archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > In de polder delen printen terug
WRR en religie Ruurd Kunnen

0205 Midwinter
Twee berichten in Trouw trokken onlangs mijn aandacht. Het ene droeg de titel “Hippe jeugdkerken zijn alweer passé” en de andere “Het vuur is eruit bij het protestantse antipapisme”. Daar kan ik van smullen. Dat door jongeren zelf buiten de bestaande kerkgenootschappen opgezette godsdienstige happenings als Heartbeat, Heaventalk, GodFashion en Eternal Differrenz geen lang leven beschoren waren, lag enigszins in de lijn der verwachting, maar dat er, volgens een onderzoek van de Christelijke Hogeschool te Ede, in de Nederlandse zwartekousenkerken steeds minder mensen bereid zijn de antichrist in Rome te bestrijden, is ronduit teleurstellend. Toch schijnt de situatie voor gelovig Nederland niet ongunstig te zijn.

Uit onderzoek blijkt dat religie weer helemaal in is. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) nam in een lijvig rapport zelfs het woord ‘comeback’ in de mond en, zoals van een wetenschappelijke raad mag worden verwacht, wist direct een verklaring te geven. Deze was drieledig. Ten eerste is er sprake van een heropleving van de traditionele geloofsopvatting, dus zeg maar de ‘gewone’ christelijke kerkgang. De tweede verklaring is de opkomst van de islam en de derde het feit dat veel mensen zoekende zijn naar de zin van het leven. De religieuze landkaart ziet er tegenwoordig dan ook heel anders uit dan vijftig jaar geleden. Dat is uitgezocht door het bureau Motivaction dat de laatste jaren stevig aan de weg timmert met grootscheepse enquêteonderzoeken naar normen, waarden, opvattingen en houdingen. Hoewel dergelijk onderzoek bijzonder glibberig is, en je eigenlijk nooit zeker weet wat je meet, worden de uitkomsten in het publieke debat meestal als harde feiten behandeld. Zo ook in dit geval. Motivaction en de WRR onderscheiden in de Nederlandse bevolking twee grote groepen, het religieuze volksdeel en het niet-religieuze volksdeel. Het religieuze volksdeel bestaat uit christenen (25%), andere gelovigen (3%) en ‘ongebonden spirituelen’ (25%). Het niet-religieuze volksdeel wordt gevormd door de humanisten (29%) en de niet-humanisten (18%). De ongebonden spirituelen en de niet-humanistisch niet-religieuzen krijgen in het WRR veel aandacht. De eersten vormen een interessante subgroep, de anderen baren de Raad zorgen.

Iedereen kent wel een of meer ongebonden spirituelen. Dat zijn mensen die niet in God geloven, maar wel denken dat er ‘iets’ is. Wat dat ‘iets’ is, is vaag. Wat God is, is ook vaag, maar christenen en islamieten kunnen voor een antwoord op hun vragen terugvallen op geestelijke leiders en heilige boeken en dat geeft houvast. Ongebonden spirituelen moeten het helemaal zelf oplossen en zij doen dat door middel van meditatie, yoga, hekserij en wat men in die wereld ook maar aan spiritualiteitsbeleving en rituelen heeft bedacht. Een kenmerk van de ongebonden spiritualiteit is volgens de WRR dat zij niet kerkelijk is. Ik ben bang dat hier de plank even mis wordt geslagen. Ongebonden spirituelen hebben weinig boodschap aan de officiële kerken, maar zij voelen zich onderling vaak wel degelijk verbonden en komen ook bijeen om hun spiritualiteit gezamenlijk te beleven. De term ‘ongebonden’ klinkt sociale wetenschappers overigens merkwaardig in de oren, want het is al vele jaren een uitgemaakte zaak dat in de samenleving niemand, zelfs geen kluizenaar, ongebonden is. Waarschijnlijk bedoelt de WRR dat de ongebonden spirituelen geen erkende kerkgenootschappen hebben, dus geen subsidie krijgen en niet in overlegorganen zitting hebben, waardoor zij minder toegankelijk zijn voor overheidssturing. Maar overheidssturing van religie is in strijd met de scheiding van kerk en staat en daar komen we zo op.

