archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Referenda Henk Klaren

1404BS ReferendaWat zou er gebeurd zijn als er bij het referendum over het associatieverdrag van Oekraïne met de EU sprake was geweest van een enigszins andere uitslag? Bijvoorbeeld: een opkomst van 29%, waarvan zo’n 65% tegenstander van ratificatie van het verdrag.

Er waren ten tijde van het referendum 12.838.934 stemgerechtigden. Dat betekent dat slechts dik een kwart miljoen mensen méér had moeten besluiten niet te gaan stemmen. Een stevig regenbuitje zou dat zomaar hebben kunnen bewerkstelligen. 65% Van de opkomst in het fictieve voorbeeld is ruim twee-en-een-half miljoen. In de werkelijkheid van 6 april 2016 stemden vrijwel precies zoveel mensen tegen. We hebben dus niet zó’n merkwaardige casus te pakken. Echter: de opkomst lag beneden de 30% en daarmee was in ons voorbeeld het referendum niet geldig. Huppekee ratificeren maar!

Maar nu raak ik toch even in de problemen. We hebben het hier over een raadgevend referendum. Het gaat dus eigenlijk om een advies aan het bevoegd gezag. En wel: een ongevraagd advies. Dat kan. De wet voorziet onder voorwaarden in die mogelijkheid en aan die voorwaarden is voldaan. In de werkelijkheid en ook in de casus, want die heb ik  zelf verzonnen. In de werkelijkheid is het advies ‘geldig’, in de casus niet. Terwijl het advies in beide gevallen door evenveel mensen wordt gegeven. Dat wringt. Er klopt trouwens helemaal niets van al dit gedoe. Hoe kan een advies nou óngeldig zijn? En wat is de consequentie van de geldigheid van een advies. De manier waarop de meeste partijen die ‘geldigheid’ nu interpreteren maakt van een raadgevend referendum in feite een bíndend referendum. Dat lijkt me niet juist. Goede raad is duur, maar alleen goede raad. En als het geen goede raad is, dan leg je het naast je neer.

En dan raak ik weer in de problemen. Als een ‘nee’ tegen het Oekraïneverdrag slecht advies is, dan moet je geen advies vragen. Maar dat kon natuurlijk niet, want Roos en Baudet, en al die lui die ze digitaal steunden bij de aanvraag voor het referendum, hadden er volgens de wet recht op. En daarmee is ieder antwoord op de vraag of het verdrag moet worden geratificeerd per definitie goed advies. En dan is het dus in feite bindend. En dan heeft Roemer toch gelijk als hij zegt dat we een ‘democratisch genomen besluit’ niet mogen negeren of terugdraaien of zoiets. Volgens mij haalt de man met die praat de begrippen ‘advies’ en ‘besluit’ een beetje door elkaar, maar het wringt toch alweer.

Een volgend probleem is gelegen in de omstandigheid, dat bij de huidige wet een kleine minderheid van de stemgerechtigden een ‘geldig’ advies kan uitbrengen. In het geval van het referendum over het Oekraïneverdrag ging het om nog geen kwart van de stemgerechtigden. De anderen waren vóór het verdrag of vonden het wel goed en dachten dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen of ze waren niet geïnteresseerd.

Het laatste probleem is volgens mij het aantal handtekeningen dat vereist is om een referendum af te dwingen. Ik heb sterk de indruk, dat de opstellers van de wet niet helemaal (of eigenlijk: helemaal niet) beschikten over voldoende kennis van de mogelijkheden van de hedendaagse ict. Decennia geleden zouden de Baudets en Rozen van die tijd een fikse klus hebben gehad om het benodigde aantal krabbels te verzamelen. Dat is met de technologie van vandaag toch wat eenvoudiger. Dat herbergt het gevaar, dat er met een hoge frequentie over van alles en nog wat wordt gereferendeerd. Dat lijkt me niet efficiënt. Daarbij kun je je voorstellen, dat twee referendumuitslagen – ook als ze bindend zijn - direct of indirect met elkaar in tegenspraak kunnen zijn. Toch een beetje gek.

De conclusie lijkt me gerechtvaardigd dat de wet niet deugt. Uit het voorgaande blijkt naar mijn gevoel, dat àls je een referendum houdt het bindend moet zijn. Dat betekent weer wel, dat de eisen die aan het advies worden gesteld strenger moeten. Ik denk dat de enig denkbare definitie van een meerderheidsadvies is: de helft plus één van de stemgerechtigden. Alleen dan weet je zeker dat de meerderheid vóór iets is (of natuurlijk meestal: tégen, want zo zitten de Rozen en Baudets naar mijn gevoel in elkaar). Bij een opkomst zoals in Nederland gebruikelijk is zo’n meerderheid eigenlijk ondenkbaar.

En dan heb ik ook nog geen oplossing voor het aantal benodigde handtekeningen om tot een referendum te komen, behalve: meer dan nu in de wet. Laat staan dat ik zou weten hoe om te gaan met tegenstrijdige uitslagen van twee of meer bindende referenda.

Misschien maar beter om het niet meer te doen.

