archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Poëtisch delen printen terug
Wat rijmt op Coelacanth? Frits Hoorweg

0615VG D6
Het is een meeslepend verhaal: dat van de vis waarvan men ten onrechte had aangenomen dat hij al 50 tot 70 miljoen jaar geleden was uitgestorven. Althans voor insiders, zou je denken. Toch was het boven water halen van een coelacanth (spreek uit: sielecanth, met een Engelse th aan het eind) binnen iets meer dan twee maanden wereldnieuws. En dat ondanks pogingen van de leidende onderzoeker dat juist te voorkomen. Als u het naadje van de kous wilt weten moet u een van de vele over dit onderwerp gepubliceerde boeken te pakken zien te krijgen. Ik volsta met een kort resumé.

In 1938, op 22 december om precies te zijn, haalde de bemanning van de Nerine met hun gangbare vangst van haaien en zalm een merkwaardige vis uit het water. Hij bleek later 150 cm lang te zijn en 57,5 kg te wegen, en had merkwaardige vinnen, die wel iets van pootjes weg hadden. De kleur was blauw met rose-witte stippen, die toen hij dood was paars-bruin werden. Er was op 70 meter diep gevist, bij de monding van de Chalumna rivier, aan de oostkust van Zuid-Afrka, iets ten zuiden van Oost-Londen. In laatstgenoemde havenplaats werd de vangst afgeleverd.

De kapitein, Hendrik Goosen, legde het merkwaardige geval apart, zoals hij gewend was te doen met vissen die hij niet kon verkopen. Dat had hij afgesproken met de curator van het kleine natuurhistorische museum van de stad: Marjorie Courtenay-Latimer. Die werd gewaarschuwd en zij concludeerde onmiddellijk dat deze vis, die haar wel wat aan een longvis deed denken, iets heel bijzonders was. Verder kwam ze niet op eigen kracht, de regionale expert, waar ze wel vaker contact mee had: Dr. L.B. Smith, moest geraadpleegd worden. Die woonde echter 350 mijl verderop, in Grahamstown, en dit was Zuid-Afrika in 1938, vervoer en communicatie waren niet wat ze nu zijn.
Ze probeerde tevergeefs hem te bellen en stuurde hem daarom een brief, met een tekening die als illustratie bij dit artikel is geplaatst. Vanwege de kerstvakantie verbleef Smith in zijn ‘buitenhuis’ in Knysma, daarom bereikte de brief hem pas op 3 januari *. Hij begreep meteen met iets heel bijzonders van doen te hebben en dacht vrijwel onmiddellijk aan een coelacanth,
Hoewel hij dat tegelijkertijd voor vrijwel onmogelijk hield. Hij liet een boek uit Kaapstad komen met een tekening van het fossiel en concludeerde dat de gelijkenis verbluffend was.

Pas op 8 februari lukte het hem zich vrij te maken om naar Oost-Londen te reizen, waar hij vanwege het slechte weer en de droevige toestand van de wegen pas op de 16e aankwam. Van de vis was toen niet zo veel meer over. Er waren wel enkele koelhuizen in Oost-Londen, maar het was Marjorie Courttenay-Latimer niet gelukt er een te claimen voor de resten van een onooglijke vis die blijkbaar, zelfs voor een dooie vis, uitzonderlijk stonk. De resten waren opgezet door de enige ‘vakman’ ter plaatse, op een niet bijzonder deskundige manier. Toch had Smith daar genoeg aan om zijn vermoedens te bevestigen. Hij schreef een artikel voor Nature, maar voor de publicatie daarvan op 18 maart 1939 publiceerden de East London Daily Dispatch en de London0615VG Coelacanth Illustrated News al artikelen met foto’s.

Dat de lokale krant graag iets over deze ontdekking wilde publiceren is logisch, maar waarom een populair magazine daar zo tuk op was vind ik niet zo makkelijk te begrijpen. Misschien had het iets te maken met de aanvankelijke claim dat de coelacanth de missing link zou zijn in de evolutie van zee- naar landdieren. Die claim is later afgezwakt, maar toen maakte die nogal wat indruk.

