archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Basis Arie Arie de Jong

2003BS basis arieEind jaren zeventig schreef ik stukken in een partijkrant onder de titel 'Bericht van de Basis’ en dat bezorgde me de bijnaam ‘Basis Arie’.

De PvdA was op haar hoogtepunt. De partij had zo’n 120.000 leden, Joop den Uyl was bijna vijf jaar minister-president geweest in een kabinet met in meerderheid progressieve ministers en bleef daarna de tegenpool van Dries van Agt, de held van het CDA. In de PvdA had zich sinds het einde van de jaren zestig een levendige debatcultuur ontwikkeld. Partijafdelingen kwamen overal maandelijks bijeen en bespraken de actuele landelijke politiek, de lokale politiek en namen een voorschot op de discussies die later op congressen plaatsvonden. In die debatcultuur bleek er behoefte aan een periodiek waarin partijleden zelf stukken konden schrijven en waarin natuurlijk ook de partijtop wat kon laten weten. Er kwam een blad dat elke twee weken, op grauw papier, werd rondgezonden. Je moest je daar apart op abonneren, en tienduizenden leden deden dat! Op het hoogtepunt hadden meer dan 20.000 leden een abonnement op Roos in de Vuist. Dat blad werd gerund door een betaalde redactie van slechts een paar mensen, met Oebele de Jong als hoofdredacteur. Een vrouw die deel uitmaakte van die kleine redactie zei op een keer: 'We doen dit met anderhalve man en een paardenkop, en ik ben de paardenkop.' Ik werd vaste schrijver (onbezoldigd!) van de rubriek ‘Bericht van de Basis’ en daarom kreeg ik de bijnaam Basis Arie.

Bericht van de basis

Die rubriek van mij werd gevreten in de partij, want ik schreef op wat er in de partij leefde. Dat wilde iedereen graag weten, en zeker de mensen die in de Tweede Kamer of het partijbestuur zaten. Op een partijraad liep ik een vooraanstaand Kamerlid tegen het lijf, die mij toevertrouwde: 'Als dat blad komt, lees ik eerst dat stuk van jou.'

Hoe kwam ik te weten wat er in de partij leefde?
Om te beginnen vroeg ik om mij het lokale ledenblad toe te zenden. Vrijwel alle afdelingen hadden toen een ledenblad, soms met een prachtige naam, de stencilmachines draaiden overal volop. Dat toezenden van het eigen ledenblad deed men maar wat graag, want in mijn rubriek vertelde ik ook waar ik de informatie vandaan haalde. Hoe leuk was het dan niet dat ik een citaat uit het ledenblad van Gorinchem, Breukelen of Sneek gaf voor de mensen die elke maand zo’n blad in elkaar draaiden, een avond aan het stencilen en nieten waren en het daarna ook nog moesten rondbrengen. (In Leiden had je toen zo’n 1200 leden en die kregen elke maand de ‘Partijgenoot’ in de bus, bezorgd door een groep zogeheten wijkcommissarissen. Die gingen ook op bezoek bij een nieuw lid of probeerden een opzegger over te halen lid te blijven.) Binnen korte tijd kreeg ik meer dan honderd afdelingsblaadjes per maand te verwerken. Die snuffelde ik dan allemaal door, op zoek naar kwesties waar op dat moment wat vaker over werd geschreven.

Dat kon van alles zijn. Over inhoudelijke politiek, maar ook over het partijleven. Elke twee weken weer leverde ik op die manier een bericht van de basis.

De voorzitter las mee

Totdat voorzitter Max van den Berg een blunder beging. Hij ging in een stukje van mij zitten klooien, zodat ik tot mijn schrik zag dat mijn tekst verminkt in Roos in de Vuist verscheen. Einde verhaal, want een partijvoorzitter die gaat meeschrijven (noem het censureren) in een tekst onder mijn naam, daar pas ik voor.

Nog jarenlang kwam ik mensen tegen die mij Basis Arie noemden, of die zich herinnerden dat ik die rubriek had gehad. Bij de basis van de partij bleef ik nog lang populair.



