archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Carlo van Praag

0608BS Willem Schinkel
Enkele visies op de samenleving
 
‘In verreweg de meeste gevallen lijken sociologen ………….voor geen millimeter méér conceptuele verheldering te kunnen zorgen dan kroegbazen’. Dit zegt Willem Schinkel in zijn boek ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie’. De opmerking dient, zoals u begrijpt, niet ter complimentering van de kroegbazen. Willem Schinkel is zelf socioloog en een snel rijzende ster ook buiten de vakwereld. Het boek heeft in twee jaar drie drukken beleefd en Schinkel is al dermate bekend dat hij in het programma ‘Zomergasten’ van de VPRO mocht optreden, wat voor een socioloog die zijn sporen alleen in de wetenschap heeft verdiend, heel wat is.
Vol verwachting nam ik het boek ter hand. Als Schinkel zo vernietigend durft uit te halen naar zijn vakgenoten, moet hij zelf wel iets bijzonders achter de hand hebben. Zou ik indertijd dan toch iets gestudeerd hebben dat als wetenschap kan gelden?

Schinkel heeft veel gelezen, ook boeken uit de oude doos, en de hoofdstukken gewijd aan de geschiedenis van de sociologie zijn het lezen waard. Daar houdt mijn bewondering evenwel op. De ongeveer 400 pagina’s die in het teken staan van de eigen sociologische visie van de auteur tegenover die van de collectief miskleunende rest van de sociologen, zijn niet om door te komen. Wat ik voor De Leunstoel al niet over heb!
Het hele lijvige boekwerk is niet meer dan een essay dat drijft op een enkel idee; eigenlijk niet eens een idee, maar een lang aangehouden metafoor die nergens meer wordt dan dat. De maatschappij wil haar eigen sterfelijkheid niet onder ogen zien en bezweert haar doodsangst door middel van hypochondrie, sociale hypochondrie in dit geval. Zij is gefixeerd op vermeende ziekten. Het mechanisme komt het beste tot uiting in het integratiediscours. De gezondheid van de samenleving zou worden bedreigd door slecht geïntegreerde groepen, in het bijzonder door allochtonen. Het begrip ‘integratie’ wordt volgens Schinkel gelanceerd als middel om hen buiten de samenleving te plaatsen en dat gebeurt niet alleen door de politiek en door de overheid, maar ook door een aan deze partijen dienstbare sociale wetenschap. Dit hele tegen allochtonen gerichte marginaliseringsbedrijf is slechts een obsessieve preoccupatie van de patiënt. i.c. de maatschappij, met een denkbeeldige kwaal, i.c. de gebrekkige integratie van allochtonen. Schinkel is de enige die dit inziet. De andere sociologen ontbreekt het namelijk aan enige theoretische reflectie. Om zich niet te bezoedelen aan de terminologie van de kudde zet de schrijver het begrip ‘integratie’ honderden bladzijden achtereen tussen haakjes. Op deze manier dus: [integratie].

De in vele pagina’s postmodern proza verpakte gedachtegang is zo banaal als kan. Er heerst onlust in de samenleving en die richt zich tegen schuldeloze zondebokken, in het bijzonder de allochtonen. Hen worden minderwaardige of problematische culturen toegeschreven die de samenleving met ontwrichting bedreigen. ‘Zo wordt een discursief exorcisme voltrokken dat een fictieve “clash of cultures” observeert die precies met die observatie alle schijn van realiteit krijgt door zich middels de reële gevolgen van die observatie zo nu en dan, in sterk gemediatiseerde excessen, performatief waar te maken’ (p. 158). Ik zou het eenvoudiger zeggen, maar niet vierkant tegenspreken. Het zondebokmechanisme bestaat en het bedient zich van generalisaties, waarbij individueel gedrag tot cultureel bepaald gedrag wordt verklaard dat dus de hele groep aankleeft. En incidenten waarbij allochtonen zijn betrokken, worden soms opgeblazen. Jawel! Maar is de ‘clash of cultures’ daarmee geheel fictief? En als menselijke opvattingen en gedrag in niet op zijn minst in enige mate cultureel bepaald zouden zijn, wat blijft er dan voor de sociologie nog te observeren over? Niets, ook niet voor Willem Schinkel die in zijn boek ook nog eens met graagte als zelfingenomen kwast poseert. Dat programma ‘Zomergasten’ is er sinds Adriaan van Dis niet echt op vooruitgegaan.

