archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
De besteding van de tijd Carlo van Praag

0402BS Polder
Mijn vorige bijdrage, handelend over de geschiedenis van de tijdmeting, tilde ons even uit de polder waaraan deze rubriek zijn naam ontleent.* Nu zinken wij terug in de ons vertrouwde drassige bodem. Wat doen de mensen in Nederland zo al met hun tijd? Draaien we mee in een 24-uurs economie? Is er, met al die werkende vrouwen, nog iemand om de huishouding te doen? De heren des huizes bij voorbeeld? Blijft er bij die tweeverdieners nog tijd over voor de kinderen? Komen de leden van het gezin elkaar überhaupt nog tegen of is het er een komen en gaan van individuen die elk op hun eigen tijd een greep doen in de koelkast? Wanneer kun je met je auto het beste de weg op, als je van opschieten houdt? Zelf had ik het idee dat je daarvoor het beste de zondagochtend kunt kiezen. We zitten hier eigenlijk nooit in de tuin, omdat er zoveel verkeer over de singel gaat, maar op zondagochtend is het zowaar nog uit te houden. Geen woon-werkverkeer, geen vrachtwagens en de recreanten, weliswaar elk jaar talrijker, komen steeds later uit hun bed. Zo komt het mij voor!

Vragen en veronderstellingen die zich laten beantwoorden, dan wel verifiëren! Nederland heeft een grote traditie op het gebied van het tijdsbestedingsonderzoek. Eens in de vijf jaar worden de mensen hier ondervraagd over hun tijdsbesteding en dat onderzoek is al tientallen jaren gaande. Het beperkt zich niet tot een handjevol vragen, nee, de mensen die in de steekproef vallen, worden geprest om gedurende een week in oktober een kwartierenboekhouding aan te leggen. Dat wil zeggen dat zij elk kwartier van elke dag in die week moeten toewijzen aan dozijnen mogelijke tijdsbestedingen (nee, seksuele bedrijvigheid is geen aparte rubriek; deze activiteit dient te worden geboekt onder ‘persoonlijke verzorging’ of ‘nachtrust’). Je begrijpt niet dat er nog mensen bereid zijn tot een dergelijke inspanning (ik heb het nu weer over de kwartierenboekhouding), maar volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau dat dit onderzoek heeft geïnitieerd en het, samen met andere partijen, nog steeds herhaalt, lukte het zelfs nog in 2005 om de gegevens los te krijgen.

Het aardige van dit soort tijdsbestedingsonderzoek is zijn argeloosheid. Mannen wordt niet expliciet gevraagd of zij wel flink meehelpen in de huishouding, maar uit de (naar wij hopen nauwgezette) kwartierenboekhouding is het antwoord wel af te leiden. Het aardige van tijdsbestedingsonderzoek is ook dat het ons inzicht gunt in een veelheid van maatschappelijke verschijnselen, variërend van vrouwenemancipatie tot computerverslaving. Neem bij voorbeeld die vrouwenemancipatie:

 
Tabel 1
Aantal gewerkte uren en deelname aan betaalde arbeid in de bevolking van 20-64 jaar

1975
1985
1995
2005
Aantal uren betaalde arbeid
totaal
17,7
17,3
20,4
23,5
mannen
29,2
26,3
29,9
31,0
vrouwen
6,1
8,1
11,3
16,0
Percentage deelnemers*
aan betaalde arbeid
totaal
48
48
56
65
mannen
77
69
76
76
vrouwen
18
25
36
53
* Om als deelnemer te worden geteld, moet iemand in de onderzoeksweek ten minste 12 uur betaalde arbeid hebben verricht
Bron: SCP (2006)
                                                    

Ik heb de tijdreeks gereduceerd tot slechts vier peiljaren om de tabelvrezende lezers niet al te zeer af te schrikken. En voordat u sputtert dat u echt wel meer dan 31 uur (mannen) of 16 uur (vrouwen) per week werkt: het zijn gemiddelden over de bevolking van 20 tot en met 64 jaar. Daarin bevinden zich ook studenten, werklozen, vervroegd gepensioneerden en mensen die net een kleine vakantie hadden genomen. Bovendien zit de reistijd ten behoeve van het werk er niet in. We werken dus met zijn allen steeds meer, maar dat komt vooral door de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. Die vertoonde een verdrievoudiging in dertig jaar. Bij de mannen is er in die tijd niet zoveel veranderd.

