archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
De komische commies Nienke Nieuwenhuizen

2103BZ Komische commiesMijn moeder werd geboren in de Gemeente Sloten in 1901. Ze was de vierde in een gezin met negen kinderen. In haar peuter en kleuterjaren groeide ze op in Sloten, Amsterdam en Osdorp.

Ze verhaalde over bloemen plukken bij de batterij. Over meelopen met de hondenkar als haar moeder brood verkocht aan de bewoners in de dorpen rondom en dat ze dan als het brood verkocht was, in de lege, nog naar vers brood ruikende kar mocht liggen. Dat ze in Amsterdam in de Staatsliedenbuurt had gewoond en een vriendje had, waar ze mee naar de kleuterschool liep. Dat haar vader daar een groentewinkel had gehad en dat ze sliep onder de trap. Na de verhuizing naar Osdorp was er geen kleuterschool. Haar oudere broer en zussen, gingen naar het Lager Onderwijs in Sloten. Dat was vanuit hun huis een uur lopen. Ze kregen brood en koffie mee en mochten kiezen of ze de schep suiker op brood wilden of in de koffie. Mijn moeder koos, toen ze ook naar school mocht, voor de suiker op het brood.

Ze was een half jaar eerder naar school gegaan dan de andere kinderen omdat ze bij de verhuizing naar Osdorp, het vriendje van de kleuterschool miste en ook haar één jaar oudere zusje Marretje, die nu een hele dag op school verbleef.
Marretje leerde haar zusje Trien alles wat ze op school geleerd had. Trien was snel van begrip. Een half jaar later mocht ze daarom instappen in de schoolklas van haar zusje. De scholen hadden een systeem van halfjaarlijkse verhogingen in die tijd. Met de volgende halfjaarlijkse verhoging pikte Trien het niet dat haar zus naar een hogere klas ging. Uiteindelijk won ze de strijd en zat ze doorlopend bij haar zus in de klas. Met het gevolg dat ze al met haar elfde de lagere school verliet.

Leren voor onderwijzeres

Er was in die tijd ook al een tekort aan leerkrachten. De hoofdonderwijzer van de school in Zaandam, het dorp waar ze inmiddels door alweer een verhuizing twee jaar woonden, vond dat Trien door moest leren voor onderwijzeres. Ze mocht beginnen op de Normaalschool. Dat was een school met een verkorte opleiding van drie jaar tot onderwijzer.

Ze voelde zich uitverkoren. Niemand in de familie had ooit doorgeleerd. Ook het wonen tussen de socialisten aan de Zaan was haar goed bevallen. Van huis uit waren ze Nederlands Hervormd en was het altijd je eigen schuld geweest als je je mond brandde, want dan had je kennelijk niet gebeden.
Maar plotseling hoefde dat bidden niet meer, haar ouders hadden al snel de heidense gewoonten van de Zaanstreek overgenomen

Het recalcitrante zat in de familie. Haar betovergrootvader was als Hugenoot uit Frankrijk gevlucht. Trien was trots op haar achternaam Plessius. Ze vertelde me eens dat haar naam vroeger met een Duitse S werd geschreven. Later zou ikzelf uitvinden dat er bij de inschrijving in Nederland een fout was gemaakt en dat de gevluchte voorvader eigenlijk Du Plessuis was geheten.

Opa Gerrit

Mijn moeders vader was groenteman. Iedereen mocht hem, hij kreeg dan ook altijd overal koffie aangeboden. En soms bleef hij te lang ergens plakken. Als dat het geval was, liep het wachtende paard soms met groentekar en al alvast naar huis. Moeders moeder dacht daar dan het hare van en werd soms een beetje jaloers. Vooral als hij vertelde dat de één of andere vrouw in zijn wijk speciaal flensjes voor hem had gebakken. Of als een boerin hem haar jonge biggen had laten zien. 'Zulke' billen hadden ze! zei hij dan en maakte er met zijn handen suggestieve bewegingen bij.

Moeders moeder moest dan alweer lachen en met: Wat ben je toch een rare kerel, werd het voorval dan afgedaan. Volgens mijn moeder was die jaloezie dan ook onterecht en waren haar ouders het toppunt van deugdzaamheid.

