archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Alltijd aan staan Arie de Jong

2001BS Aan staan
De afgelopen jaren lees je vaak over het probleem dat van mensen wordt verwacht dat ze ‘altijd aan staan’. Een prachtige uitdrukking, die wat mij betreft treffend weergeeft wat er aan de hand is. Echter, het wordt voortdurend als een probleem aangekaart. Dat werkgevers verwachten dat hun medewerkers altijd hun mail en appjes in de gaten houden, ook buiten werktijd. Of dat mensen in het openbaar bestuur, zoals een wethouder of een Tweede Kamerlid, altijd benaderbaar moeten zijn en altijd beschikbaar om ergens op te draven en door te hebben wat zij of hij kan met een contact of de toegeworpen informatie. Ze staan altijd aan en dat willen ze niet.

Het lijkt net of dat voor iedereen geldt, maar dat geloof ik niet. Zelf vind ik het geen enkel probleem altijd aan te staan. Ik zou niets anders willen! Volgens mij zijn er heel wat mensen die dat ook zo ervaren. Mijn observatie: in posities waarin je ‘altijd aan moet staan’, komen vooral mensen terecht die dat geen probleem vinden. Het is op die manier een selectiecriterium dat al door iemand zelf wordt toegepast. Nu zou het kunnen dat maar een klein deel van de mensen het leuk vindt om ‘altijd aan te staan’. Dat zou betekenen dat de groep waaruit allerlei functionarissen worden geselecteerd (in het openbaar bestuur, maar ook ondernemers of hoogleraren) een beperkte vijver is waaruit zulke mensen worden gehaald. En dat een grote groep buiten al dat soort functies valt, want ze kunnen het niet opbrengen of hebben er geen zin in om ‘altijd aan te staan’.

Vroeger

Mijn gedachten gaan terug naar mijn jeugd. Mijn vader werkte in de continu-dienst. Dat betekent dat hij telkens op andere tijden moest werken, ook in nachtdienst. Lastig trouwens, want dan moest hij overdag slapen en moesten kinderen stil zijn! Mijn moeder, net als toen bijna alle vrouwen huisvrouw, moest zeven dagen in de week altijd klaar staan. Het huisvrouwenbestaan was toen nog een baan waarin je altijd bezig was. Natuurlijk werd op zondag wat gas terug genomen, maar ook dan moest er warm eten (’s middags! drie gangen) op tafel gezet worden, moest er koffie en thee geserveerd worden, kwamen familie en vrienden over de vloer die ook verzorgd moesten worden.

Of neem mijn schoonvader, boer met een stal vol koeien. Elke dag was er hetzelfde patroon. ’s Ochtends om vier uur uit bed, koeien melken, en dan ergens op de dag een uurtje slaap inhalen. Laat op de middag was het weer melktijd. Overdag was er van alles op het land. Soms moest een koe bevallen en dat kon op elke tijd zijn. En dat dus elke dag. Alleen op vrijdag liep het anders, want dan was het marktdag. De knecht kreeg het dan wat drukker, want mijn schoonvader moest naar de markt. Soms om koeien te verkopen en andere te kopen. Vooral om andere boeren te spreken en wat gezelligheid te beleven. Boeren met vee zijn mensen die ook altijd ‘aan staan’.

Tegenwoordig

Tegenwoordig is het voor veel mensen niet anders. Nu mannen en vrouwen allemaal de kost moeten verdienen, is het in gezinnen met kinderen altijd spitsuur. Ouders met opgroeiende kinderen moeten altijd ‘aan staan’, zijn vaak overbelast. Toch heb je er die buiten werk en gezin nog andere dingen doen. Al is dat veelal vrijwilligerswerk dat aansluit op de gezinssituatie: bij de sportvereniging waar een kind op zit, op school waar een kind op zit. Het is razend moeilijk mensen in die leeftijd, als ze kinderen hebben, te porren voor andere zaken. Om actief te zijn in een politieke partij, om ander vrijwilligerswerk of bestuurswerk te doen. Dat soort vrijwilligerswerk komt vooral neer op jonge mensen die nog niet aan kinderen toe zijn, en oudere mensen die ‘uit de kinderen zijn’, en ja: er bestaan ook mensen die geen kinderen hebben en die zijn potentieel altijd beschikbaar. Als ze er zin in hebben.