Waarmee de volgende vraag zich aandient: wie springt voor die werkende vrouwen in? Zij hebben immers steeds minder tijd voor huishoudelijke arbeid en kinderverzorging! Dat blijkt ook uit de gegevens van het onderzoek: in 2005 staken vrouwen bijna 8,5 uur per week minder in huishoudelijke taken dan in 1975. In die zelfde periode namen de mannen deze taken slechts zeer gedeeltelijk over: zij gingen bijna twee uur meer tijd aan het huishouden besteden. Er wordt per slot van rekening dus flink wat minder aan huishoudelijk werk gedaan. Dus, stof langs de plinten, een vettig fornuis, grijzige vitrage en ongestreken overhemden! Het zal wel meevallen! Intussen kwamen er immers afwasmachines en het kindertal nam af, zodat het huishouden wellicht minder bewerkelijk werd. Maar de gelijke verdeling van arbeid en zorgtaken over de geslachten, dat stokpaardje van de emancipatiebeweging, is in elk geval nog niet gerealiseerd, wel wat dichterbij gebracht!

Curieus is overigens dat, ondanks het afnemend gemiddeld kindertal en het toenemend aantal alleenstaanden, de tijd besteed aan kinderverzorging bij beide geslachten toenam. En dat terwijl in de beschouwde periode de kinderverzorging ook nog op ruime schaal aan professionals in crèches en naschoolse opvang werd overgedragen. Lief van die ouders, om zo met hun kinderen bezig te zijn! En het is ook nog grotendeels kwaliteitstijd die hun kinderen krijgen! Niet zoals vroeger, toen moeder hooguit even opkeek van haar breiwerk om te roepen: ‘jongens ga eens buiten spelen!’

Je kunt de tijdsbesteding verdelen in drie grove categorieën. Er is de tijd besteed aan verplichtingen waar je normaal gesproken niet onderuit kan: dat wil zeggen betaalde arbeid, huishoudelijk werk en het volgen van onderwijs. Er is recuperatietijd (slapen, eten, lichamelijke verzorging). De tijd die daarna overblijft is vrije tijd. De recuperatietijd is door de jaren heen vrijwel constant. De verplicht bestede tijd nam echter toe, zodat de vrije tijd afnam. In 1995 sneden de verplichtingencurve en de vrijetijdscurve elkaar. Zowel de verplichtingen als de vrije tijd besloegen toen 45 uur per week (nog steeds gemiddeld over de bevolking van 20-64 jaar). Sindsdien groeide de verplicht bestede tijd uit tot iets meer dan 48 uur, terwijl de vrije tijd afnam tot 42 uur. Nogal wat mensen voelen zich gejaagd.

Nu die drukte op de weg.. Ruim een derde van de verplaatsingen waaraan de bevolking deel heeft komt voor rekening van de vrijetijdsbesteding en dat is aanzienlijk meer dan het aantal verplaatsingen in het kader van het woon-werkverkeer. Beide soorten verplaatsingen gingen in de loop van de tijd meer uren vergen. Mijn indruk dat het verkeer op zondag later op gang komt, wordt niet door het onderzoek gestaafd. Om ongeveer half negen is bijna 4% van de Nederlanders onderweg en dat is evenveel als vijf jaar geleden. Daarna loopt de curve voor 2005 sneller op dan voor 2000. Om half twee ’s middags was in 2005, 12% van de mensen onderweg tegen slechts 9% in 2000. Daar komt dan nog bij dat de bevolking, en dus het absolute aantal weggebruikers, tussen die twee jaren ook nog toenam. Wel kan de vergelijking zijn vertekend door het feit dat het tijdens de enquêteweek in 2005 mooier weer was dan in 2000.