-------------
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2016 Henk Klaren meer Henk Klaren - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Referenda Henk Klaren
1404BS ReferendaWat zou er gebeurd zijn als er bij het referendum over het associatieverdrag van Oekraïne met de EU sprake was geweest van een enigszins andere uitslag? Bijvoorbeeld: een opkomst van 29%, waarvan zo’n 65% tegenstander van ratificatie van het verdrag.

Er waren ten tijde van het referendum 12.838.934 stemgerechtigden. Dat betekent dat slechts dik een kwart miljoen mensen méér had moeten besluiten niet te gaan stemmen. Een stevig regenbuitje zou dat zomaar hebben kunnen bewerkstelligen. 65% Van de opkomst in het fictieve voorbeeld is ruim twee-en-een-half miljoen. In de werkelijkheid van 6 april 2016 stemden vrijwel precies zoveel mensen tegen. We hebben dus niet zó’n merkwaardige casus te pakken. Echter: de opkomst lag beneden de 30% en daarmee was in ons voorbeeld het referendum niet geldig. Huppekee ratificeren maar!

Maar nu raak ik toch even in de problemen. We hebben het hier over een raadgevend referendum. Het gaat dus eigenlijk om een advies aan het bevoegd gezag. En wel: een ongevraagd advies. Dat kan. De wet voorziet onder voorwaarden in die mogelijkheid en aan die voorwaarden is voldaan. In de werkelijkheid en ook in de casus, want die heb ik  zelf verzonnen. In de werkelijkheid is het advies ‘geldig’, in de casus niet. Terwijl het advies in beide gevallen door evenveel mensen wordt gegeven. Dat wringt. Er klopt trouwens helemaal niets van al dit gedoe. Hoe kan een advies nou óngeldig zijn? En wat is de consequentie van de geldigheid van een advies. De manier waarop de meeste partijen die ‘geldigheid’ nu interpreteren maakt van een raadgevend referendum in feite een bíndend referendum. Dat lijkt me niet juist. Goede raad is duur, maar alleen goede raad. En als het geen goede raad is, dan leg je het naast je neer.

En dan raak ik weer in de problemen. Als een ‘nee’ tegen het Oekraïneverdrag slecht advies is, dan moet je geen advies vragen. Maar dat kon natuurlijk niet, want Roos en Baudet, en al die lui die ze digitaal steunden bij de aanvraag voor het referendum, hadden er volgens de wet recht op. En daarmee is ieder antwoord op de vraag of het verdrag moet worden geratificeerd per definitie goed advies. En dan is het dus in feite bindend. En dan heeft Roemer toch gelijk als hij zegt dat we een ‘democratisch genomen besluit’ niet mogen negeren of terugdraaien of zoiets. Volgens mij haalt de man met die praat de begrippen ‘advies’ en ‘besluit’ een beetje door elkaar, maar het wringt toch alweer.

Een volgend probleem is gelegen in de omstandigheid, dat bij de huidige wet een kleine minderheid van de stemgerechtigden een ‘geldig’ advies kan uitbrengen. In het geval van het referendum over het Oekraïneverdrag ging het om nog geen kwart van de stemgerechtigden. De anderen waren vóór het verdrag of vonden het wel goed en dachten dat het allemaal niet zo’n vaart zou lopen of ze waren niet geïnteresseerd.

Het laatste probleem is volgens mij het aantal handtekeningen dat vereist is om een referendum af te dwingen. Ik heb sterk de indruk, dat de opstellers van de wet niet helemaal (of eigenlijk: helemaal niet) beschikten over voldoende kennis van de mogelijkheden van de hedendaagse ict. Decennia geleden zouden de Baudets en Rozen van die tijd een fikse klus hebben gehad om het benodigde aantal krabbels te verzamelen. Dat is met de technologie van vandaag toch wat eenvoudiger. Dat herbergt het gevaar, dat er met een hoge frequentie over van alles en nog wat wordt gereferendeerd. Dat lijkt me niet efficiënt. Daarbij kun je je voorstellen, dat twee referendumuitslagen – ook als ze bindend zijn - direct of indirect met elkaar in tegenspraak kunnen zijn. Toch een beetje gek.

De conclusie lijkt me gerechtvaardigd dat de wet niet deugt. Uit het voorgaande blijkt naar mijn gevoel, dat àls je een referendum houdt het bindend moet zijn. Dat betekent weer wel, dat de eisen die aan het advies worden gesteld strenger moeten. Ik denk dat de enig denkbare definitie van een meerderheidsadvies is: de helft plus één van de stemgerechtigden. Alleen dan weet je zeker dat de meerderheid vóór iets is (of natuurlijk meestal: tégen, want zo zitten de Rozen en Baudets naar mijn gevoel in elkaar). Bij een opkomst zoals in Nederland gebruikelijk is zo’n meerderheid eigenlijk ondenkbaar.

En dan heb ik ook nog geen oplossing voor het aantal benodigde handtekeningen om tot een referendum te komen, behalve: meer dan nu in de wet. Laat staan dat ik zou weten hoe om te gaan met tegenstrijdige uitslagen van twee of meer bindende referenda.

Misschien maar beter om het niet meer te doen.

-------------
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2016 Henk Klaren
powered by CJ2