Ik weet trouwens niet wat ik mij bij de ‘sterfelijkheid van de samenleving’ moet voorstellen. De auteur legt het nergens uit. Ik zie maatschappijen evolueren, veranderen, versmelten met andere maatschappijen, in crisis geraken, maar, behoudens fysieke uitroeiing der leden, niet sterven, hetgeen0608BS Harald Welzer niet wil zeggen dat ons geen vreselijke dingen staan te wachten. De Duitse sociaal-psycholoog Harald Welzer is van mening dat wij, zonder ons daarvan goed bewust te zijn, op de catastrofe afkoersen. Wij laten de kredietcrisis langs ons afglijden en gaan vlijtig voort met de uitputting van de energievoorraden en de opwarming van onze planeet. De waarschijnlijk fatale gevolgen van al deze ontwikkelingen (totale economische neergang, onomkeerbare schade aan het milieu, oorlog om de slinkende olievoorraden) zijn weliswaar goed voor enige bezorgdheid onder het mensdom, maar niet voor paniek. Alles zal wel weer in orde komen. De knappe koppen, de autoriteiten, de technologie, zullen wel uitkomst bieden. En, op de rand van de afgrond, gaan wij op in onze kleine dagelijkse beslommeringen. Deze verblinding vindt zijn verklaring juist in dat feit: het opgaan in het leven van alledag. Verreweg de meeste mensen kunnen dit lang volhouden omdat het ook lang duurt voordat de catastrofe hen persoonlijk bereikt. Als dat al gebeurt!

Harald Welzer’s korte artikel (want meer is het niet) biedt meer stof tot nadenken dan Schinkels 250 maal zo lange sociologische verhandeling. Heeft Welzer gelijk? Zijn wij met zijn allen bezig de Apocalyps te verdringen? Natuurlijk! Het valt moeilijk te negeren dat onze plichtmatige bezorgdheid over het milieu absoluut geen gelijke tred houdt met de risico’s die ons feitelijk bedreigen. En al die oorlogen die eraan komen, of die nu al worden gevoerd, zijn niet meer dan een spannend vervolgverhaal waarvan de televisie elke avond een aflevering verzorgt. Het front is ver weg, althans als je het geluk hebt gehad als West-Europeaan ter wereld te komen. En die economische crisis? Ach, het is hier nu al meer dan zestig jaar goed gegaan. Waarom zou het nu ineens helemaal fout gaan?

Maar er valt meer over de bagatellisering van ophanden zijnde rampen te zeggen dan Welzer in dit artikel doet. De verdringing die bij individuen optreedt, is wat anders dan de verlamming op collectief niveau. Individuen zijn biologisch niet toegerust om zich voor te bereiden op rampen die buiten hun macht vallen of buiten hun temporele of ruimtelijke horizon liggen. Zij kunnen weinig anders dan zo gewoon mogelijk voortleven. Zij verdringen op dezelfde wijze de ramp die hen allen met zekerheid zal treffen in de vorm van de naderende dood. Zij piekeren wel, en niet zelden bovenmatig, maar dan over hun actuele levensomstandigheden, hun gezondheid, hun sociale positie, hun gestagneerde carrière of hun seksuele mislukkingen. Mensen die letterlijk wakker liggen vanwege het milieu of de vluchtelingenstromen in Afrika hebben misschien een objectief gelijk en zij verdienen onze sympathie, maar zij vormen een kleine minderheid. Enige psychische ontregeling ligt niet zelden ten grondslag aan deze vorm van gepieker. Wat ik wil zeggen: we zijn maar mensen, geprogrammeerd om ons met onze eigen kleine behoeften bezig te houden.

Ogenschijnlijk speelt op collectief niveau hetzelfde mechanisme. Ook de politiek houdt zich, op de rand van de afgrond, bezig met futiliteiten als een economische groei die in kwarten van procenten wordt berekend of met de fusie van een paar kabelbedrijven of de uitzending van een handjevol manschappen naar Irak. Maar ik zou hier niet van verdringing willen spreken. Hier wordt rationeel gecalculeerd, maar dan binnen het beperkte krachtenveld van partij- of nationale belangen. Het is voor geen enkele partij een optie om werkelijk ingrijpende maatregelen ten gunste van het milieu voor te stellen. Zelfs kleine milieugerichte partijen zijn hiermee voorzichtig. En op een hoger schaalniveau is geen enkel land bereid om zijn nek verder uit te steken dan de rest. Al die beperkte rationele calculaties leveren een irrationeel eindresultaat op.

Stiekem hoop ik toch op de technologie en de knappe koppen. Er komt vast wel een oplossing.

Literatuur
Willem Schinkel: Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij. Klement, Kampen 2008
Harald Welzer: ‘Niets aan de hand’. In: NRC/Handelsblad van 10 januari 2009
 
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.


