik berooid thuis komen. Ik sprak met mijzelf af dat ik aan één zwerver wat geld mocht geven. Eentje maar. En dus, terwijl ik me tussen de vele toeristen begaf naar de ‘onontdekte plekjes van Rome’, viel mijn oog telkens weer op zo’n haveloze man of vrouw op een straathoek. Een handje in de lucht, vragend om geld. Welke zwerver zou werkelijk honger hebben? Welke zwerver was ‘echt’?

Nadat ik de Vaticaanse Musea en de Sint Pieter had bezocht besloot ik de knoop door te hakken. Verblind door alle rijkdommen van de kerk, die bij elk altaar om een gift vraagt en bijna angstig door de veroordelende blikken van de vele heiligenbeelden, besloot ik mijn gift aan de eerste de beste arme ziel te geven die ik tegenkwam. Ik kon als ‘rijke’ vakantieganger een arme medemens best een maaltijd geven. Het lot viel uiteindelijk op een man met een vreselijk vieze baard. Hij droeg niet alleen een geur van pis en zweet om zich heen, maar ook ... afgetrapte schoenen. De man liep letterlijk op een paar halve zolen. De bovenkant van wat ooit sportschoenen moeten zijn geweest, was helemaal uit elkaar gevallen en de veters hielden letterlijk de boel bij elkaar. Ik graaide wat muntjes uit mijn zak en gooide ze zorgvuldig in zijn handen. Geen reactie. Niets. Ik bleef even staan. Niets. Ik verwachte blijdschap, of tenminste een soort bedankje, maar ik kreeg niets. Niets! Een beetje verbouwereerd liep ik naar mijn hotelletje.

Toen ik me ’s avonds in de richting van hetzelfde plein begaf, zag ik tot mijn verbijstering waarom ik geen reactie kreeg. Daar stond Meneer de Zwerver; zijn baard keurig gekamd, een t-shirt zonder gaten en… stralend witte gympen!
 
****************************************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door Het Genootschap De Leunstoel.
Leden van het Genootschap zijn: Jaap van Lakerveld, Jan Hoorweg, Katharina Kouwenhoven, Henk Klaren, Dik Kruithof, Gábor Budavári, Michiel van der Mast, Maeve van der Steen, Willem Minderhout, Barbara Muller, Joop Quint, Gerda-Joke Zwart, Michiel Hoorweg, Hans Meijer, Gerbrand Muller, Peter Schröder, Carlo van Praag, Rob Kieft, Ruud van Ruijven, Frits Hoorweg, Tom Duijkers, Haitze Meurs en Ruud Klein.
© 2012 Hester Torn
powered by CJ2