De discussie over deeltijd

Mensen die niet altijd aan willen staan en, in elk geval niet voor hun werk, kiezen voor een deeltijdbaan. Dat gebeurt vaker door vrouwen dan door mannen. Dat wordt een probleem gevonden. Zeker nu er veel vacatures zijn en men in belangrijke sectoren (zoals de zorg en het onderwijs) mensen te kort komt, wordt geopperd dat deeltijders voltijds moeten gaan werken. Het kabinet speelt zelfs met de gedachte om mensen die voltijds werken een bonus te geven. Overigens weer zo’n voorbeeld van een ballonnetje waar niet eerst goed over is nagedacht. Stel dat je 100.000 mensen zo ver krijgt om voltijds te gaan werken door die bonus, geef je die bonus dan ook aan die miljoenen mensen die al voltijds werken? Het zal wel moeten. De doelmatigheid van zulke overheidsuitgaven is ver te zoeken. Belangrijker is echter de denkfout die wordt gemaakt. Dat mensen in deeltijd gaan werken komt bijna niet voort uit een financiële afweging. Die heeft te maken met hoe ze gelukkig willen zijn. Om allerlei redenen willen veel mensen niet in de eerste plaats werknemer of ondernemer zijn. Het leven biedt meer. Zoals de verantwoordelijkheid voor kinderen, mantelzorg of lol in een hobby. Wanneer dringt het door tot de hersens van mensen die zelf altijd aan willen staan en genoegen beleven aan een voltijds werkkring dat niet iedereen zo in elkaar zit?

Als je echt wilt dat voldoende mensen werkzaam zijn in de zorg en het onderwijs, analyseer eens goed hoe het komt dat daar niet voldoende mensen werken. Ik weet het wel, maar dit stuk wordt veel te lang als ik het ga voorzeggen.

----------

De illustratie is van Han Busstra.



© 2022 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Alltijd aan staan Arie de Jong
2001BS Aan staan
De afgelopen jaren lees je vaak over het probleem dat van mensen wordt verwacht dat ze ‘altijd aan staan’. Een prachtige uitdrukking, die wat mij betreft treffend weergeeft wat er aan de hand is. Echter, het wordt voortdurend als een probleem aangekaart. Dat werkgevers verwachten dat hun medewerkers altijd hun mail en appjes in de gaten houden, ook buiten werktijd. Of dat mensen in het openbaar bestuur, zoals een wethouder of een Tweede Kamerlid, altijd benaderbaar moeten zijn en altijd beschikbaar om ergens op te draven en door te hebben wat zij of hij kan met een contact of de toegeworpen informatie. Ze staan altijd aan en dat willen ze niet.

Het lijkt net of dat voor iedereen geldt, maar dat geloof ik niet. Zelf vind ik het geen enkel probleem altijd aan te staan. Ik zou niets anders willen! Volgens mij zijn er heel wat mensen die dat ook zo ervaren. Mijn observatie: in posities waarin je ‘altijd aan moet staan’, komen vooral mensen terecht die dat geen probleem vinden. Het is op die manier een selectiecriterium dat al door iemand zelf wordt toegepast. Nu zou het kunnen dat maar een klein deel van de mensen het leuk vindt om ‘altijd aan te staan’. Dat zou betekenen dat de groep waaruit allerlei functionarissen worden geselecteerd (in het openbaar bestuur, maar ook ondernemers of hoogleraren) een beperkte vijver is waaruit zulke mensen worden gehaald. En dat een grote groep buiten al dat soort functies valt, want ze kunnen het niet opbrengen of hebben er geen zin in om ‘altijd aan te staan’.

