archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Luister! delen printen terug
David Allan Coe Henk Klaren

1406VG David Allan CoeHeel vroeger had Feyenoord een voorzitter die Cor Kieboom (1926-1967) heette. Van hem is de legendarische uitspraak: ‘Waar staat geschreven dat ik consequent moet zijn?’. En al verkneukel ik mij meestal wanneer Feyenoord verliest (behalve natuurlijk als ze tegen een buitenlandse club spelen), ik mag deze Rotterdammer bij gelegenheid graag citeren, mét bronvermelding.

Onder invloed van al die rare maatschappelijke discussies over Zwarte Piet en Kerst- of feestdagen bedacht ik mij, dat het er op lijkt dat niemand zich bijzonder stoort aan de aanval op onze nationale identiteit uit de Angelsaksische hoek. Ik doel niet op het discours over de invloed van de Engelse taal op het Nederlands. Dat geeft niks. De Franse taal heeft ook allerlei woorden en grammaticale vreemdheden in onze taal gebracht. Die zijn inmiddels zodanig gewoon geworden, dat bestrijders van de anglificatie van het Nederlands soms een oud Frans leenwoord als alternatief voor een Angelsaksische uitdrukking voorstellen. Tiens! Dus dat komt wel goed, al moeten die universiteiten in zijn algemeenheid gewoon in het Nederlands blijven/gaan doceren.

Nee, ik bedoel Halloween en Santa Claus, na de Brexit en Trump moeten die maar weer eens terug over de grote plas. En: popmuziek. Ja, dat zou consequent zijn, maar – om wijlen de heer Kieboom te citeren: enzovoort. Ik blijf van Britse en Amerikaanse popmuziek houden. En van blues en folk en country. Ja, ook van country al is het onder meer de volksmuziek van de rednecks, van de Trumpos of, zoals Hillary zei: de deplorables. En: het ritselt van de gristelijke godsdienstigheid. Zie de link naar het nummer Will the Circle be Unbroken onder dit stukje (brrrr!). En daar heb ik dus niks mee. Ik beschouw iedere godsdienst als achterlijk.

En toch vind ik country-and-western muziek vaak prachtig. Een tijd lang heb ik gedacht, dat de verwijzingen naar Jezus, in de countrymuziek die ik leuk vond, ironisch bedoeld waren. Of waren opgenomen als een soort hommage aan een ouderwetse traditie. Dan heb ik het bijvoorbeeld over artiesten uit het Californië van de late jaren zestig van de vorige eeuw. The Byrds, The Flying Burrito Brothers, Buffalo Springfield. Space-cowboys werden ze wel genoemd. Progressieve popmusici, die zich verdiepten in country en het ook speelden. Platen als Sweetheart of the Rodeo, The Gilded Palace of Sin. Het is echt country. Ja, country-with-a-twist kun je zeggen, maar toch.

Het hoort wat mij betreft tot de mooiste muziek ooit gemaakt. En dat van die ironie valt niet vol te houden. Het komt wel voor lijkt me, maar Johnny Cash, Merle Haggard en dat soort lui – dat zijn niet je space-cowboys – waren volgens mij echt christelijk en eerder genoemde Californiërs grotendeels vast ook wel. Ook de muziek van veel ‘echte’ oude countrymannen en – vrouwen vind ik mooi. Goed, het is een Angelsaksische cultuurinvasie die onze nationale identiteit bedreigt en die bovendien verdergaande secularisatie zou kunnen vertragen. Als liefhebbers tenminste naar de teksten luisteren, en dat komt niet zo veel voor, ze ook nog eens ter harte nemen en dat is nog zeldzamer. Het blijkt eens te meer: ik zal de heer Kieboom wel weer met instemming moeten citeren. Lastig voor een Ajax-liefhebber.

Maar: ironie komt wel vóór in de countrymuziek. De mooiste vorm van ironie is naar binnen gericht. Er is geen mooiere spot dan zelfspot. En dat tref je aan bij David Allan Coe over clichés in de countrymuziek. David Allan Coe. Ik hoorde voor het eerst van hem toen ik – per ongeluk – op de radio een interview met Johnny Cash hoorde. In mijn herinnering was dat op de draadomroep in mijn ouderlijk huis, maar dat kan haast niet kloppen. Het geheugen is ook al niet consequent. Sindsdien volg ik Coe een beetje. Ik heb ook een CD. Het is gewoon een goede countryzanger. Zijn stem heeft wel iets van die van Cash, een beetje hoger, dat wel. Hij schrijft ook liedjes, maar zingt ook materiaal van anderen. En hij is vrij gek.

