archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Nooit meer! Katharina Kouwenhoven

Midden-Europa? Dat bestaat voor mij niet. Ik heb nooit de blik gericht naar het Oosten en ben zelfs nooit in Duitsland geweest. Alle aantrekkelijke verhalen over Berlijn ten spijt, ik denk niet dat ik er ooit zal komen. En van Oostenrijk moet ik helemaal niets hebben. Op deze overzichtelijke strategie heb ik ooit één uitzondering gemaakt: ik heb in de jaren zeventig Praag een keer bezocht.

Een collega van mij had als student in Groningen ooit een uitwisselingsprogramma opgezet voor Praagse en Groningse studenten, om iets leuks te doen voor die Tsjechen na de Russische inval. Dat was geen sinecure, want het kostte ongelofelijk veel moeite om die Praagse studenten hun land uit te krijgen. Groningers waren in Praag overigens van harte welkom, vooral vanwege de harde valuta die ze meebrachten. Deze bekommernis om het wel en wee van de onder het communistische juk zwoegende jongemannen en -vrouwen had hem levenslange vriendschappen opgeleverd, maar ook de nodige plichten. Hij reisde een paar maal per jaar af naar Praag met koffers vol begeerlijke goederen, die ze daar ontbeerden, zoals koffie bijvoorbeeld.

Hij vroeg of ik niet eens met hem mee wilde gaan. Praag was een prachtige stad met een roemrijk verleden, zijn vrienden daar waren hartelijk en gastvrij en hielden van een borrel, dus ik zou het daar best naar mijn zin hebben. Hielden van een borrel? Ik ben nog nooit ergens geweest waar zo immens veel gezopen werd. Van 's ochtends vroeg bij het ontbijt tot 's avonds laat voor het slapen gaan. We logeerden bij vrienden van mijn collega, een echtpaar waarvan de man eigenlijk een Rus was, wat als bijkomend voordeel bleek te hebben dat hem literblikken vol kaviaar werden toegestuurd door zijn vader die bij het Baikalmeer woonde. Zij woonden in een buitenwijk in zo’n typisch Oostblok flatgebouw, met muren van bordkarton, scheef hangende deuren, lekkende kranen, verstopt sanitair en een lift die enkele malen per dag tussen twee verdiepingen bleef hangen. Dat bleek overigens niet standaard, want mijn collega had ook vrienden die in een riante oude molen woonden of in een statig negentiende-eeuws appartement in het centrum van de stad. Deze gigantische verschillen in wooncomfort hadden te maken met het lidmaatschap van de communistische partij. In de vriendenkring van mijn collega waren sommigen lid en anderen niet. Dit schisma liep dwars door de groep heen en was telkens weer aanleiding voor heftige discussies en vooral emoties, er werd daar veel gelachen, maar ook intens gejankt.

Er was niemand in die groep die om principiële redenen partijlid was; het gebeurde louter uit pragmatische overwegingen. Dat zette echter wel kwaad bloed en iedereen werd in de gaten gehouden, partijlid of niet. Ik heb daar aan den lijve ervaren hoe het was om onder een communistische dictatuur te leven, hoe het dagelijks leven er door beïnvloed werd, maar vooral hoe het de onderlinge relaties beïnvloedde. Ook de relaties met mij, want ik wist nooit of iemand die mij aardig vond dit belangeloos deed of vanwege een mogelijk contact in het Westen, waarvan spijkerbroeken betrokken konden worden.

Dat je je op de dag van aankomst moest melden op het politiebureau stuitte mij behoorlijk tegen de borst. Ik scheen mij echter gelukkig te mogen prijzen dat het een eenmalig bezoek was en dat ik mij niet dagelijks hoefde te melden. Ze werden toch wel op de hoogte gehouden van mijn reilen en zeilen.
Met het voorzieningenniveau in Praag was het eigenlijk redelijk gesteld. Echte schaarste heerste er zeker niet, maar de keuze was beperkt. Met het kledingaanbod was het bijvoorbeeld droevig gesteld. Toch had niemand een naaimachine. Ook werd er niet opmerkelijk veel geknutseld. Iedereen had er twee linkerhanden, op een jonge ingenieur na, die in zijn benepen flatje allerlei ingenieuze ruimtescheppende constructies had gebouwd.

