archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Niet thuis, wil niet, weet niet Carlo van Praag

0216 Niet thuis, ...
Enkele weken nadat ik mij een nieuwe bril had aangeschaft, ontving ik een vragenlijst van de winkelketen die ik met mijn aankoop had begunstigd. Of ik wilde meewerken aan een onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening! Aangezien ik door de opticien keurig was geholpen, wilde ik het formulier graag invullen en mijn erkentelijkheid langs deze weg tot uitdrukking brengen. Ik zette mij aan de arbeid en merkte dat mijn motivatie gaandeweg verdween. Halverwege gaf ik de moed zelfs op. Het formulier bevatte tientallen vragen over de inrichting van de winkel, de aantrekkelijkheid van de etalage en andere in mijn ogen bijkomstige aspecten van de transactie. Ik zette uiteindelijk een grote kras door deze lijst van irrelevante vragen en schreef onder aan het formulier: 'ik ben in deze winkel goed bediend en ben van plan er klant te blijven'. Het had echter niet veel gescheeld of ik had mij als 'non-respondent' leren kennen of, beter, niet leren kennen. Er zijn nogal wat non-respondenten in het land. Steeds meer! Het verschijnsel vormt een bedreiging, niet alleen van het marktonderzoek naar de consumptie van allerlei banale producten, maar ook van de sociale wetenschap die zich ook graag van de enquête bedient. Ineke Stoop van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft er net een proefschrift aan gewijd met de veelzeggende titel 'The hunt for the last respondent'.

Mijn halve weigering de vragenlijst in te vullen, was ingegeven door irritatie over de vragen. Er zijn evenwel veel meer redenen waarom mensen niet thuis geven. De eerste reden is dat zij in feite niet thuis zijn. In een samenleving die steeds meer alleenstaanden kent, wordt de kans dat er tenminste iemand op het adres aanwezig is steeds kleiner. En als de meerpersoonshuishoudens steeds vaker twee kostwinners hebben, staat de enquêteur ook daar steeds vaker voor een dichte deur.

Maar ook als de deur van het slot gaat, is de enquêteur nog niet binnen. En ook als de telefoon wordt opgenomen, betekent dat nog niet dat de aangesprokene op de vragen van de enquêteur wenst in te gaan. De mensen hebben tegenwoordig, juist ook door het tweeverdienerschap, wel wat anders te doen, dan zich te laten doorzagen over de kwaliteit van de hagelslag. Veel mensen houden hun nummer om deze reden zelfs buiten het telefoonboek, zoals zij ook ongewenste post tegenhouden met een 'nee, nee-sticker'. Ik heb daar alle begrip voor. En tijdnood is niet het enige aanvaardbare excuus. De onwil van mensen die, los van de tijdklem, gewoon geen zin hebben in een gesprek met een wildvreemde is eveneens legitiem. Zo'n gesprek kan bovendien vervelend worden als het zich richt op onderwerpen waarover je liever zwijgt ('wat hebt u vorige keer gestemd'; 'denkt u vaak aan zelfmoord'; 'wat voor medicijnen gebruikt u'). Zelf ben ik meer beducht voor vragen waarop geen enkelvoudig, en vaak niet eens een zinnig, antwoord mogelijk is of het moeten geven van rapportcijfers aan producten die ik gedachteloos consumeer of het moeten toekennen van menselijke attributen aan instanties die geheel niet te vatten zijn in die termen: is het Sociaal en Cultureel Planbureau eerlijk, avontuurlijk, warm, trots, eigenwijs, mannelijk, terughoudend, toeschietelijk, eerzuchtig, conservatief, doortastend? Ik heb er lange tijd gewerkt, maar ik zou het niet weten.

Natuurlijk zijn niet alle vragen onzinnig en is niet elke enquête gericht op banaliteiten. Veel, voor wetenschappers nuttige en voor krantenlezers interessante, statistische informatie over gedragingen en opinies van de Nederlandse bevolking is gebaseerd op enquêtes. Hoe gezond voelen de mensen zich en hoe vaak bezoeken zij huisartsen en specialisten? Wat doen zij in hun vrije tijd? Hoe lang staan zij in de file? Hebben zij verhuisplannen en naar welke woning in welk gebied gaat hun voorkeur uit? Naar welke school sturen zij hun kinderen en waarom? Hoe is hun houding ten opzichte van minderheidsgroepen? Hoe verdelen man en vrouw de taken in huis? Hoeveel paren blijven bewust kinderloos? Voor deze en andere vragen is de enquête vaak de enige bron. Als ik in de steekproef val, werk ik daar in principe ook aan mee; uit burgerplicht en vanwege mijn arbeidsverleden als sociale wetenschapper.