Luchthuis

In Zaandam waren ze in een oud Luchthuis komen wonen. Luchthuizen waren de huizen die langs de rivieren voor rijkelui werden gebouwd. Zoals je dat langs de Amstel ook zag. Dit Luchthuis was uit de gratie geraakt door de bouw van de gasfabriek in Zaandam. De prachtige parkachtige tuin, die om het huis heen lag, had nu in plaats van zicht op de Zaan, zicht op een lelijke gasfabriek met gashouder.
De laagveen grond, waar het huis op gebouwd was, had het huis ook niet mooier gemaakt. Het had voor verzakkingen gezorgd. Als je iets liet vallen, rolde het in de richting van de erker, die er los aan leek te hangen.
Nochtans vonden mijn moeder en haar broers en zussen het een heerlijk huis. Zittend op de schommel in de tuin, waar nu de groenten werd verbouwd, maakte mijn moeder haar huiswerk. Ze sprongen touwtje, speelden winkeltje op de oude plee die niet meer gebruikt werd en waarvan het hout door het vele boenen met bleekwater wit uitgeslagen was.

Het ging goed met de familie. De vrolijke, vriendelijke groenteman Gerrit speelde ook op de trekzak en verdiende af en toe wat bij tijdens optredens op feesten en partijen. Verder viel er nog wel eens wat te klussen en kende hij alle veehandelaren op de markt in Purmerend.

De vader van Gerrit was ook veehandelaar geweest. Het ideaal van mijn opa was dan ook een eigen boerderijtje op een rustige plek. Daar kwam zicht op toen de vader van mijn opa Gerrit overleed.
Hij liet een aantal kleine huurhuisjes na in Osdorp en ook nog wat geld.
Er werd een huisje gekocht in de Wijde Wormer. De konijnen uit de Zaandamse groententuin verhuisden mee. De volgende dag zaten ze verstijfd in het gras. Op de plek van het nieuwe huis had een loodwitmolen gestaan. De schade bleef beperkt en er werd meteen weer verhuisd. Ditmaal naar de Haal in Oostzaan.

Naar de Haal

Een gelukkige ruil, maar niet voor mijn moeder. Ze woonde nu eigenlijk te ver van de school verwijderd en de familie kon wel wat extra geld gebruiken.
Ze was nu bijna twaalf en kon een baantje krijgen bij een hoofdcommies van de belasting op de Botenmakerstraat in Zaandam.
Al verdiende ze maar een kwartje per week, het gaf toch lucht en doordat ze voor dag en nacht in betrekking ging, was er ook een mond minder te voeden.
Smeekbeden van de schoolleiding hielpen niet.
Haar werkzaamheden begonnen in de morgen met kleden kloppen en vegen. Als ze daarmee klaar was, mocht ze mevrouw wekken met een kopje thee.
De commies had een kantoortje boven in het huis. Af en toe moest ze de man koffie brengen. Als ze de trap op liep, morste ze vaak wat koffie. Het koekje dat naast het kopje lag werd dan nat. Ze wist dan voor ze op de deur klopte, niet beter te doen, dan het koekje op te eten en het schoteltje schoon te likken. Ook had ze een keer gedacht dat de borden al afgewassen waren en ze had ze in de kast gezet. Om er later, toen mevrouw had gezegd, dat ze er wat streperig en niet echt schoon uitzagen, achter te komen dat de hond ze had schoon gelikt.

Koffie

Eén keer had ze ook koffie in moeten schenken voor de vrouw van de directeur van de belastingen in Zaandam. Mevrouw had haar een keer voorgedaan hoe dat moest. Je kon de koffie opwarmen in een steelpannetje. Als je het niet liet koken, bleef de smaak behouden.
Toen mevrouw had gevraagd of Katrien de koffie naar wens had gezet, had de vrouw gezegd: Ja de koffie was goed, maar het was wel wat lauw.
Katrien gaf als repliek: Hoe is dat nou mogelijk, toen ik mijn vinger in de steelpan stak brandde ik me.
Toch had mijn moeder, dit eerste 'dienstje', niet als vreselijk ervaren. De commies en zijn vrouw vonden de gedragingen van mijn moeder vaak komisch. En af en toe werd ze op gezellige avondjes uit haar bed gehaald om de visite te vermaken met de hierboven beschreven verhalen.

----------

De tekening is van Katharina Kouwenhoven.