© 2009 Carlo van Praag meer Carlo van Praag - meer "In de polder" -
Beschouwingen > In de polder
Waar zijn we eigenlijk mee bezig? Carlo van Praag
0608BS Willem Schinkel
Enkele visies op de samenleving
 
‘In verreweg de meeste gevallen lijken sociologen ………….voor geen millimeter méér conceptuele verheldering te kunnen zorgen dan kroegbazen’. Dit zegt Willem Schinkel in zijn boek ‘Denken in een tijd van sociale hypochondrie’. De opmerking dient, zoals u begrijpt, niet ter complimentering van de kroegbazen. Willem Schinkel is zelf socioloog en een snel rijzende ster ook buiten de vakwereld. Het boek heeft in twee jaar drie drukken beleefd en Schinkel is al dermate bekend dat hij in het programma ‘Zomergasten’ van de VPRO mocht optreden, wat voor een socioloog die zijn sporen alleen in de wetenschap heeft verdiend, heel wat is.
Vol verwachting nam ik het boek ter hand. Als Schinkel zo vernietigend durft uit te halen naar zijn vakgenoten, moet hij zelf wel iets bijzonders achter de hand hebben. Zou ik indertijd dan toch iets gestudeerd hebben dat als wetenschap kan gelden?

Schinkel heeft veel gelezen, ook boeken uit de oude doos, en de hoofdstukken gewijd aan de geschiedenis van de sociologie zijn het lezen waard. Daar houdt mijn bewondering evenwel op. De ongeveer 400 pagina’s die in het teken staan van de eigen sociologische visie van de auteur tegenover die van de collectief miskleunende rest van de sociologen, zijn niet om door te komen. Wat ik voor De Leunstoel al niet over heb!
Het hele lijvige boekwerk is niet meer dan een essay dat drijft op een enkel idee; eigenlijk niet eens een idee, maar een lang aangehouden metafoor die nergens meer wordt dan dat. De maatschappij wil haar eigen sterfelijkheid niet onder ogen zien en bezweert haar doodsangst door middel van hypochondrie, sociale hypochondrie in dit geval. Zij is gefixeerd op vermeende ziekten. Het mechanisme komt het beste tot uiting in het integratiediscours. De gezondheid van de samenleving zou worden bedreigd door slecht geïntegreerde groepen, in het bijzonder door allochtonen. Het begrip ‘integratie’ wordt volgens Schinkel gelanceerd als middel om hen buiten de samenleving te plaatsen en dat gebeurt niet alleen door de politiek en door de overheid, maar ook door een aan deze partijen dienstbare sociale wetenschap. Dit hele tegen allochtonen gerichte marginaliseringsbedrijf is slechts een obsessieve preoccupatie van de patiënt. i.c. de maatschappij, met een denkbeeldige kwaal, i.c. de gebrekkige integratie van allochtonen. Schinkel is de enige die dit inziet. De andere sociologen ontbreekt het namelijk aan enige theoretische reflectie. Om zich niet te bezoedelen aan de terminologie van de kudde zet de schrijver het begrip ‘integratie’ honderden bladzijden achtereen tussen haakjes. Op deze manier dus: [integratie].

De in vele pagina’s postmodern proza verpakte gedachtegang is zo banaal als kan. Er heerst onlust in de samenleving en die richt zich tegen schuldeloze zondebokken, in het bijzonder de allochtonen. Hen worden minderwaardige of problematische culturen toegeschreven die de samenleving met ontwrichting bedreigen. ‘Zo wordt een discursief exorcisme voltrokken dat een fictieve “clash of cultures” observeert die precies met die observatie alle schijn van realiteit krijgt door zich middels de reële gevolgen van die observatie zo nu en dan, in sterk gemediatiseerde excessen, performatief waar te maken’ (p. 158). Ik zou het eenvoudiger zeggen, maar niet vierkant tegenspreken. Het zondebokmechanisme bestaat en het bedient zich van generalisaties, waarbij individueel gedrag tot cultureel bepaald gedrag wordt verklaard dat dus de hele groep aankleeft. En incidenten waarbij allochtonen zijn betrokken, worden soms opgeblazen. Jawel! Maar is de ‘clash of cultures’ daarmee geheel fictief? En als menselijke opvattingen en gedrag in niet op zijn minst in enige mate cultureel bepaald zouden zijn, wat blijft er dan voor de sociologie nog te observeren over? Niets, ook niet voor Willem Schinkel die in zijn boek ook nog eens met graagte als zelfingenomen kwast poseert. Dat programma ‘Zomergasten’ is er sinds Adriaan van Dis niet echt op vooruitgegaan.