Eten en drinken kon je het beste buiten de deur doen, want dat was spotgoedkoop. Met een paar gulden kon je een kroeg de hele avond vrij houden en het was moeilijk om er als West-Europeaan niet de bink uit te hangen, zoals het ook moeilijk was om niet met meer geld te vertrekken dan waar je mee gekomen was. Het eten in die staatsrestaurants was niet veel soeps, maar het was vooral een heksentoer om het personeel zo gek te krijgen dat ze je wilden bedienen. Zij kregen betaald, of ze bedienden of niet. Dat gold ook voor taxichauffeurs, die hun gehele diensttijd door de stad scheurden, maar zonder passagiers. De bus was een avontuur op zich. Je kocht bij een oud vrouwtje een stukje toiletpapier en je kon meerijden, zolang als dat duurde. Tot het moment dat de bus het begaf en je moest wachten op de volgende, die je mogelijk een paar haltes verder bracht.

In de cafés was het echter goed toeven. Ze schonken er echte Pilsener, dat je litersgewijs naar binnen werkte en zodra je pul leeg was werd er ongevraagd een nieuwe voor je neergezet. Voor wijn moest je in een ander etablissement zijn. En al die kroegen waren praktisch dag en nacht open. Het werd feitelijk van staatswege aangemoedigd om je de hele dag vol te laten lopen.
Een mooie stad was Praag toen eigenlijk niet; alle gebouwen van enige betekenis waren afgrijselijk verwaarloosd. Bezienswaardig was de stad wel en ik heb nooit spijt gehad van mijn bezoek al had ik er wel een bittere smaak aan overgehouden. Een ding wist ik zeker: achter het IJzeren Gordijn moest ik niet zijn.
Toen de muur viel, openden zich schijnbaar nieuwe perspectieven. Al snel bleek echter dat het nu om andere redenen beslist niet aan te raden was om Midden-Europa te bezoeken. Als er geen oorlog was had de maffia het heft in handen genomen. Menige eertijds glorieuze stad werd hersteld op kosten van het Westen, inclusief vestigingen van McDonald’s en BurgerKing.
Dat is ook met Praag gebeurd. Ik heb er niets te zoeken.
 
**************************
Meer over Midden-Europa in:
Van de redactie, van Carlo van Praag
De brief van Marianne Bernard
De kookrubriek van Maeve van der Steen
Het Weense stoelenwonder Thonet, van Peter Schröder
Pas 64 jaar!, van Frits Hoorweg


© 2009 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Nooit meer! Katharina Kouwenhoven
Midden-Europa? Dat bestaat voor mij niet. Ik heb nooit de blik gericht naar het Oosten en ben zelfs nooit in Duitsland geweest. Alle aantrekkelijke verhalen over Berlijn ten spijt, ik denk niet dat ik er ooit zal komen. En van Oostenrijk moet ik helemaal niets hebben. Op deze overzichtelijke strategie heb ik ooit één uitzondering gemaakt: ik heb in de jaren zeventig Praag een keer bezocht.

Een collega van mij had als student in Groningen ooit een uitwisselingsprogramma opgezet voor Praagse en Groningse studenten, om iets leuks te doen voor die Tsjechen na de Russische inval. Dat was geen sinecure, want het kostte ongelofelijk veel moeite om die Praagse studenten hun land uit te krijgen. Groningers waren in Praag overigens van harte welkom, vooral vanwege de harde valuta die ze meebrachten. Deze bekommernis om het wel en wee van de onder het communistische juk zwoegende jongemannen en -vrouwen had hem levenslange vriendschappen opgeleverd, maar ook de nodige plichten. Hij reisde een paar maal per jaar af naar Praag met koffers vol begeerlijke goederen, die ze daar ontbeerden, zoals koffie bijvoorbeeld.

Hij vroeg of ik niet eens met hem mee wilde gaan. Praag was een prachtige stad met een roemrijk verleden, zijn vrienden daar waren hartelijk en gastvrij en hielden van een borrel, dus ik zou het daar best naar mijn zin hebben. Hielden van een borrel? Ik ben nog nooit ergens geweest waar zo immens veel gezopen werd. Van 's ochtends vroeg bij het ontbijt tot 's avonds laat voor het slapen gaan. We logeerden bij vrienden van mijn collega, een echtpaar waarvan de man eigenlijk een Rus was, wat als bijkomend voordeel bleek te hebben dat hem literblikken vol kaviaar werden toegestuurd door zijn vader die bij het Baikalmeer woonde. Zij woonden in een buitenwijk in zo’n typisch Oostblok flatgebouw, met muren van bordkarton, scheef hangende deuren, lekkende kranen, verstopt sanitair en een lift die enkele malen per dag tussen twee verdiepingen bleef hangen. Dat bleek overigens niet standaard, want mijn collega had ook vrienden die in een riante oude molen woonden of in een statig negentiende-eeuws appartement in het centrum van de stad. Deze gigantische verschillen in wooncomfort hadden te maken met het lidmaatschap van de communistische partij. In de vriendenkring van mijn collega waren sommigen lid en anderen niet. Dit schisma liep dwars door de groep heen en was telkens weer aanleiding voor heftige discussies en vooral emoties, er werd daar veel gelachen, maar ook intens gejankt.