En die 24-uurseconomie? En het moderne huishouden als duiventil? Is onze tijdsordening niet verregaand geïndividualiseerd? Dat valt nogal mee. We hebben nog steeds met zijn allen deel aan een collectief ritme, waarin slapen, eten, arbeid en vrije tijd hun vaste plaats hebben. Wel is er enige decentralisatie gaande op het punt van het huishoudelijk werk. Een deel van de bevolking doet dat tegenwoordig, meer dan voorheen, in de avonden en weekeinden. Heel aannemelijk, denk ik. Die tweeverdieners hebben daar overdag minder tijd voor. De verruiming van de winkelopeningstijden maakt het ook mogelijk. Mijn supermarkt is nu elke dag van 8 uur ’s ochtends tot 9 uur ’s avonds open, behalve op zondag, maar ook dan kan ik bijna de hele dag terecht. Voordat de openingstijden werden verruimd, in 1996, moest je tussen negen en zes naar de winkel en was je op de zondag veroordeeld tot een ellendig boodschappenloos bestaan.

Ja, en we lezen steeds minder en we zitten steeds meer aan de computer, ook in de vrije tijd. Vooral de jongeren; meer dan een uur per dag waarvan bijna een uur on line, maar dat zijn slechts gemiddelden! Velen zullen daar aanmerkelijk boven zitten en we hoeven er niet aan te twijfelen dat verslaving bij deze groep nogal eens voorkomt. Het televisiekijken is over zijn hoogtepunt heen, maar kost ons toch nog bijna 11 uur per week. De publieke zenders leggen het daarbij af tegen de commerciële zenders, vooral bij jongeren. En de bejaarden? Zij bladeren door hun lege agenda’s en in hun moedeloosheid grijpen zij naar extreme middelen: zij lezen, niet van het scherm, maar uit boeken en kranten! Daar trekken zij dagelijks gemiddeld een uur en vijf minuten voor uit. De 20-34 jarigen volstaan met een kwartier. Gelukkig maar dat De Leunstoel in elektronische en niet in gedrukte vorm verschijnt. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!


* C van Praag (2006). De Uitvinding van de Tijd. De Leunstoel, 3, 20 (5 oktober).
** Sociaal en Cultureel Planbureau (2006). De Tijd als Spiegel.



© 2006 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
De besteding van de tijd Carlo van Praag
0402BS Polder
Mijn vorige bijdrage, handelend over de geschiedenis van de tijdmeting, tilde ons even uit de polder waaraan deze rubriek zijn naam ontleent.* Nu zinken wij terug in de ons vertrouwde drassige bodem. Wat doen de mensen in Nederland zo al met hun tijd? Draaien we mee in een 24-uurs economie? Is er, met al die werkende vrouwen, nog iemand om de huishouding te doen? De heren des huizes bij voorbeeld? Blijft er bij die tweeverdieners nog tijd over voor de kinderen? Komen de leden van het gezin elkaar überhaupt nog tegen of is het er een komen en gaan van individuen die elk op hun eigen tijd een greep doen in de koelkast? Wanneer kun je met je auto het beste de weg op, als je van opschieten houdt? Zelf had ik het idee dat je daarvoor het beste de zondagochtend kunt kiezen. We zitten hier eigenlijk nooit in de tuin, omdat er zoveel verkeer over de singel gaat, maar op zondagochtend is het zowaar nog uit te houden. Geen woon-werkverkeer, geen vrachtwagens en de recreanten, weliswaar elk jaar talrijker, komen steeds later uit hun bed. Zo komt het mij voor!

Vragen en veronderstellingen die zich laten beantwoorden, dan wel verifiëren! Nederland heeft een grote traditie op het gebied van het tijdsbestedingsonderzoek. Eens in de vijf jaar worden de mensen hier ondervraagd over hun tijdsbesteding en dat onderzoek is al tientallen jaren gaande. Het beperkt zich niet tot een handjevol vragen, nee, de mensen die in de steekproef vallen, worden geprest om gedurende een week in oktober een kwartierenboekhouding aan te leggen. Dat wil zeggen dat zij elk kwartier van elke dag in die week moeten toewijzen aan dozijnen mogelijke tijdsbestedingen (nee, seksuele bedrijvigheid is geen aparte rubriek; deze activiteit dient te worden geboekt onder ‘persoonlijke verzorging’ of ‘nachtrust’). Je begrijpt niet dat er nog mensen bereid zijn tot een dergelijke inspanning (ik heb het nu weer over de kwartierenboekhouding), maar volgens het Sociaal en Cultureel Planbureau dat dit onderzoek heeft geïnitieerd en het, samen met andere partijen, nog steeds herhaalt, lukte het zelfs nog in 2005 om de gegevens los te krijgen.

