archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Was er nog wat op de tv? delen printen terug
Alweer Lance Armstrong Katharina Kouwenhoven

0118 Alweer Lance Armstrong

In afwachting van mooi zomerweer kon de thuisblijver zich tijdens de vakantieperiode vermaken met veel sport op de TV. De Tour de France was dit jaar zo georganiseerd dat alle bergetappes in één week plaats vonden. Omdat het toch vooral om die bergetappes gaat, qua kijkgenot, was dat overzichtelijk. Maar ook tijdens de vlakke etappes gebeurde er dit jaar van alles, dat ik alleen in samenvatting gezien heb, want voor vlakke etappes blijf ik niet thuis. De grote vraag was natuurlijk of Lance Armstrong voor de zesde keer op rij de Tour zou winnen en daarmee een record zou vestigen. Dat moest de spanning erin houden. Ik hoopte van niet, want ik heb die Armstrong van begin af aan, dat wil zeggen vanaf zijn eerste Tourzege, een onuitstaanbare man gevonden. Een man, waarbij het woord ‘huichelaar’ op het voorhoofd gebrand staat.

 

Dit jaar bewees hij nog eens overduidelijk hoe onuitstaanbaar hij feitelijk wel is door zijn gedrag tegenover de wielrenner die aan een onderzoekscommissie het bezoek van Armstrong aan de omstreden dokter Feretti had verklapt. Zodra er ook maar de minste suggestie wordt gewekt van dopinggebruik door de grote meester vliegt hij in de gordijnen.  Dat is verdacht. Die verdenking werd bij mij nog eens versterkt door een paar opmerkingen van de Tourverslaggevers Maarten Ducrot en Herbert Dijkstra, toen zij de ‘aangeboren’ hoge zuurstofopnamecapaciteit van Armstong bespraken, die het hem mogelijk zou maken de benen zo snel rond te draaien op een klein verzet. Aangeboren? Hoe naïef kun je zijn. Armstrong legde dat vermogen pas aan de dag na zijn ziekte, de beruchte teelbalkanker, waar hij met chemotherapie voor behandeld is en waarna hij plotseling zo miraculeus hard begon te fietsen. Daarvoor draaide hij net zo’n knieënbrekend zwaar verzet rond als zijn huidige concurrent Jan Ulrich.

 

Wat wil het geval? Tijdens chemotherapiekuren wordt vaak epo (cryptopoetyne)  verstrekt, de groeifactor die het beenmerg stimuleert tot de aanmaak van zuurstoftransporterende rode bloedlichaampjes en een tijdlang een geliefd middel van wielrenners om hun prestaties te verbeteren. Dat gebeurt om bloedarmoede te voorkomen. Het is helemaal niet onwaarschijnlijk dat Armstrong daarna epo is blijven gebruiken, gewoon op doktersattest en dus aangemeld bij de dopingcontrolerende instanties. Dus wordt hij er niet op gecontroleerd en zelfs als hij er wel op gecontroleerd zou worden, zouden ze in zijn bloed niets vinden, want met die bloedtests kun je alleen constateren dat iemand mogelijk een epo-kuurtje heeft gebruikt, maar niet dat iemand permanent onder de epo zit. Ik begrijp alleen niet waarom hij daar niet rond voor uitkomt.

 

Waarschijnlijk is hij toch bang dat de mededeling dat hij epo gebruikt op doktersadvies met hoongelach begroet zal worden, wat af zou doen aan zijn veel geroemde prestaties.  En dat is natuurlijk het gevolg van die mallotige dopingreglementen.

Topsport is de enige mij bekende professie waarin het gebruik van doping verboden is en beoefenaars van die professie op het gebruik van doping gecontroleerd worden. Waarom? De winnaar van de Libris-literatuurprijs wordt toch ook niet op dopinggebruik gecontroleerd? Er worden twee redenen gegeven voor deze bizarre toestand: dopinggebruik is ongezond en oneerlijk. Welbeschouwd zijn dit vreemde argumenten. Als gezondheid een overweging is zou de topsport het beste helemaal afgeschaft kunnen worden en bovendien is zijn gezondheid een kwestie van de sporter zelf. Wat die oneerlijkheid betreft, sport is per definitie oneerlijk. Sportprestaties zijn maar ten dele afhankelijk van de hoeveelheid training en inzet. Sporters verschillen in fysieke eigenschappen en mogelijkheden. Sport zou pas ‘eerlijk’ zijn als dat gelijkgetrokken werd, maar dan zou je bepaalde sporters juist doping moeten toedienen, om hun een even faire kans te geven als hun fysiek meer bevoorrechte concurrenten.