Getuige onder andere het gedicht Ichtyologie dat Gerrit Achterberg erover maakte:

Er is in zee een coelacanth gevonden,
de missing link tussen twee vissen in.
De vinder weende van verwondering.
Onder zijn ogen lag voor ‘t eerst verbonden

de eeuwen onderbroken schakeling.
En allen die om deze vis heenstonden
voelden zich op dat ogenblik verslonden
door de miljoenen jaren achter hen.

Rangorde tussen mens en hagedis
en van de hagedis diep in het stof,
verder dan onze instrumenten reiken.

Bij dit besef mogen wij doen alsof
de reeks naar boven toe hetzelfde is
en kunnen zo bij God op tafel kijken.

Gepubliceerd in: Cenotaaf (1953)

Ook Drs. P werd erdoor geïnspireerd, tot het gedicht Opknapbeurt. Uit de Engelse literatuur is mij één voorbeeld bekend (van Ogden Nash). Hoeveel gedichten zouden er wereldwijd niet over de coelacanth zijn gemaakt?

De voortijdige publicaties hebben de carrière van J.L.B. Smith geen kwaad gedaan. Hij initieerde een intensieve zoektocht naar meerdere exemplaren van de coelacanth, die leidde tot vondsten bij de Comoren (later zijn er ook vondsten gedaan bij Indonesië, Zanzibar en Oost-Afrika.) Met zijn werk verdiende Smith een professoraat. Hij zorgde ervoor dat Marjorie Courtenay-Latimer geëerd werd door de soort naar haar te noemen: Latimeria chalumnae. De tweede naam is een verwijzing naar de vindplaats van het eerste exemplaar.

* De briefwisseling van Marjorie Courtenay-Latimer en J.L.B. Smith is na te lezen op:

Bronnen:
Old Fourlegs, the story of the coelacanth. J.L.B. Smith, Longmans, Green and Co, 1956
Living Fossil, the story of the coelacanth. Keith S. Thompson, Norton&Company 1991

Heden ten dage is het zelfs mogelijk om de coelacanth in levende lijve te bewonderen.
en vul het zoekwoord coelacanth in.
 
******************************************
Boekhandel Schimmelpennink aan de
Weteringschans in Amsterdam heeft een mooie website:


© 2009 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Poëtisch" -
Vermaak en Genot > Poëtisch
Wat rijmt op Coelacanth? Frits Hoorweg
0615VG D6
Het is een meeslepend verhaal: dat van de vis waarvan men ten onrechte had aangenomen dat hij al 50 tot 70 miljoen jaar geleden was uitgestorven. Althans voor insiders, zou je denken. Toch was het boven water halen van een coelacanth (spreek uit: sielecanth, met een Engelse th aan het eind) binnen iets meer dan twee maanden wereldnieuws. En dat ondanks pogingen van de leidende onderzoeker dat juist te voorkomen. Als u het naadje van de kous wilt weten moet u een van de vele over dit onderwerp gepubliceerde boeken te pakken zien te krijgen. Ik volsta met een kort resumé.

In 1938, op 22 december om precies te zijn, haalde de bemanning van de Nerine met hun gangbare vangst van haaien en zalm een merkwaardige vis uit het water. Hij bleek later 150 cm lang te zijn en 57,5 kg te wegen, en had merkwaardige vinnen, die wel iets van pootjes weg hadden. De kleur was blauw met rose-witte stippen, die toen hij dood was paars-bruin werden. Er was op 70 meter diep gevist, bij de monding van de Chalumna rivier, aan de oostkust van Zuid-Afrka, iets ten zuiden van Oost-Londen. In laatstgenoemde havenplaats werd de vangst afgeleverd.

De kapitein, Hendrik Goosen, legde het merkwaardige geval apart, zoals hij gewend was te doen met vissen die hij niet kon verkopen. Dat had hij afgesproken met de curator van het kleine natuurhistorische museum van de stad: Marjorie Courtenay-Latimer. Die werd gewaarschuwd en zij concludeerde onmiddellijk dat deze vis, die haar wel wat aan een longvis deed denken, iets heel bijzonders was. Verder kwam ze niet op eigen kracht, de regionale expert, waar ze wel vaker contact mee had: Dr. L.B. Smith, moest geraadpleegd worden. Die woonde echter 350 mijl verderop, in Grahamstown, en dit was Zuid-Afrika in 1938, vervoer en communicatie waren niet wat ze nu zijn.
Ze probeerde tevergeefs hem te bellen en stuurde hem daarom een brief, met een tekening die als illustratie bij dit artikel is geplaatst. Vanwege de kerstvakantie verbleef Smith in zijn ‘buitenhuis’ in Knysma, daarom bereikte de brief hem pas op 3 januari *. Hij begreep meteen met iets heel bijzonders van doen te hebben en dacht vrijwel onmiddellijk aan een coelacanth,
Hoewel hij dat tegelijkertijd voor vrijwel onmogelijk hield. Hij liet een boek uit Kaapstad komen met een tekening van het fossiel en concludeerde dat de gelijkenis verbluffend was.