Ik weet trouwens niet wat ik mij bij de ‘sterfelijkheid van de samenleving’ moet voorstellen. De auteur legt het nergens uit. Ik zie maatschappijen evolueren, veranderen, versmelten met andere maatschappijen, in crisis geraken, maar, behoudens fysieke uitroeiing der leden, niet sterven, hetgeen0608BS Harald Welzer niet wil zeggen dat ons geen vreselijke dingen staan te wachten. De Duitse sociaal-psycholoog Harald Welzer is van mening dat wij, zonder ons daarvan goed bewust te zijn, op de catastrofe afkoersen. Wij laten de kredietcrisis langs ons afglijden en gaan vlijtig voort met de uitputting van de energievoorraden en de opwarming van onze planeet. De waarschijnlijk fatale gevolgen van al deze ontwikkelingen (totale economische neergang, onomkeerbare schade aan het milieu, oorlog om de slinkende olievoorraden) zijn weliswaar goed voor enige bezorgdheid onder het mensdom, maar niet voor paniek. Alles zal wel weer in orde komen. De knappe koppen, de autoriteiten, de technologie, zullen wel uitkomst bieden. En, op de rand van de afgrond, gaan wij op in onze kleine dagelijkse beslommeringen. Deze verblinding vindt zijn verklaring juist in dat feit: het opgaan in het leven van alledag. Verreweg de meeste mensen kunnen dit lang volhouden omdat het ook lang duurt voordat de catastrofe hen persoonlijk bereikt. Als dat al gebeurt!

Harald Welzer’s korte artikel (want meer is het niet) biedt meer stof tot nadenken dan Schinkels 250 maal zo lange sociologische verhandeling. Heeft Welzer gelijk? Zijn wij met zijn allen bezig de Apocalyps te verdringen? Natuurlijk! Het valt moeilijk te negeren dat onze plichtmatige bezorgdheid over het milieu absoluut geen gelijke tred houdt met de risico’s die ons feitelijk bedreigen. En al die oorlogen die eraan komen, of die nu al worden gevoerd, zijn niet meer dan een spannend vervolgverhaal waarvan de televisie elke avond een aflevering verzorgt. Het front is ver weg, althans als je het geluk hebt gehad als West-Europeaan ter wereld te komen. En die economische crisis? Ach, het is hier nu al meer dan zestig jaar goed gegaan. Waarom zou het nu ineens helemaal fout gaan?

Maar er valt meer over de bagatellisering van ophanden zijnde rampen te zeggen dan Welzer in dit artikel doet. De verdringing die bij individuen optreedt, is wat anders dan de verlamming op collectief niveau. Individuen zijn biologisch niet toegerust om zich voor te bereiden op rampen die buiten hun macht vallen of buiten hun temporele of ruimtelijke horizon liggen. Zij kunnen weinig anders dan zo gewoon mogelijk voortleven. Zij verdringen op dezelfde wijze de ramp die hen allen met zekerheid zal treffen in de vorm van de naderende dood. Zij piekeren wel, en niet zelden bovenmatig, maar dan over hun actuele levensomstandigheden, hun gezondheid, hun sociale positie, hun gestagneerde carrière of hun seksuele mislukkingen. Mensen die letterlijk wakker liggen vanwege het milieu of de vluchtelingenstromen in Afrika hebben misschien een objectief gelijk en zij verdienen onze sympathie, maar zij vormen een kleine minderheid. Enige psychische ontregeling ligt niet zelden ten grondslag aan deze vorm van gepieker. Wat ik wil zeggen: we zijn maar mensen, geprogrammeerd om ons met onze eigen kleine behoeften bezig te houden.

Ogenschijnlijk speelt op collectief niveau hetzelfde mechanisme. Ook de politiek houdt zich, op de rand van de afgrond, bezig met futiliteiten als een economische groei die in kwarten van procenten wordt berekend of met de fusie van een paar kabelbedrijven of de uitzending van een handjevol manschappen naar Irak. Maar ik zou hier niet van verdringing willen spreken. Hier wordt rationeel gecalculeerd, maar dan binnen het beperkte krachtenveld van partij- of nationale belangen. Het is voor geen enkele partij een optie om werkelijk ingrijpende maatregelen ten gunste van het milieu voor te stellen. Zelfs kleine milieugerichte partijen zijn hiermee voorzichtig. En op een hoger schaalniveau is geen enkel land bereid om zijn nek verder uit te steken dan de rest. Al die beperkte rationele calculaties leveren een irrationeel eindresultaat op.

Stiekem hoop ik toch op de technologie en de knappe koppen. Er komt vast wel een oplossing.

Literatuur
Willem Schinkel: Denken in een tijd van sociale hypochondrie. Aanzet tot een theorie voorbij de maatschappij. Klement, Kampen 2008
Harald Welzer: ‘Niets aan de hand’. In: NRC/Handelsblad van 10 januari 2009
 
**********************************
Abonneer u op de Nieuwsbrief.
© 2009 Carlo van Praag
powered by CJ2