archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Sterren stralen overal * Katharina Kouwenhoven

1609BS SterrenIk ben in mijn jeugd één keer naar de bioscoop geweest, samen met mijn ouders, naar Westend, aan het begin van de Jan Evertsenstraat. De film: Sterren Stralen Overal. Die film is uitgekomen in 1953, toen ik acht was, en geregisseerd door Gerard Rutten, de vader van ‘Ome Willem’ Edwin Rutten, die een rol in de film vertolkte. Hij gaat over een Amsterdams gezin dat wil emigreren naar Australië en dat uiteindelijk ook doet. Ze stappen in ieder geval op de boot. Wat een idee om een kind van acht hiermee naar toe te nemen. Ik wist helemaal niet wat emigreren was, laat staan dat ik een idee had van de besognes die daarmee gepaard gingen.

Er zijn nog steeds Nederlanders die emigreren, maar daar hoor je zelden over. Tussen 1947 en 1961 emigreerden er echter 126.000 Nederlanders naar Australië, hoewel dat niet de populairste bestemming was. Maar de Australische overheid deed erg haar best om nieuwe bewoners te trekken, want de bevolking was te klein om een behoorlijke economische groei te bewerkstelligen. Ze lokte ze met haar zon, zee en stranden, banen voor het oprapen en subsidie voor de overtocht. Zo werd Australië een droombestemming voor Nederlanders die in eigen land geen huizen en geen werk hadden en dus een slecht toekomstperspectief.

Nederland wilde haar werkloze boeren en ongeschoolde arbeiders wel kwijt en deed financieel ook een duit in het zakje. En dus stapten al die emigranten op de boot voor een reis van zes weken, voor sommigen een soort vakantie, maar voor anderen een kwelling vol heimwee en zeeziekte. Ook in Australië bleek een woningtekort en vele nieuwkomers woonden lange tijd in erbarmelijke omstandigheden in opvangkampen. Voor de ongeschoolden bleek het niet makkelijk om een baan te vinden. Van het ene uitzichtloze bestaan kotsend naar het andere gevaren. En hoewel de emigratie in principe permanent is, keert 30% uiteindelijk weer terug naar Nederland. Met hangende pootjes.

Terwijl er in 1957 nog steeds Nederlanders naar Australië emigreerden, kreeg Nederland in dat jaar ook te maken met een fikse stroom immigranten uit Indonesië. Die stroom bestond uit postkoloniale repatriërende Nederlanders en Indische Nederlanders, die een Hollands paspoort hadden, maar nog nooit in Nederland waren geweest. Au! Nederland was voorbereid op deze immigratiegolf en had dus voor voldoende opvangkampen gezorgd. En ondanks de heersende werkloosheid en woningnood werd bijna iedereen aan werk en woning geholpen. Keuze was er niet. Je moest maar afwachten of je in een middelgrote stad terecht kwam of tussen de koeien. De dekolonisatie bracht vaker stromen immigranten op gang: Molukkers (gedwongen), Surinamers, Antillianen. Die instroom verliep wel wat ongeregelder, maar intussen wonen er thans in Nederland zo’n 450.000 Indische Nederlanders, 330.000 Surinamers, 113.000 Antillianen en 40.000 Molukkers (cijfers ontleend aan John Jansen van Galen, Afscheid van de Koloniën).

Al snel kwamen ook de gastarbeiders van rondom de Middellandse Zee binnen, waarvan verwacht werd dat ze weer terug zouden keren naar hun land van herkomst, maar door een bizar beleid (gezinshereniging) massaal besloten hier te blijven. Ook de gastarbeiders hebben in opvangkampen gezeten of in iets wat daar op leek en die komen nu weer van pas voor weer nieuwe immigranten, asielzoekers uit landen waar het dekoloniseren ook niet zo vlekkeloos verlopen is.

Sinds de jaren vijftig hebben er dus in Nederland altijd mensen in opvangkampen gewoond. De vraag is of er ooit een tijd komt dat die kampen overbodig zijn. Op niet al te lange termijn zijn alle Nederlanders een afstammeling van een immigrant. Dan hoeven we niet meer te zeuren over al of geen multiculturele samenleving. Die hebben we dan en eigenlijk altijd al gehad.