Het aardige van dit soort tijdsbestedingsonderzoek is zijn argeloosheid. Mannen wordt niet expliciet gevraagd of zij wel flink meehelpen in de huishouding, maar uit de (naar wij hopen nauwgezette) kwartierenboekhouding is het antwoord wel af te leiden. Het aardige van tijdsbestedingsonderzoek is ook dat het ons inzicht gunt in een veelheid van maatschappelijke verschijnselen, variërend van vrouwenemancipatie tot computerverslaving. Neem bij voorbeeld die vrouwenemancipatie:

 
Tabel 1
Aantal gewerkte uren en deelname aan betaalde arbeid in de bevolking van 20-64 jaar

1975
1985
1995
2005
Aantal uren betaalde arbeid
totaal
17,7
17,3
20,4
23,5
mannen
29,2
26,3
29,9
31,0
vrouwen
6,1
8,1
11,3
16,0
Percentage deelnemers*
aan betaalde arbeid
totaal
48
48
56
65
mannen
77
69
76
76
vrouwen
18
25
36
53
* Om als deelnemer te worden geteld, moet iemand in de onderzoeksweek ten minste 12 uur betaalde arbeid hebben verricht
Bron: SCP (2006)
                                                    

Ik heb de tijdreeks gereduceerd tot slechts vier peiljaren om de tabelvrezende lezers niet al te zeer af te schrikken. En voordat u sputtert dat u echt wel meer dan 31 uur (mannen) of 16 uur (vrouwen) per week werkt: het zijn gemiddelden over de bevolking van 20 tot en met 64 jaar. Daarin bevinden zich ook studenten, werklozen, vervroegd gepensioneerden en mensen die net een kleine vakantie hadden genomen. Bovendien zit de reistijd ten behoeve van het werk er niet in. We werken dus met zijn allen steeds meer, maar dat komt vooral door de toenemende arbeidsparticipatie van vrouwen. Die vertoonde een verdrievoudiging in dertig jaar. Bij de mannen is er in die tijd niet zoveel veranderd.

Waarmee de volgende vraag zich aandient: wie springt voor die werkende vrouwen in? Zij hebben immers steeds minder tijd voor huishoudelijke arbeid en kinderverzorging! Dat blijkt ook uit de gegevens van het onderzoek: in 2005 staken vrouwen bijna 8,5 uur per week minder in huishoudelijke taken dan in 1975. In die zelfde periode namen de mannen deze taken slechts zeer gedeeltelijk over: zij gingen bijna twee uur meer tijd aan het huishouden besteden. Er wordt per slot van rekening dus flink wat minder aan huishoudelijk werk gedaan. Dus, stof langs de plinten, een vettig fornuis, grijzige vitrage en ongestreken overhemden! Het zal wel meevallen! Intussen kwamen er immers afwasmachines en het kindertal nam af, zodat het huishouden wellicht minder bewerkelijk werd. Maar de gelijke verdeling van arbeid en zorgtaken over de geslachten, dat stokpaardje van de emancipatiebeweging, is in elk geval nog niet gerealiseerd, wel wat dichterbij gebracht!

Curieus is overigens dat, ondanks het afnemend gemiddeld kindertal en het toenemend aantal alleenstaanden, de tijd besteed aan kinderverzorging bij beide geslachten toenam. En dat terwijl in de beschouwde periode de kinderverzorging ook nog op ruime schaal aan professionals in crèches en naschoolse opvang werd overgedragen. Lief van die ouders, om zo met hun kinderen bezig te zijn! En het is ook nog grotendeels kwaliteitstijd die hun kinderen krijgen! Niet zoals vroeger, toen moeder hooguit even opkeek van haar breiwerk om te roepen: ‘jongens ga eens buiten spelen!’