Maar juist in die laatste rol voel ik mij ook verontrust. Veel enquêtes bereiken tegenwoordig nog met moeite een responspercentage van 50%. De andere helft van de beoogde respondenten is niet bereikbaar of wil niet meedoen. Dat is niet erg als beide helften, dus respondenten en non-respondenten, niet van elkaar verschillen. Je maakt dan eenvoudig je steekproef groter. Wel erg is het als beide groepen op voor de enquête essentiële punten van elkaar afwijken. Een enquête naar het uitgaansgedrag van de Nederlandse bevolking die (zoals elke enquête) vooral thuizige mensen bereikt, zal bepaald geen goed beeld opleveren van het bezoek aan de horeca of van de behoefte aan disco's. En een enquête naar het vertrouwen van mensen in de politiek, waaraan vooral goed opgeleide, mondige, van burgerplicht doordrongen en steevast op fatsoenlijke partijen stemmende mensen (zoals u en ik) hun medewerking verlenen, geeft een veel te rooskleurige indruk van de samenleving. Dat was ook het verwijt dat het Sociaal en Cultureel Planbureau naar het hoofd kreeg geslingerd, toen het, kort voor de zege van Fortuyn, vaststelde dat het vertrouwen in de politiek stabiel was.

Sociale wetenschappers en statistici kennen het non-responsprobleem en proberen er wat aan te doen. Zo wegen zij bevolkingsgroepen waarin veel non-respons voorkomt, omhoog. Een respondent uit een dergelijke groep telt dan bij voorbeeld voor anderhalf. Dat kan ongestraft, zo lang deze respondenten een goede afspiegeling vormen van de groep in kwestie. Dat is lang niet altijd gegarandeerd, zoals hierboven al is vastgesteld. Een andere vorm van responsverhoging bestaat, voor de hand liggend, in het doen van meer moeite om mensen tot medewerking te brengen: net zo lang blijven komen tot zij een keer wél thuis zijn, wijzen op het belang van het onderzoek, cadeautje in het vooruitzicht stellen als zij de vragen willen beantwoorden. Deze technieken worden druk, en met een zeker succes, beproefd, maar zij maken het onderzoek duur en zij kunnen inflatoir werken, in die zin dat de beloning steeds groter moet worden om hetzelfde effect te sorteren.
De overheid weet tegenwoordig al veel van mensen zonder dat de enquêteur bij ze is langs geweest. Brother is much Bigger than he used to be. Maar voor veel vragen moet er nog steeds een enquêteur aan de bel trekken. En maar soebatten!
Lezers van dit hoogstaande en veelgelezen blad, wees sportief en respondeer! Zodat de stem des verstands voldoende meeklinkt!


© 2005 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Niet thuis, wil niet, weet niet Carlo van Praag
0216 Niet thuis, ...
Enkele weken nadat ik mij een nieuwe bril had aangeschaft, ontving ik een vragenlijst van de winkelketen die ik met mijn aankoop had begunstigd. Of ik wilde meewerken aan een onderzoek naar de kwaliteit van de dienstverlening! Aangezien ik door de opticien keurig was geholpen, wilde ik het formulier graag invullen en mijn erkentelijkheid langs deze weg tot uitdrukking brengen. Ik zette mij aan de arbeid en merkte dat mijn motivatie gaandeweg verdween. Halverwege gaf ik de moed zelfs op. Het formulier bevatte tientallen vragen over de inrichting van de winkel, de aantrekkelijkheid van de etalage en andere in mijn ogen bijkomstige aspecten van de transactie. Ik zette uiteindelijk een grote kras door deze lijst van irrelevante vragen en schreef onder aan het formulier: 'ik ben in deze winkel goed bediend en ben van plan er klant te blijven'. Het had echter niet veel gescheeld of ik had mij als 'non-respondent' leren kennen of, beter, niet leren kennen. Er zijn nogal wat non-respondenten in het land. Steeds meer! Het verschijnsel vormt een bedreiging, niet alleen van het marktonderzoek naar de consumptie van allerlei banale producten, maar ook van de sociale wetenschap die zich ook graag van de enquête bedient. Ineke Stoop van het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft er net een proefschrift aan gewijd met de veelzeggende titel 'The hunt for the last respondent'.

Mijn halve weigering de vragenlijst in te vullen, was ingegeven door irritatie over de vragen. Er zijn evenwel veel meer redenen waarom mensen niet thuis geven. De eerste reden is dat zij in feite niet thuis zijn. In een samenleving die steeds meer alleenstaanden kent, wordt de kans dat er tenminste iemand op het adres aanwezig is steeds kleiner. En als de meerpersoonshuishoudens steeds vaker twee kostwinners hebben, staat de enquêteur ook daar steeds vaker voor een dichte deur.