---------
Het plaatje is van de schrijfster


© 2019 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Sterren stralen overal * Katharina Kouwenhoven
1609BS SterrenIk ben in mijn jeugd één keer naar de bioscoop geweest, samen met mijn ouders, naar Westend, aan het begin van de Jan Evertsenstraat. De film: Sterren Stralen Overal. Die film is uitgekomen in 1953, toen ik acht was, en geregisseerd door Gerard Rutten, de vader van ‘Ome Willem’ Edwin Rutten, die een rol in de film vertolkte. Hij gaat over een Amsterdams gezin dat wil emigreren naar Australië en dat uiteindelijk ook doet. Ze stappen in ieder geval op de boot. Wat een idee om een kind van acht hiermee naar toe te nemen. Ik wist helemaal niet wat emigreren was, laat staan dat ik een idee had van de besognes die daarmee gepaard gingen.

Er zijn nog steeds Nederlanders die emigreren, maar daar hoor je zelden over. Tussen 1947 en 1961 emigreerden er echter 126.000 Nederlanders naar Australië, hoewel dat niet de populairste bestemming was. Maar de Australische overheid deed erg haar best om nieuwe bewoners te trekken, want de bevolking was te klein om een behoorlijke economische groei te bewerkstelligen. Ze lokte ze met haar zon, zee en stranden, banen voor het oprapen en subsidie voor de overtocht. Zo werd Australië een droombestemming voor Nederlanders die in eigen land geen huizen en geen werk hadden en dus een slecht toekomstperspectief.

Nederland wilde haar werkloze boeren en ongeschoolde arbeiders wel kwijt en deed financieel ook een duit in het zakje. En dus stapten al die emigranten op de boot voor een reis van zes weken, voor sommigen een soort vakantie, maar voor anderen een kwelling vol heimwee en zeeziekte. Ook in Australië bleek een woningtekort en vele nieuwkomers woonden lange tijd in erbarmelijke omstandigheden in opvangkampen. Voor de ongeschoolden bleek het niet makkelijk om een baan te vinden. Van het ene uitzichtloze bestaan kotsend naar het andere gevaren. En hoewel de emigratie in principe permanent is, keert 30% uiteindelijk weer terug naar Nederland. Met hangende pootjes.

Terwijl er in 1957 nog steeds Nederlanders naar Australië emigreerden, kreeg Nederland in dat jaar ook te maken met een fikse stroom immigranten uit Indonesië. Die stroom bestond uit postkoloniale repatriërende Nederlanders en Indische Nederlanders, die een Hollands paspoort hadden, maar nog nooit in Nederland waren geweest. Au! Nederland was voorbereid op deze immigratiegolf en had dus voor voldoende opvangkampen gezorgd. En ondanks de heersende werkloosheid en woningnood werd bijna iedereen aan werk en woning geholpen. Keuze was er niet. Je moest maar afwachten of je in een middelgrote stad terecht kwam of tussen de koeien. De dekolonisatie bracht vaker stromen immigranten op gang: Molukkers (gedwongen), Surinamers, Antillianen. Die instroom verliep wel wat ongeregelder, maar intussen wonen er thans in Nederland zo’n 450.000 Indische Nederlanders, 330.000 Surinamers, 113.000 Antillianen en 40.000 Molukkers (cijfers ontleend aan John Jansen van Galen, Afscheid van de Koloniën).

Al snel kwamen ook de gastarbeiders van rondom de Middellandse Zee binnen, waarvan verwacht werd dat ze weer terug zouden keren naar hun land van herkomst, maar door een bizar beleid (gezinshereniging) massaal besloten hier te blijven. Ook de gastarbeiders hebben in opvangkampen gezeten of in iets wat daar op leek en die komen nu weer van pas voor weer nieuwe immigranten, asielzoekers uit landen waar het dekoloniseren ook niet zo vlekkeloos verlopen is.

Sinds de jaren vijftig hebben er dus in Nederland altijd mensen in opvangkampen gewoond. De vraag is of er ooit een tijd komt dat die kampen overbodig zijn. Op niet al te lange termijn zijn alle Nederlanders een afstammeling van een immigrant. Dan hoeven we niet meer te zeuren over al of geen multiculturele samenleving. Die hebben we dan en eigenlijk altijd al gehad.

---------
Het plaatje is van de schrijfster
© 2019 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2