De ongebonden spirituelen die ik ken, zijn aardige mensen. Zij hebben het beste voor met de wereld, de mensheid en de natuur. Je zou soms wensen dat er meer van hen waren. Bij de niet-humanistische niet-religieuzen schijnt dat heel anders te liggen. De WRR maakt zich zorgen over deze mensen, want het zijn kankeraars met een nihilistische kijk op het leven, hedonistisch, wantrouwend en weinig tolerant. Ik las zelfs de uitdrukkingen ‘buitenstaanders’, ‘anomische Nederlanders’ en ‘onderbuikgroep’ en de uitspraak “Zij hebben geen beeld van een betere wereld, maar kennen alleen een slechte wereld”. Dat zet de toon. De niet-humanistische niet-religieuzen zijn volgens de onderzoekers vatbaar voor extremistische visies. Het zijn mensen die hebben gestemd op Marijnissen en Wilders, de voormannen van partijen die posities innemen aan de uiteinden van het politieke spectrum, de geestelijke leiders van de kerken van de onderbuikgevoelens. De WRR meent dat deze normloze Nederlanders een risico vormen voor de samenleving en dat hier een taak ligt voor de overheid. Deze zou zich actief moeten bezighouden met religieuze zingeving om de cohesie in de samenleving te versterken.

In de berichten over de WRR-studie klinkt door dat de scheiding van kerk en staat niet langer is vol te houden vanwege de belangrijke positie die de religie in het publieke domein inneemt. Ik kan me niet voorstellen dat deze aanbeveling gedegen wetenschappelijk is onderbouwd. Ten eerste hebben de onderzoekers ons voorgerekend dat ruim een kwart van de bevolking zich aangetrokken voelt tot kerkelijke godsdienst. Dat is veel minder dan toen de scheiding tussen kerk en staat werd ingevoerd. De WRR schrijft ook dat de religie zijn comeback viert in de oude, traditionele vormen en in nieuwe gedaanten. Er zijn echter, zoals opgemerkt, ook andere tendensen waarneembaar. Hippe jeugdkerken zijn uit en het antipapisme is tanende.
Ten tweede is het helemaal niet nieuw dat de religie zich manifesteert in het publieke domein. Dat is al jaren zo. Denk aan de discussie over de zondagsrust (openingstijden zwembaden, reclame op televisie), over het bijzonder onderwijs, over samenwonen (“hokken”) en seks voor het huwelijk, over abortus en euthanasie, over het huwelijk van prinses Irene, over de fusie van de KVP, de ARP en de CHU en de fusie van het NVV en het NKV, over bouw van kerkgebouwen en moskees, over de bede in de troonrede en op de rand van de euro, over besnijdenis, over de vele vrije dagen in dit land, over het darwinisme, over Reve, over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst, over Israel en het Midden-Oosten, over hoofddoeken en burka’s, over …… .

Een ander argument is dat de overheid zijn afstandelijke houding tot de godsdienst moet laten varen, omdat zo veel mensen van de samenleving dreigen te vervreemden. Maar is dat zo? Moet de overheid de religiositeit in de samenleving stimuleren om de zingeving van de niet-humanistische niet-religieuze buitenstaanders te versterken, zoals de WRR wil? Moeten de nihilisten onder ons op het rechte pad van het ware geloof worden gebracht? Welk recht pad, welk geloof? Een aanwijzing daarvoor is een opvallende verkiezingsstunt van Balkenende geweest, namelijk zijn pleidooi om godsdienstonderwijs op alle scholen verplicht te stellen, dus ook op de openbare scholen. Het is niet ondenkbaar dat de ideeën van de opstellers van het WRR-rapport ook in deze richting gaan. Ergens las ik dat het rapport is geschreven door theologen en godsdienstwetenschappers. Dat kan hebben geleid tot een lichte bias in de waarnemingen en conclusies. Er zijn zeer goede redenen voor de overheid om heel terughoudend te zijn als het gaat om religieuze zingeving. De huidige mondiale oorlogssituatie laat zien hoe rampzalig een met godsdienstige waarden doordrenkte politiek kan uitpakken.

Gelukkig heeft de WRR-studie één ding onomstotelijk aangetoond, namelijk dat de christelijke handelsgeest ons land nog niet heeft verlaten. De prijs van de WRR-bundel (Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie) is € 67,50. Daar krijg je 500 bladzijden voor. Dat lijkt een koopje, maar de Bijbel en de Koran zijn dikker, en goedkoper.
 
Noot
Prof.dr. W.B.H.J. van de Donk, de voorzitter van de WRR, wees ons er op dat Geloven in het publieke domein geen rapport is, zoals ik de publicatie drie keer heb genoemd, maar een verkenning. De officiële adviezen van de Raad worden uitgebracht in Rapporten aan de regering. Aan mijn suggestie dat de WRR de aanbeveling zou hebben gedaan om de scheiding tussen kerk en staat op te heffen mag daarom niet de conclusie worden verbonden dat dit een officieel advies van de WRR is.
Naar aanleiding van mijn opmerking over de prijs van de gedrukte versie van de verkenning merkt Prof. van de Donk op dat de prijs geen bezwaar mag zijn, omdat de publicatie gratis te downloaden is van www.wrr.nl