Vroeger

Mijn gedachten gaan terug naar mijn jeugd. Mijn vader werkte in de continu-dienst. Dat betekent dat hij telkens op andere tijden moest werken, ook in nachtdienst. Lastig trouwens, want dan moest hij overdag slapen en moesten kinderen stil zijn! Mijn moeder, net als toen bijna alle vrouwen huisvrouw, moest zeven dagen in de week altijd klaar staan. Het huisvrouwenbestaan was toen nog een baan waarin je altijd bezig was. Natuurlijk werd op zondag wat gas terug genomen, maar ook dan moest er warm eten (’s middags! drie gangen) op tafel gezet worden, moest er koffie en thee geserveerd worden, kwamen familie en vrienden over de vloer die ook verzorgd moesten worden.

Of neem mijn schoonvader, boer met een stal vol koeien. Elke dag was er hetzelfde patroon. ’s Ochtends om vier uur uit bed, koeien melken, en dan ergens op de dag een uurtje slaap inhalen. Laat op de middag was het weer melktijd. Overdag was er van alles op het land. Soms moest een koe bevallen en dat kon op elke tijd zijn. En dat dus elke dag. Alleen op vrijdag liep het anders, want dan was het marktdag. De knecht kreeg het dan wat drukker, want mijn schoonvader moest naar de markt. Soms om koeien te verkopen en andere te kopen. Vooral om andere boeren te spreken en wat gezelligheid te beleven. Boeren met vee zijn mensen die ook altijd ‘aan staan’.

Tegenwoordig

Tegenwoordig is het voor veel mensen niet anders. Nu mannen en vrouwen allemaal de kost moeten verdienen, is het in gezinnen met kinderen altijd spitsuur. Ouders met opgroeiende kinderen moeten altijd ‘aan staan’, zijn vaak overbelast. Toch heb je er die buiten werk en gezin nog andere dingen doen. Al is dat veelal vrijwilligerswerk dat aansluit op de gezinssituatie: bij de sportvereniging waar een kind op zit, op school waar een kind op zit. Het is razend moeilijk mensen in die leeftijd, als ze kinderen hebben, te porren voor andere zaken. Om actief te zijn in een politieke partij, om ander vrijwilligerswerk of bestuurswerk te doen. Dat soort vrijwilligerswerk komt vooral neer op jonge mensen die nog niet aan kinderen toe zijn, en oudere mensen die ‘uit de kinderen zijn’, en ja: er bestaan ook mensen die geen kinderen hebben en die zijn potentieel altijd beschikbaar. Als ze er zin in hebben.

De discussie over deeltijd

Mensen die niet altijd aan willen staan en, in elk geval niet voor hun werk, kiezen voor een deeltijdbaan. Dat gebeurt vaker door vrouwen dan door mannen. Dat wordt een probleem gevonden. Zeker nu er veel vacatures zijn en men in belangrijke sectoren (zoals de zorg en het onderwijs) mensen te kort komt, wordt geopperd dat deeltijders voltijds moeten gaan werken. Het kabinet speelt zelfs met de gedachte om mensen die voltijds werken een bonus te geven. Overigens weer zo’n voorbeeld van een ballonnetje waar niet eerst goed over is nagedacht. Stel dat je 100.000 mensen zo ver krijgt om voltijds te gaan werken door die bonus, geef je die bonus dan ook aan die miljoenen mensen die al voltijds werken? Het zal wel moeten. De doelmatigheid van zulke overheidsuitgaven is ver te zoeken. Belangrijker is echter de denkfout die wordt gemaakt. Dat mensen in deeltijd gaan werken komt bijna niet voort uit een financiële afweging. Die heeft te maken met hoe ze gelukkig willen zijn. Om allerlei redenen willen veel mensen niet in de eerste plaats werknemer of ondernemer zijn. Het leven biedt meer. Zoals de verantwoordelijkheid voor kinderen, mantelzorg of lol in een hobby. Wanneer dringt het door tot de hersens van mensen die zelf altijd aan willen staan en genoegen beleven aan een voltijds werkkring dat niet iedereen zo in elkaar zit?

Als je echt wilt dat voldoende mensen werkzaam zijn in de zorg en het onderwijs, analyseer eens goed hoe het komt dat daar niet voldoende mensen werken. Ik weet het wel, maar dit stuk wordt veel te lang als ik het ga voorzeggen.

----------

De illustratie is van Han Busstra.

© 2022 Arie de Jong
powered by CJ2