Je kunt de tijdsbesteding verdelen in drie grove categorieën. Er is de tijd besteed aan verplichtingen waar je normaal gesproken niet onderuit kan: dat wil zeggen betaalde arbeid, huishoudelijk werk en het volgen van onderwijs. Er is recuperatietijd (slapen, eten, lichamelijke verzorging). De tijd die daarna overblijft is vrije tijd. De recuperatietijd is door de jaren heen vrijwel constant. De verplicht bestede tijd nam echter toe, zodat de vrije tijd afnam. In 1995 sneden de verplichtingencurve en de vrijetijdscurve elkaar. Zowel de verplichtingen als de vrije tijd besloegen toen 45 uur per week (nog steeds gemiddeld over de bevolking van 20-64 jaar). Sindsdien groeide de verplicht bestede tijd uit tot iets meer dan 48 uur, terwijl de vrije tijd afnam tot 42 uur. Nogal wat mensen voelen zich gejaagd.

Nu die drukte op de weg.. Ruim een derde van de verplaatsingen waaraan de bevolking deel heeft komt voor rekening van de vrijetijdsbesteding en dat is aanzienlijk meer dan het aantal verplaatsingen in het kader van het woon-werkverkeer. Beide soorten verplaatsingen gingen in de loop van de tijd meer uren vergen. Mijn indruk dat het verkeer op zondag later op gang komt, wordt niet door het onderzoek gestaafd. Om ongeveer half negen is bijna 4% van de Nederlanders onderweg en dat is evenveel als vijf jaar geleden. Daarna loopt de curve voor 2005 sneller op dan voor 2000. Om half twee ’s middags was in 2005, 12% van de mensen onderweg tegen slechts 9% in 2000. Daar komt dan nog bij dat de bevolking, en dus het absolute aantal weggebruikers, tussen die twee jaren ook nog toenam. Wel kan de vergelijking zijn vertekend door het feit dat het tijdens de enquêteweek in 2005 mooier weer was dan in 2000.

En die 24-uurseconomie? En het moderne huishouden als duiventil? Is onze tijdsordening niet verregaand geïndividualiseerd? Dat valt nogal mee. We hebben nog steeds met zijn allen deel aan een collectief ritme, waarin slapen, eten, arbeid en vrije tijd hun vaste plaats hebben. Wel is er enige decentralisatie gaande op het punt van het huishoudelijk werk. Een deel van de bevolking doet dat tegenwoordig, meer dan voorheen, in de avonden en weekeinden. Heel aannemelijk, denk ik. Die tweeverdieners hebben daar overdag minder tijd voor. De verruiming van de winkelopeningstijden maakt het ook mogelijk. Mijn supermarkt is nu elke dag van 8 uur ’s ochtends tot 9 uur ’s avonds open, behalve op zondag, maar ook dan kan ik bijna de hele dag terecht. Voordat de openingstijden werden verruimd, in 1996, moest je tussen negen en zes naar de winkel en was je op de zondag veroordeeld tot een ellendig boodschappenloos bestaan.

Ja, en we lezen steeds minder en we zitten steeds meer aan de computer, ook in de vrije tijd. Vooral de jongeren; meer dan een uur per dag waarvan bijna een uur on line, maar dat zijn slechts gemiddelden! Velen zullen daar aanmerkelijk boven zitten en we hoeven er niet aan te twijfelen dat verslaving bij deze groep nogal eens voorkomt. Het televisiekijken is over zijn hoogtepunt heen, maar kost ons toch nog bijna 11 uur per week. De publieke zenders leggen het daarbij af tegen de commerciële zenders, vooral bij jongeren. En de bejaarden? Zij bladeren door hun lege agenda’s en in hun moedeloosheid grijpen zij naar extreme middelen: zij lezen, niet van het scherm, maar uit boeken en kranten! Daar trekken zij dagelijks gemiddeld een uur en vijf minuten voor uit. De 20-34 jarigen volstaan met een kwartier. Gelukkig maar dat De Leunstoel in elektronische en niet in gedrukte vorm verschijnt. Wie de jeugd heeft, heeft de toekomst!


* C van Praag (2006). De Uitvinding van de Tijd. De Leunstoel, 3, 20 (5 oktober).
** Sociaal en Cultureel Planbureau (2006). De Tijd als Spiegel.

© 2006 Carlo van Praag
powered by CJ2