Drugs, drank en bajes zijn onderwerpen in zijn teksten, helemaal country. Daarnaast heeft hij actief geprotesteerd tegen de behandeling van Indianen in Amerika. Er zijn prachtige portretten van hem in indianenpak en met vlechten. Maar het gaat mij nu om de ironische benadering van de countrymuziek. Eén van zijn grote hits is geschreven door zijn goede vriend Steve Goodman en John Prine. Die Goodman is ook de auteur van het klassieke City of New Orleans (bij ons bekend als: ’t Is weer voorbij die Mooie Zomer, jawel!). Dat nummer van Goodman en Prine heet: You never even called me by my Name.

Goodman had het lied opgestuurd naar Coe met de opmerking dat hij nu de perfecte country-and-western song had geschreven. In de opname van Coe’s versie legt hij dat aan het eind van de oorspronkelijke tekst uit. En ook, dat hij de schrijver terugschreef dat dat niet kon want: er kwam van alles níet in voor wat in zo’n perfect lied thuis hoort: mama, of treinen, of tracks, of de gevangenis, of dronken worden. Waarop Goodman nog een coupletje toevoegde:

I was drunk the day my mom got out of prison
And I went to pick'er up in the rain
But before I could get to the station in my pickup truck
She got runned over by a damned ol' train


En toen waren ze het eens: dit was het perfecte country-and-western lied.

You never even Called me by my Name

Let ook op de geslaagde imitaties van Waylon Jennings, Merle Haggard en … Charlie Pride, een Afro-Amerikaanse countryzanger, een zeldzaamheid. Hij zingt ook mee op onderstaande versie van:

Will the Circle be Unbroken


© 2017 Henk Klaren meer Henk Klaren - meer "Luister!" -
Vermaak en Genot > Luister!
David Allan Coe Henk Klaren
1406VG David Allan CoeHeel vroeger had Feyenoord een voorzitter die Cor Kieboom (1926-1967) heette. Van hem is de legendarische uitspraak: ‘Waar staat geschreven dat ik consequent moet zijn?’. En al verkneukel ik mij meestal wanneer Feyenoord verliest (behalve natuurlijk als ze tegen een buitenlandse club spelen), ik mag deze Rotterdammer bij gelegenheid graag citeren, mét bronvermelding.

Onder invloed van al die rare maatschappelijke discussies over Zwarte Piet en Kerst- of feestdagen bedacht ik mij, dat het er op lijkt dat niemand zich bijzonder stoort aan de aanval op onze nationale identiteit uit de Angelsaksische hoek. Ik doel niet op het discours over de invloed van de Engelse taal op het Nederlands. Dat geeft niks. De Franse taal heeft ook allerlei woorden en grammaticale vreemdheden in onze taal gebracht. Die zijn inmiddels zodanig gewoon geworden, dat bestrijders van de anglificatie van het Nederlands soms een oud Frans leenwoord als alternatief voor een Angelsaksische uitdrukking voorstellen. Tiens! Dus dat komt wel goed, al moeten die universiteiten in zijn algemeenheid gewoon in het Nederlands blijven/gaan doceren.

Nee, ik bedoel Halloween en Santa Claus, na de Brexit en Trump moeten die maar weer eens terug over de grote plas. En: popmuziek. Ja, dat zou consequent zijn, maar – om wijlen de heer Kieboom te citeren: enzovoort. Ik blijf van Britse en Amerikaanse popmuziek houden. En van blues en folk en country. Ja, ook van country al is het onder meer de volksmuziek van de rednecks, van de Trumpos of, zoals Hillary zei: de deplorables. En: het ritselt van de gristelijke godsdienstigheid. Zie de link naar het nummer Will the Circle be Unbroken onder dit stukje (brrrr!). En daar heb ik dus niks mee. Ik beschouw iedere godsdienst als achterlijk.