© 2007 Ruurd Kunnen meer Ruurd Kunnen - meer "In de polder"
Beschouwingen > In de polder
WRR en religie Ruurd Kunnen
0205 Midwinter
Twee berichten in Trouw trokken onlangs mijn aandacht. Het ene droeg de titel “Hippe jeugdkerken zijn alweer passé” en de andere “Het vuur is eruit bij het protestantse antipapisme”. Daar kan ik van smullen. Dat door jongeren zelf buiten de bestaande kerkgenootschappen opgezette godsdienstige happenings als Heartbeat, Heaventalk, GodFashion en Eternal Differrenz geen lang leven beschoren waren, lag enigszins in de lijn der verwachting, maar dat er, volgens een onderzoek van de Christelijke Hogeschool te Ede, in de Nederlandse zwartekousenkerken steeds minder mensen bereid zijn de antichrist in Rome te bestrijden, is ronduit teleurstellend. Toch schijnt de situatie voor gelovig Nederland niet ongunstig te zijn.

Uit onderzoek blijkt dat religie weer helemaal in is. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) nam in een lijvig rapport zelfs het woord ‘comeback’ in de mond en, zoals van een wetenschappelijke raad mag worden verwacht, wist direct een verklaring te geven. Deze was drieledig. Ten eerste is er sprake van een heropleving van de traditionele geloofsopvatting, dus zeg maar de ‘gewone’ christelijke kerkgang. De tweede verklaring is de opkomst van de islam en de derde het feit dat veel mensen zoekende zijn naar de zin van het leven. De religieuze landkaart ziet er tegenwoordig dan ook heel anders uit dan vijftig jaar geleden. Dat is uitgezocht door het bureau Motivaction dat de laatste jaren stevig aan de weg timmert met grootscheepse enquêteonderzoeken naar normen, waarden, opvattingen en houdingen. Hoewel dergelijk onderzoek bijzonder glibberig is, en je eigenlijk nooit zeker weet wat je meet, worden de uitkomsten in het publieke debat meestal als harde feiten behandeld. Zo ook in dit geval. Motivaction en de WRR onderscheiden in de Nederlandse bevolking twee grote groepen, het religieuze volksdeel en het niet-religieuze volksdeel. Het religieuze volksdeel bestaat uit christenen (25%), andere gelovigen (3%) en ‘ongebonden spirituelen’ (25%). Het niet-religieuze volksdeel wordt gevormd door de humanisten (29%) en de niet-humanisten (18%). De ongebonden spirituelen en de niet-humanistisch niet-religieuzen krijgen in het WRR veel aandacht. De eersten vormen een interessante subgroep, de anderen baren de Raad zorgen.

Iedereen kent wel een of meer ongebonden spirituelen. Dat zijn mensen die niet in God geloven, maar wel denken dat er ‘iets’ is. Wat dat ‘iets’ is, is vaag. Wat God is, is ook vaag, maar christenen en islamieten kunnen voor een antwoord op hun vragen terugvallen op geestelijke leiders en heilige boeken en dat geeft houvast. Ongebonden spirituelen moeten het helemaal zelf oplossen en zij doen dat door middel van meditatie, yoga, hekserij en wat men in die wereld ook maar aan spiritualiteitsbeleving en rituelen heeft bedacht. Een kenmerk van de ongebonden spiritualiteit is volgens de WRR dat zij niet kerkelijk is. Ik ben bang dat hier de plank even mis wordt geslagen. Ongebonden spirituelen hebben weinig boodschap aan de officiële kerken, maar zij voelen zich onderling vaak wel degelijk verbonden en komen ook bijeen om hun spiritualiteit gezamenlijk te beleven. De term ‘ongebonden’ klinkt sociale wetenschappers overigens merkwaardig in de oren, want het is al vele jaren een uitgemaakte zaak dat in de samenleving niemand, zelfs geen kluizenaar, ongebonden is. Waarschijnlijk bedoelt de WRR dat de ongebonden spirituelen geen erkende kerkgenootschappen hebben, dus geen subsidie krijgen en niet in overlegorganen zitting hebben, waardoor zij minder toegankelijk zijn voor overheidssturing. Maar overheidssturing van religie is in strijd met de scheiding van kerk en staat en daar komen we zo op.