 

Op de lijst van verboden middelen staan ik weet niet hoeveel producten, waarvan er heel wat ongemerkt genoten worden, omdat ze verborgen zitten in andere producten, die tot de normale consumptie behoren: koffie, thee, sportdrankjes, neusdruppels, pijnstillers, etc. Van geen van die middelen is overtuigend aangetoond dat ze daadwerkelijk prestatieverhogend werken en van sommigen is evident dat ze prestatiebelemmerend werken. De enige middelen die echt prestatiebevorderend zijn, zijn voedingssupplementen; een wielrenner die ze tijdens de Tour de France niet krijgt toegediend, presteert helemaal niet meer. Maar deze staan niet op de lijst van verboden middelen.  Van sommige middelen is de werking bekend; bepaalde hormonen bevorderen de groei van spiermassa en epo verhoogt het zuurstofopnamevermogen.  Wat de relatie hiervan met het prestatievermogen is, is helemaal niet zo duidelijk. Spiermassa is bijvoorbeeld zwaarder dan vet, dus het lichaamsgewicht neemt erdoor toe. Dat is in bepaalde sporten misschien geen probleem, maar voor een duursporter een handicap. Het gebruik van epo blijkt in de praktijk maar bij 50% van de gebruikers de prestatie daadwerkelijk te verhogen.  Het effect van doping is waarschijnlijk voor een belangrijk deel een placebo-effect. Door het verbod echter en de controles houden sporters en controlerende instanties elkaar in een wurgende omstrengeling van misverstanden over de werking en het gebruik van doping.

 

De controleurs lopen permanent achter de feiten aan, want voor de goedgelovige sporter worden er steeds nieuwe middelen bedacht, waar de controleur geen tests voor heeft en de testen die hij wel heeft zijn natuurlijk nooit voor honderd procent betrouwbaar . Dit leidt weer tot de groteske situatie dat van  iemand die niet  betrapt wordt op het gebruik van doping niet geconcludeerd kan worden dat hij ook niet gebruikt en van iemand die wel betrapt wordt kan net zo min geconcludeerd worden dat hij wel gebruikt. De grens tussen wat een geneesmiddel is en wat doping is uiterst vaag, net als de grens tussen therapeutisch gebruik en prestatiebevorderend gebruik. Het hele idee om te proberen sporters ‘clean’ te houden is tamelijk belachelijk en achterhaald. Het bedrijven van topsport is allang niet meer mogelijk op een bord spaghetti en een boterham met kaas. Maar dopingcontrole is vooral een kwestie van willekeur en een doodgeboren kindje. Voor de toeschouwer maakt het helemaal niets uit hoe sporters tot hun onbegrijpelijke prestaties komen, zolang het maar spannende wedstrijden oplevert. Laat Armstrong maar rustig de Tour de France winnen met een pens vol epo. Hij komt zichzelf nog wel tegen.



© 2004 Katharina Kouwenhoven meer Katharina Kouwenhoven - meer "Was er nog wat op de tv?" -
Vermaak en Genot > Was er nog wat op de tv?
Alweer Lance Armstrong Katharina Kouwenhoven
0118 Alweer Lance Armstrong

In afwachting van mooi zomerweer kon de thuisblijver zich tijdens de vakantieperiode vermaken met veel sport op de TV. De Tour de France was dit jaar zo georganiseerd dat alle bergetappes in één week plaats vonden. Omdat het toch vooral om die bergetappes gaat, qua kijkgenot, was dat overzichtelijk. Maar ook tijdens de vlakke etappes gebeurde er dit jaar van alles, dat ik alleen in samenvatting gezien heb, want voor vlakke etappes blijf ik niet thuis. De grote vraag was natuurlijk of Lance Armstrong voor de zesde keer op rij de Tour zou winnen en daarmee een record zou vestigen. Dat moest de spanning erin houden. Ik hoopte van niet, want ik heb die Armstrong van begin af aan, dat wil zeggen vanaf zijn eerste Tourzege, een onuitstaanbare man gevonden. Een man, waarbij het woord ‘huichelaar’ op het voorhoofd gebrand staat.

 

Dit jaar bewees hij nog eens overduidelijk hoe onuitstaanbaar hij feitelijk wel is door zijn gedrag tegenover de wielrenner die aan een onderzoekscommissie het bezoek van Armstrong aan de omstreden dokter Feretti had verklapt. Zodra er ook maar de minste suggestie wordt gewekt van dopinggebruik door de grote meester vliegt hij in de gordijnen.  Dat is verdacht. Die verdenking werd bij mij nog eens versterkt door een paar opmerkingen van de Tourverslaggevers Maarten Ducrot en Herbert Dijkstra, toen zij de ‘aangeboren’ hoge zuurstofopnamecapaciteit van Armstong bespraken, die het hem mogelijk zou maken de benen zo snel rond te draaien op een klein verzet. Aangeboren? Hoe naïef kun je zijn. Armstrong legde dat vermogen pas aan de dag na zijn ziekte, de beruchte teelbalkanker, waar hij met chemotherapie voor behandeld is en waarna hij plotseling zo miraculeus hard begon te fietsen. Daarvoor draaide hij net zo’n knieënbrekend zwaar verzet rond als zijn huidige concurrent Jan Ulrich.