En toch vind ik country-and-western muziek vaak prachtig. Een tijd lang heb ik gedacht, dat de verwijzingen naar Jezus, in de countrymuziek die ik leuk vond, ironisch bedoeld waren. Of waren opgenomen als een soort hommage aan een ouderwetse traditie. Dan heb ik het bijvoorbeeld over artiesten uit het Californië van de late jaren zestig van de vorige eeuw. The Byrds, The Flying Burrito Brothers, Buffalo Springfield. Space-cowboys werden ze wel genoemd. Progressieve popmusici, die zich verdiepten in country en het ook speelden. Platen als Sweetheart of the Rodeo, The Gilded Palace of Sin. Het is echt country. Ja, country-with-a-twist kun je zeggen, maar toch.

Het hoort wat mij betreft tot de mooiste muziek ooit gemaakt. En dat van die ironie valt niet vol te houden. Het komt wel voor lijkt me, maar Johnny Cash, Merle Haggard en dat soort lui – dat zijn niet je space-cowboys – waren volgens mij echt christelijk en eerder genoemde Californiërs grotendeels vast ook wel. Ook de muziek van veel ‘echte’ oude countrymannen en – vrouwen vind ik mooi. Goed, het is een Angelsaksische cultuurinvasie die onze nationale identiteit bedreigt en die bovendien verdergaande secularisatie zou kunnen vertragen. Als liefhebbers tenminste naar de teksten luisteren, en dat komt niet zo veel voor, ze ook nog eens ter harte nemen en dat is nog zeldzamer. Het blijkt eens te meer: ik zal de heer Kieboom wel weer met instemming moeten citeren. Lastig voor een Ajax-liefhebber.

Maar: ironie komt wel vóór in de countrymuziek. De mooiste vorm van ironie is naar binnen gericht. Er is geen mooiere spot dan zelfspot. En dat tref je aan bij David Allan Coe over clichés in de countrymuziek. David Allan Coe. Ik hoorde voor het eerst van hem toen ik – per ongeluk – op de radio een interview met Johnny Cash hoorde. In mijn herinnering was dat op de draadomroep in mijn ouderlijk huis, maar dat kan haast niet kloppen. Het geheugen is ook al niet consequent. Sindsdien volg ik Coe een beetje. Ik heb ook een CD. Het is gewoon een goede countryzanger. Zijn stem heeft wel iets van die van Cash, een beetje hoger, dat wel. Hij schrijft ook liedjes, maar zingt ook materiaal van anderen. En hij is vrij gek.

Drugs, drank en bajes zijn onderwerpen in zijn teksten, helemaal country. Daarnaast heeft hij actief geprotesteerd tegen de behandeling van Indianen in Amerika. Er zijn prachtige portretten van hem in indianenpak en met vlechten. Maar het gaat mij nu om de ironische benadering van de countrymuziek. Eén van zijn grote hits is geschreven door zijn goede vriend Steve Goodman en John Prine. Die Goodman is ook de auteur van het klassieke City of New Orleans (bij ons bekend als: ’t Is weer voorbij die Mooie Zomer, jawel!). Dat nummer van Goodman en Prine heet: You never even called me by my Name.

Goodman had het lied opgestuurd naar Coe met de opmerking dat hij nu de perfecte country-and-western song had geschreven. In de opname van Coe’s versie legt hij dat aan het eind van de oorspronkelijke tekst uit. En ook, dat hij de schrijver terugschreef dat dat niet kon want: er kwam van alles níet in voor wat in zo’n perfect lied thuis hoort: mama, of treinen, of tracks, of de gevangenis, of dronken worden. Waarop Goodman nog een coupletje toevoegde:

I was drunk the day my mom got out of prison
And I went to pick'er up in the rain
But before I could get to the station in my pickup truck
She got runned over by a damned ol' train


En toen waren ze het eens: dit was het perfecte country-and-western lied.

You never even Called me by my Name

Let ook op de geslaagde imitaties van Waylon Jennings, Merle Haggard en … Charlie Pride, een Afro-Amerikaanse countryzanger, een zeldzaamheid. Hij zingt ook mee op onderstaande versie van:

Will the Circle be Unbroken
© 2017 Henk Klaren
powered by CJ2