© 2023 Nienke Nieuwenhuizen meer Nienke Nieuwenhuizen - meer "Ontmoetingen"
Bezigheden > Ontmoetingen
De komische commies Nienke Nieuwenhuizen
2103BZ Komische commiesMijn moeder werd geboren in de Gemeente Sloten in 1901. Ze was de vierde in een gezin met negen kinderen. In haar peuter en kleuterjaren groeide ze op in Sloten, Amsterdam en Osdorp.

Ze verhaalde over bloemen plukken bij de batterij. Over meelopen met de hondenkar als haar moeder brood verkocht aan de bewoners in de dorpen rondom en dat ze dan als het brood verkocht was, in de lege, nog naar vers brood ruikende kar mocht liggen. Dat ze in Amsterdam in de Staatsliedenbuurt had gewoond en een vriendje had, waar ze mee naar de kleuterschool liep. Dat haar vader daar een groentewinkel had gehad en dat ze sliep onder de trap. Na de verhuizing naar Osdorp was er geen kleuterschool. Haar oudere broer en zussen, gingen naar het Lager Onderwijs in Sloten. Dat was vanuit hun huis een uur lopen. Ze kregen brood en koffie mee en mochten kiezen of ze de schep suiker op brood wilden of in de koffie. Mijn moeder koos, toen ze ook naar school mocht, voor de suiker op het brood.

Ze was een half jaar eerder naar school gegaan dan de andere kinderen omdat ze bij de verhuizing naar Osdorp, het vriendje van de kleuterschool miste en ook haar één jaar oudere zusje Marretje, die nu een hele dag op school verbleef.
Marretje leerde haar zusje Trien alles wat ze op school geleerd had. Trien was snel van begrip. Een half jaar later mocht ze daarom instappen in de schoolklas van haar zusje. De scholen hadden een systeem van halfjaarlijkse verhogingen in die tijd. Met de volgende halfjaarlijkse verhoging pikte Trien het niet dat haar zus naar een hogere klas ging. Uiteindelijk won ze de strijd en zat ze doorlopend bij haar zus in de klas. Met het gevolg dat ze al met haar elfde de lagere school verliet.

Leren voor onderwijzeres

Er was in die tijd ook al een tekort aan leerkrachten. De hoofdonderwijzer van de school in Zaandam, het dorp waar ze inmiddels door alweer een verhuizing twee jaar woonden, vond dat Trien door moest leren voor onderwijzeres. Ze mocht beginnen op de Normaalschool. Dat was een school met een verkorte opleiding van drie jaar tot onderwijzer.

Ze voelde zich uitverkoren. Niemand in de familie had ooit doorgeleerd. Ook het wonen tussen de socialisten aan de Zaan was haar goed bevallen. Van huis uit waren ze Nederlands Hervormd en was het altijd je eigen schuld geweest als je je mond brandde, want dan had je kennelijk niet gebeden.
Maar plotseling hoefde dat bidden niet meer, haar ouders hadden al snel de heidense gewoonten van de Zaanstreek overgenomen

Het recalcitrante zat in de familie. Haar betovergrootvader was als Hugenoot uit Frankrijk gevlucht. Trien was trots op haar achternaam Plessius. Ze vertelde me eens dat haar naam vroeger met een Duitse S werd geschreven. Later zou ikzelf uitvinden dat er bij de inschrijving in Nederland een fout was gemaakt en dat de gevluchte voorvader eigenlijk Du Plessuis was geheten.

Opa Gerrit

Mijn moeders vader was groenteman. Iedereen mocht hem, hij kreeg dan ook altijd overal koffie aangeboden. En soms bleef hij te lang ergens plakken. Als dat het geval was, liep het wachtende paard soms met groentekar en al alvast naar huis. Moeders moeder dacht daar dan het hare van en werd soms een beetje jaloers. Vooral als hij vertelde dat de één of andere vrouw in zijn wijk speciaal flensjes voor hem had gebakken. Of als een boerin hem haar jonge biggen had laten zien. 'Zulke' billen hadden ze! zei hij dan en maakte er met zijn handen suggestieve bewegingen bij.

Moeders moeder moest dan alweer lachen en met: Wat ben je toch een rare kerel, werd het voorval dan afgedaan. Volgens mijn moeder was die jaloezie dan ook onterecht en waren haar ouders het toppunt van deugdzaamheid.