 

Wat wil het geval? Tijdens chemotherapiekuren wordt vaak epo (cryptopoetyne)  verstrekt, de groeifactor die het beenmerg stimuleert tot de aanmaak van zuurstoftransporterende rode bloedlichaampjes en een tijdlang een geliefd middel van wielrenners om hun prestaties te verbeteren. Dat gebeurt om bloedarmoede te voorkomen. Het is helemaal niet onwaarschijnlijk dat Armstrong daarna epo is blijven gebruiken, gewoon op doktersattest en dus aangemeld bij de dopingcontrolerende instanties. Dus wordt hij er niet op gecontroleerd en zelfs als hij er wel op gecontroleerd zou worden, zouden ze in zijn bloed niets vinden, want met die bloedtests kun je alleen constateren dat iemand mogelijk een epo-kuurtje heeft gebruikt, maar niet dat iemand permanent onder de epo zit. Ik begrijp alleen niet waarom hij daar niet rond voor uitkomt.

 

Waarschijnlijk is hij toch bang dat de mededeling dat hij epo gebruikt op doktersadvies met hoongelach begroet zal worden, wat af zou doen aan zijn veel geroemde prestaties.  En dat is natuurlijk het gevolg van die mallotige dopingreglementen.

Topsport is de enige mij bekende professie waarin het gebruik van doping verboden is en beoefenaars van die professie op het gebruik van doping gecontroleerd worden. Waarom? De winnaar van de Libris-literatuurprijs wordt toch ook niet op dopinggebruik gecontroleerd? Er worden twee redenen gegeven voor deze bizarre toestand: dopinggebruik is ongezond en oneerlijk. Welbeschouwd zijn dit vreemde argumenten. Als gezondheid een overweging is zou de topsport het beste helemaal afgeschaft kunnen worden en bovendien is zijn gezondheid een kwestie van de sporter zelf. Wat die oneerlijkheid betreft, sport is per definitie oneerlijk. Sportprestaties zijn maar ten dele afhankelijk van de hoeveelheid training en inzet. Sporters verschillen in fysieke eigenschappen en mogelijkheden. Sport zou pas ‘eerlijk’ zijn als dat gelijkgetrokken werd, maar dan zou je bepaalde sporters juist doping moeten toedienen, om hun een even faire kans te geven als hun fysiek meer bevoorrechte concurrenten.

 

Op de lijst van verboden middelen staan ik weet niet hoeveel producten, waarvan er heel wat ongemerkt genoten worden, omdat ze verborgen zitten in andere producten, die tot de normale consumptie behoren: koffie, thee, sportdrankjes, neusdruppels, pijnstillers, etc. Van geen van die middelen is overtuigend aangetoond dat ze daadwerkelijk prestatieverhogend werken en van sommigen is evident dat ze prestatiebelemmerend werken. De enige middelen die echt prestatiebevorderend zijn, zijn voedingssupplementen; een wielrenner die ze tijdens de Tour de France niet krijgt toegediend, presteert helemaal niet meer. Maar deze staan niet op de lijst van verboden middelen.  Van sommige middelen is de werking bekend; bepaalde hormonen bevorderen de groei van spiermassa en epo verhoogt het zuurstofopnamevermogen.  Wat de relatie hiervan met het prestatievermogen is, is helemaal niet zo duidelijk. Spiermassa is bijvoorbeeld zwaarder dan vet, dus het lichaamsgewicht neemt erdoor toe. Dat is in bepaalde sporten misschien geen probleem, maar voor een duursporter een handicap. Het gebruik van epo blijkt in de praktijk maar bij 50% van de gebruikers de prestatie daadwerkelijk te verhogen.  Het effect van doping is waarschijnlijk voor een belangrijk deel een placebo-effect. Door het verbod echter en de controles houden sporters en controlerende instanties elkaar in een wurgende omstrengeling van misverstanden over de werking en het gebruik van doping.

 

De controleurs lopen permanent achter de feiten aan, want voor de goedgelovige sporter worden er steeds nieuwe middelen bedacht, waar de controleur geen tests voor heeft en de testen die hij wel heeft zijn natuurlijk nooit voor honderd procent betrouwbaar . Dit leidt weer tot de groteske situatie dat van  iemand die niet  betrapt wordt op het gebruik van doping niet geconcludeerd kan worden dat hij ook niet gebruikt en van iemand die wel betrapt wordt kan net zo min geconcludeerd worden dat hij wel gebruikt. De grens tussen wat een geneesmiddel is en wat doping is uiterst vaag, net als de grens tussen therapeutisch gebruik en prestatiebevorderend gebruik. Het hele idee om te proberen sporters ‘clean’ te houden is tamelijk belachelijk en achterhaald. Het bedrijven van topsport is allang niet meer mogelijk op een bord spaghetti en een boterham met kaas. Maar dopingcontrole is vooral een kwestie van willekeur en een doodgeboren kindje. Voor de toeschouwer maakt het helemaal niets uit hoe sporters tot hun onbegrijpelijke prestaties komen, zolang het maar spannende wedstrijden oplevert. Laat Armstrong maar rustig de Tour de France winnen met een pens vol epo. Hij komt zichzelf nog wel tegen.

© 2004 Katharina Kouwenhoven
powered by CJ2