De ongebonden spirituelen die ik ken, zijn aardige mensen. Zij hebben het beste voor met de wereld, de mensheid en de natuur. Je zou soms wensen dat er meer van hen waren. Bij de niet-humanistische niet-religieuzen schijnt dat heel anders te liggen. De WRR maakt zich zorgen over deze mensen, want het zijn kankeraars met een nihilistische kijk op het leven, hedonistisch, wantrouwend en weinig tolerant. Ik las zelfs de uitdrukkingen ‘buitenstaanders’, ‘anomische Nederlanders’ en ‘onderbuikgroep’ en de uitspraak “Zij hebben geen beeld van een betere wereld, maar kennen alleen een slechte wereld”. Dat zet de toon. De niet-humanistische niet-religieuzen zijn volgens de onderzoekers vatbaar voor extremistische visies. Het zijn mensen die hebben gestemd op Marijnissen en Wilders, de voormannen van partijen die posities innemen aan de uiteinden van het politieke spectrum, de geestelijke leiders van de kerken van de onderbuikgevoelens. De WRR meent dat deze normloze Nederlanders een risico vormen voor de samenleving en dat hier een taak ligt voor de overheid. Deze zou zich actief moeten bezighouden met religieuze zingeving om de cohesie in de samenleving te versterken.

In de berichten over de WRR-studie klinkt door dat de scheiding van kerk en staat niet langer is vol te houden vanwege de belangrijke positie die de religie in het publieke domein inneemt. Ik kan me niet voorstellen dat deze aanbeveling gedegen wetenschappelijk is onderbouwd. Ten eerste hebben de onderzoekers ons voorgerekend dat ruim een kwart van de bevolking zich aangetrokken voelt tot kerkelijke godsdienst. Dat is veel minder dan toen de scheiding tussen kerk en staat werd ingevoerd. De WRR schrijft ook dat de religie zijn comeback viert in de oude, traditionele vormen en in nieuwe gedaanten. Er zijn echter, zoals opgemerkt, ook andere tendensen waarneembaar. Hippe jeugdkerken zijn uit en het antipapisme is tanende.
Ten tweede is het helemaal niet nieuw dat de religie zich manifesteert in het publieke domein. Dat is al jaren zo. Denk aan de discussie over de zondagsrust (openingstijden zwembaden, reclame op televisie), over het bijzonder onderwijs, over samenwonen (“hokken”) en seks voor het huwelijk, over abortus en euthanasie, over het huwelijk van prinses Irene, over de fusie van de KVP, de ARP en de CHU en de fusie van het NVV en het NKV, over bouw van kerkgebouwen en moskees, over de bede in de troonrede en op de rand van de euro, over besnijdenis, over de vele vrije dagen in dit land, over het darwinisme, over Reve, over de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst, over Israel en het Midden-Oosten, over hoofddoeken en burka’s, over …… .

Een ander argument is dat de overheid zijn afstandelijke houding tot de godsdienst moet laten varen, omdat zo veel mensen van de samenleving dreigen te vervreemden. Maar is dat zo? Moet de overheid de religiositeit in de samenleving stimuleren om de zingeving van de niet-humanistische niet-religieuze buitenstaanders te versterken, zoals de WRR wil? Moeten de nihilisten onder ons op het rechte pad van het ware geloof worden gebracht? Welk recht pad, welk geloof? Een aanwijzing daarvoor is een opvallende verkiezingsstunt van Balkenende geweest, namelijk zijn pleidooi om godsdienstonderwijs op alle scholen verplicht te stellen, dus ook op de openbare scholen. Het is niet ondenkbaar dat de ideeën van de opstellers van het WRR-rapport ook in deze richting gaan. Ergens las ik dat het rapport is geschreven door theologen en godsdienstwetenschappers. Dat kan hebben geleid tot een lichte bias in de waarnemingen en conclusies. Er zijn zeer goede redenen voor de overheid om heel terughoudend te zijn als het gaat om religieuze zingeving. De huidige mondiale oorlogssituatie laat zien hoe rampzalig een met godsdienstige waarden doordrenkte politiek kan uitpakken.

Gelukkig heeft de WRR-studie één ding onomstotelijk aangetoond, namelijk dat de christelijke handelsgeest ons land nog niet heeft verlaten. De prijs van de WRR-bundel (Geloven in het publieke domein. Verkenningen van een dubbele transformatie) is € 67,50. Daar krijg je 500 bladzijden voor. Dat lijkt een koopje, maar de Bijbel en de Koran zijn dikker, en goedkoper.
 
Noot
Prof.dr. W.B.H.J. van de Donk, de voorzitter van de WRR, wees ons er op dat Geloven in het publieke domein geen rapport is, zoals ik de publicatie drie keer heb genoemd, maar een verkenning. De officiële adviezen van de Raad worden uitgebracht in Rapporten aan de regering. Aan mijn suggestie dat de WRR de aanbeveling zou hebben gedaan om de scheiding tussen kerk en staat op te heffen mag daarom niet de conclusie worden verbonden dat dit een officieel advies van de WRR is.
Naar aanleiding van mijn opmerking over de prijs van de gedrukte versie van de verkenning merkt Prof. van de Donk op dat de prijs geen bezwaar mag zijn, omdat de publicatie gratis te downloaden is van www.wrr.nl
© 2007 Ruurd Kunnen
powered by CJ2