Luchthuis

In Zaandam waren ze in een oud Luchthuis komen wonen. Luchthuizen waren de huizen die langs de rivieren voor rijkelui werden gebouwd. Zoals je dat langs de Amstel ook zag. Dit Luchthuis was uit de gratie geraakt door de bouw van de gasfabriek in Zaandam. De prachtige parkachtige tuin, die om het huis heen lag, had nu in plaats van zicht op de Zaan, zicht op een lelijke gasfabriek met gashouder.
De laagveen grond, waar het huis op gebouwd was, had het huis ook niet mooier gemaakt. Het had voor verzakkingen gezorgd. Als je iets liet vallen, rolde het in de richting van de erker, die er los aan leek te hangen.
Nochtans vonden mijn moeder en haar broers en zussen het een heerlijk huis. Zittend op de schommel in de tuin, waar nu de groenten werd verbouwd, maakte mijn moeder haar huiswerk. Ze sprongen touwtje, speelden winkeltje op de oude plee die niet meer gebruikt werd en waarvan het hout door het vele boenen met bleekwater wit uitgeslagen was.

Het ging goed met de familie. De vrolijke, vriendelijke groenteman Gerrit speelde ook op de trekzak en verdiende af en toe wat bij tijdens optredens op feesten en partijen. Verder viel er nog wel eens wat te klussen en kende hij alle veehandelaren op de markt in Purmerend.

De vader van Gerrit was ook veehandelaar geweest. Het ideaal van mijn opa was dan ook een eigen boerderijtje op een rustige plek. Daar kwam zicht op toen de vader van mijn opa Gerrit overleed.
Hij liet een aantal kleine huurhuisjes na in Osdorp en ook nog wat geld.
Er werd een huisje gekocht in de Wijde Wormer. De konijnen uit de Zaandamse groententuin verhuisden mee. De volgende dag zaten ze verstijfd in het gras. Op de plek van het nieuwe huis had een loodwitmolen gestaan. De schade bleef beperkt en er werd meteen weer verhuisd. Ditmaal naar de Haal in Oostzaan.

Naar de Haal

Een gelukkige ruil, maar niet voor mijn moeder. Ze woonde nu eigenlijk te ver van de school verwijderd en de familie kon wel wat extra geld gebruiken.
Ze was nu bijna twaalf en kon een baantje krijgen bij een hoofdcommies van de belasting op de Botenmakerstraat in Zaandam.
Al verdiende ze maar een kwartje per week, het gaf toch lucht en doordat ze voor dag en nacht in betrekking ging, was er ook een mond minder te voeden.
Smeekbeden van de schoolleiding hielpen niet.
Haar werkzaamheden begonnen in de morgen met kleden kloppen en vegen. Als ze daarmee klaar was, mocht ze mevrouw wekken met een kopje thee.
De commies had een kantoortje boven in het huis. Af en toe moest ze de man koffie brengen. Als ze de trap op liep, morste ze vaak wat koffie. Het koekje dat naast het kopje lag werd dan nat. Ze wist dan voor ze op de deur klopte, niet beter te doen, dan het koekje op te eten en het schoteltje schoon te likken. Ook had ze een keer gedacht dat de borden al afgewassen waren en ze had ze in de kast gezet. Om er later, toen mevrouw had gezegd, dat ze er wat streperig en niet echt schoon uitzagen, achter te komen dat de hond ze had schoon gelikt.

Koffie

Eén keer had ze ook koffie in moeten schenken voor de vrouw van de directeur van de belastingen in Zaandam. Mevrouw had haar een keer voorgedaan hoe dat moest. Je kon de koffie opwarmen in een steelpannetje. Als je het niet liet koken, bleef de smaak behouden.
Toen mevrouw had gevraagd of Katrien de koffie naar wens had gezet, had de vrouw gezegd: Ja de koffie was goed, maar het was wel wat lauw.
Katrien gaf als repliek: Hoe is dat nou mogelijk, toen ik mijn vinger in de steelpan stak brandde ik me.
Toch had mijn moeder, dit eerste 'dienstje', niet als vreselijk ervaren. De commies en zijn vrouw vonden de gedragingen van mijn moeder vaak komisch. En af en toe werd ze op gezellige avondjes uit haar bed gehaald om de visite te vermaken met de hierboven beschreven verhalen.

----------

De tekening is van Katharina Kouwenhoven.


© 2023 Nienke Nieuwenhuizen
powered by CJ2