Maar ook als de deur van het slot gaat, is de enquêteur nog niet binnen. En ook als de telefoon wordt opgenomen, betekent dat nog niet dat de aangesprokene op de vragen van de enquêteur wenst in te gaan. De mensen hebben tegenwoordig, juist ook door het tweeverdienerschap, wel wat anders te doen, dan zich te laten doorzagen over de kwaliteit van de hagelslag. Veel mensen houden hun nummer om deze reden zelfs buiten het telefoonboek, zoals zij ook ongewenste post tegenhouden met een 'nee, nee-sticker'. Ik heb daar alle begrip voor. En tijdnood is niet het enige aanvaardbare excuus. De onwil van mensen die, los van de tijdklem, gewoon geen zin hebben in een gesprek met een wildvreemde is eveneens legitiem. Zo'n gesprek kan bovendien vervelend worden als het zich richt op onderwerpen waarover je liever zwijgt ('wat hebt u vorige keer gestemd'; 'denkt u vaak aan zelfmoord'; 'wat voor medicijnen gebruikt u'). Zelf ben ik meer beducht voor vragen waarop geen enkelvoudig, en vaak niet eens een zinnig, antwoord mogelijk is of het moeten geven van rapportcijfers aan producten die ik gedachteloos consumeer of het moeten toekennen van menselijke attributen aan instanties die geheel niet te vatten zijn in die termen: is het Sociaal en Cultureel Planbureau eerlijk, avontuurlijk, warm, trots, eigenwijs, mannelijk, terughoudend, toeschietelijk, eerzuchtig, conservatief, doortastend? Ik heb er lange tijd gewerkt, maar ik zou het niet weten.

Natuurlijk zijn niet alle vragen onzinnig en is niet elke enquête gericht op banaliteiten. Veel, voor wetenschappers nuttige en voor krantenlezers interessante, statistische informatie over gedragingen en opinies van de Nederlandse bevolking is gebaseerd op enquêtes. Hoe gezond voelen de mensen zich en hoe vaak bezoeken zij huisartsen en specialisten? Wat doen zij in hun vrije tijd? Hoe lang staan zij in de file? Hebben zij verhuisplannen en naar welke woning in welk gebied gaat hun voorkeur uit? Naar welke school sturen zij hun kinderen en waarom? Hoe is hun houding ten opzichte van minderheidsgroepen? Hoe verdelen man en vrouw de taken in huis? Hoeveel paren blijven bewust kinderloos? Voor deze en andere vragen is de enquête vaak de enige bron. Als ik in de steekproef val, werk ik daar in principe ook aan mee; uit burgerplicht en vanwege mijn arbeidsverleden als sociale wetenschapper.

Maar juist in die laatste rol voel ik mij ook verontrust. Veel enquêtes bereiken tegenwoordig nog met moeite een responspercentage van 50%. De andere helft van de beoogde respondenten is niet bereikbaar of wil niet meedoen. Dat is niet erg als beide helften, dus respondenten en non-respondenten, niet van elkaar verschillen. Je maakt dan eenvoudig je steekproef groter. Wel erg is het als beide groepen op voor de enquête essentiële punten van elkaar afwijken. Een enquête naar het uitgaansgedrag van de Nederlandse bevolking die (zoals elke enquête) vooral thuizige mensen bereikt, zal bepaald geen goed beeld opleveren van het bezoek aan de horeca of van de behoefte aan disco's. En een enquête naar het vertrouwen van mensen in de politiek, waaraan vooral goed opgeleide, mondige, van burgerplicht doordrongen en steevast op fatsoenlijke partijen stemmende mensen (zoals u en ik) hun medewerking verlenen, geeft een veel te rooskleurige indruk van de samenleving. Dat was ook het verwijt dat het Sociaal en Cultureel Planbureau naar het hoofd kreeg geslingerd, toen het, kort voor de zege van Fortuyn, vaststelde dat het vertrouwen in de politiek stabiel was.

Sociale wetenschappers en statistici kennen het non-responsprobleem en proberen er wat aan te doen. Zo wegen zij bevolkingsgroepen waarin veel non-respons voorkomt, omhoog. Een respondent uit een dergelijke groep telt dan bij voorbeeld voor anderhalf. Dat kan ongestraft, zo lang deze respondenten een goede afspiegeling vormen van de groep in kwestie. Dat is lang niet altijd gegarandeerd, zoals hierboven al is vastgesteld. Een andere vorm van responsverhoging bestaat, voor de hand liggend, in het doen van meer moeite om mensen tot medewerking te brengen: net zo lang blijven komen tot zij een keer wél thuis zijn, wijzen op het belang van het onderzoek, cadeautje in het vooruitzicht stellen als zij de vragen willen beantwoorden. Deze technieken worden druk, en met een zeker succes, beproefd, maar zij maken het onderzoek duur en zij kunnen inflatoir werken, in die zin dat de beloning steeds groter moet worden om hetzelfde effect te sorteren.
De overheid weet tegenwoordig al veel van mensen zonder dat de enquêteur bij ze is langs geweest. Brother is much Bigger than he used to be. Maar voor veel vragen moet er nog steeds een enquêteur aan de bel trekken. En maar soebatten!
Lezers van dit hoogstaande en veelgelezen blad, wees sportief en respondeer! Zodat de stem des verstands voldoende meeklinkt!
© 2005 Carlo van Praag
powered by CJ2