Pas op 8 februari lukte het hem zich vrij te maken om naar Oost-Londen te reizen, waar hij vanwege het slechte weer en de droevige toestand van de wegen pas op de 16e aankwam. Van de vis was toen niet zo veel meer over. Er waren wel enkele koelhuizen in Oost-Londen, maar het was Marjorie Courttenay-Latimer niet gelukt er een te claimen voor de resten van een onooglijke vis die blijkbaar, zelfs voor een dooie vis, uitzonderlijk stonk. De resten waren opgezet door de enige ‘vakman’ ter plaatse, op een niet bijzonder deskundige manier. Toch had Smith daar genoeg aan om zijn vermoedens te bevestigen. Hij schreef een artikel voor Nature, maar voor de publicatie daarvan op 18 maart 1939 publiceerden de East London Daily Dispatch en de London0615VG Coelacanth Illustrated News al artikelen met foto’s.

Dat de lokale krant graag iets over deze ontdekking wilde publiceren is logisch, maar waarom een populair magazine daar zo tuk op was vind ik niet zo makkelijk te begrijpen. Misschien had het iets te maken met de aanvankelijke claim dat de coelacanth de missing link zou zijn in de evolutie van zee- naar landdieren. Die claim is later afgezwakt, maar toen maakte die nogal wat indruk.

Getuige onder andere het gedicht Ichtyologie dat Gerrit Achterberg erover maakte:

Er is in zee een coelacanth gevonden,
de missing link tussen twee vissen in.
De vinder weende van verwondering.
Onder zijn ogen lag voor ‘t eerst verbonden

de eeuwen onderbroken schakeling.
En allen die om deze vis heenstonden
voelden zich op dat ogenblik verslonden
door de miljoenen jaren achter hen.

Rangorde tussen mens en hagedis
en van de hagedis diep in het stof,
verder dan onze instrumenten reiken.

Bij dit besef mogen wij doen alsof
de reeks naar boven toe hetzelfde is
en kunnen zo bij God op tafel kijken.

Gepubliceerd in: Cenotaaf (1953)

Ook Drs. P werd erdoor geïnspireerd, tot het gedicht Opknapbeurt. Uit de Engelse literatuur is mij één voorbeeld bekend (van Ogden Nash). Hoeveel gedichten zouden er wereldwijd niet over de coelacanth zijn gemaakt?

De voortijdige publicaties hebben de carrière van J.L.B. Smith geen kwaad gedaan. Hij initieerde een intensieve zoektocht naar meerdere exemplaren van de coelacanth, die leidde tot vondsten bij de Comoren (later zijn er ook vondsten gedaan bij Indonesië, Zanzibar en Oost-Afrika.) Met zijn werk verdiende Smith een professoraat. Hij zorgde ervoor dat Marjorie Courtenay-Latimer geëerd werd door de soort naar haar te noemen: Latimeria chalumnae. De tweede naam is een verwijzing naar de vindplaats van het eerste exemplaar.

* De briefwisseling van Marjorie Courtenay-Latimer en J.L.B. Smith is na te lezen op:

Bronnen:
Old Fourlegs, the story of the coelacanth. J.L.B. Smith, Longmans, Green and Co, 1956
Living Fossil, the story of the coelacanth. Keith S. Thompson, Norton&Company 1991

Heden ten dage is het zelfs mogelijk om de coelacanth in levende lijve te bewonderen.
en vul het zoekwoord coelacanth in.
 
******************************************
Boekhandel Schimmelpennink aan de
Weteringschans in Amsterdam heeft een mooie website:
© 2009 Frits Hoorweg
powered by CJ2