© 2022 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Basis Arie Arie de Jong
2003BS basis arieEind jaren zeventig schreef ik stukken in een partijkrant onder de titel 'Bericht van de Basis’ en dat bezorgde me de bijnaam ‘Basis Arie’.

De PvdA was op haar hoogtepunt. De partij had zo’n 120.000 leden, Joop den Uyl was bijna vijf jaar minister-president geweest in een kabinet met in meerderheid progressieve ministers en bleef daarna de tegenpool van Dries van Agt, de held van het CDA. In de PvdA had zich sinds het einde van de jaren zestig een levendige debatcultuur ontwikkeld. Partijafdelingen kwamen overal maandelijks bijeen en bespraken de actuele landelijke politiek, de lokale politiek en namen een voorschot op de discussies die later op congressen plaatsvonden. In die debatcultuur bleek er behoefte aan een periodiek waarin partijleden zelf stukken konden schrijven en waarin natuurlijk ook de partijtop wat kon laten weten. Er kwam een blad dat elke twee weken, op grauw papier, werd rondgezonden. Je moest je daar apart op abonneren, en tienduizenden leden deden dat! Op het hoogtepunt hadden meer dan 20.000 leden een abonnement op Roos in de Vuist. Dat blad werd gerund door een betaalde redactie van slechts een paar mensen, met Oebele de Jong als hoofdredacteur. Een vrouw die deel uitmaakte van die kleine redactie zei op een keer: 'We doen dit met anderhalve man en een paardenkop, en ik ben de paardenkop.' Ik werd vaste schrijver (onbezoldigd!) van de rubriek ‘Bericht van de Basis’ en daarom kreeg ik de bijnaam Basis Arie.

Bericht van de basis

Die rubriek van mij werd gevreten in de partij, want ik schreef op wat er in de partij leefde. Dat wilde iedereen graag weten, en zeker de mensen die in de Tweede Kamer of het partijbestuur zaten. Op een partijraad liep ik een vooraanstaand Kamerlid tegen het lijf, die mij toevertrouwde: 'Als dat blad komt, lees ik eerst dat stuk van jou.'

Hoe kwam ik te weten wat er in de partij leefde?
Om te beginnen vroeg ik om mij het lokale ledenblad toe te zenden. Vrijwel alle afdelingen hadden toen een ledenblad, soms met een prachtige naam, de stencilmachines draaiden overal volop. Dat toezenden van het eigen ledenblad deed men maar wat graag, want in mijn rubriek vertelde ik ook waar ik de informatie vandaan haalde. Hoe leuk was het dan niet dat ik een citaat uit het ledenblad van Gorinchem, Breukelen of Sneek gaf voor de mensen die elke maand zo’n blad in elkaar draaiden, een avond aan het stencilen en nieten waren en het daarna ook nog moesten rondbrengen. (In Leiden had je toen zo’n 1200 leden en die kregen elke maand de ‘Partijgenoot’ in de bus, bezorgd door een groep zogeheten wijkcommissarissen. Die gingen ook op bezoek bij een nieuw lid of probeerden een opzegger over te halen lid te blijven.) Binnen korte tijd kreeg ik meer dan honderd afdelingsblaadjes per maand te verwerken. Die snuffelde ik dan allemaal door, op zoek naar kwesties waar op dat moment wat vaker over werd geschreven.

Dat kon van alles zijn. Over inhoudelijke politiek, maar ook over het partijleven. Elke twee weken weer leverde ik op die manier een bericht van de basis.

De voorzitter las mee

Totdat voorzitter Max van den Berg een blunder beging. Hij ging in een stukje van mij zitten klooien, zodat ik tot mijn schrik zag dat mijn tekst verminkt in Roos in de Vuist verscheen. Einde verhaal, want een partijvoorzitter die gaat meeschrijven (noem het censureren) in een tekst onder mijn naam, daar pas ik voor.

Nog jarenlang kwam ik mensen tegen die mij Basis Arie noemden, of die zich herinnerden dat ik die rubriek had gehad. Bij de basis van de partij bleef ik nog lang populair.

© 2022 Arie de Jong
powered by CJ2