Er was niemand in die groep die om principiële redenen partijlid was; het gebeurde louter uit pragmatische overwegingen. Dat zette echter wel kwaad bloed en iedereen werd in de gaten gehouden, partijlid of niet. Ik heb daar aan den lijve ervaren hoe het was om onder een communistische dictatuur te leven, hoe het dagelijks leven er door beïnvloed werd, maar vooral hoe het de onderlinge relaties beïnvloedde. Ook de relaties met mij, want ik wist nooit of iemand die mij aardig vond dit belangeloos deed of vanwege een mogelijk contact in het Westen, waarvan spijkerbroeken betrokken konden worden.

Dat je je op de dag van aankomst moest melden op het politiebureau stuitte mij behoorlijk tegen de borst. Ik scheen mij echter gelukkig te mogen prijzen dat het een eenmalig bezoek was en dat ik mij niet dagelijks hoefde te melden. Ze werden toch wel op de hoogte gehouden van mijn reilen en zeilen.
Met het voorzieningenniveau in Praag was het eigenlijk redelijk gesteld. Echte schaarste heerste er zeker niet, maar de keuze was beperkt. Met het kledingaanbod was het bijvoorbeeld droevig gesteld. Toch had niemand een naaimachine. Ook werd er niet opmerkelijk veel geknutseld. Iedereen had er twee linkerhanden, op een jonge ingenieur na, die in zijn benepen flatje allerlei ingenieuze ruimtescheppende constructies had gebouwd.

Eten en drinken kon je het beste buiten de deur doen, want dat was spotgoedkoop. Met een paar gulden kon je een kroeg de hele avond vrij houden en het was moeilijk om er als West-Europeaan niet de bink uit te hangen, zoals het ook moeilijk was om niet met meer geld te vertrekken dan waar je mee gekomen was. Het eten in die staatsrestaurants was niet veel soeps, maar het was vooral een heksentoer om het personeel zo gek te krijgen dat ze je wilden bedienen. Zij kregen betaald, of ze bedienden of niet. Dat gold ook voor taxichauffeurs, die hun gehele diensttijd door de stad scheurden, maar zonder passagiers. De bus was een avontuur op zich. Je kocht bij een oud vrouwtje een stukje toiletpapier en je kon meerijden, zolang als dat duurde. Tot het moment dat de bus het begaf en je moest wachten op de volgende, die je mogelijk een paar haltes verder bracht.

In de cafés was het echter goed toeven. Ze schonken er echte Pilsener, dat je litersgewijs naar binnen werkte en zodra je pul leeg was werd er ongevraagd een nieuwe voor je neergezet. Voor wijn moest je in een ander etablissement zijn. En al die kroegen waren praktisch dag en nacht open. Het werd feitelijk van staatswege aangemoedigd om je de hele dag vol te laten lopen.
Een mooie stad was Praag toen eigenlijk niet; alle gebouwen van enige betekenis waren afgrijselijk verwaarloosd. Bezienswaardig was de stad wel en ik heb nooit spijt gehad van mijn bezoek al had ik er wel een bittere smaak aan overgehouden. Een ding wist ik zeker: achter het IJzeren Gordijn moest ik niet zijn.
Toen de muur viel, openden zich schijnbaar nieuwe perspectieven. Al snel bleek echter dat het nu om andere redenen beslist niet aan te raden was om Midden-Europa te bezoeken. Als er geen oorlog was had de maffia het heft in handen genomen. Menige eertijds glorieuze stad werd hersteld op kosten van het Westen, inclusief vestigingen van McDonald’s en BurgerKing.
Dat is ook met Praag gebeurd. Ik heb er niets te zoeken.
 
**************************
Meer over Midden-Europa in:
Van de redactie, van Carlo van Praag
De brief van Marianne Bernard
De kookrubriek van Maeve van der Steen
Het Weense stoelenwonder Thonet, van Peter Schröder
Pas 64 jaar!, van Frits Hoorweg
© 2009 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2