archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Stereotypen en pseudopsychologie Hans Knegtmans

1018VG Allen1
Al jaren wisselt regisseur Woody Allen interessante films af met tenenkrommende misbaksels. Tot de eerste categorie behoren Vicky Christina Barcelona (2008) en het innemende Midnight in Paris (2011), tot de tweede Whatever Works (2009) en To Rome with Love (2012).

Om het geheugen even op te frissen: in Whatever Works voert Allen een nurkse oude man op (Larry David), die zich ontfermt over een frisse jonge meid. Davids rol is dermate irritant dat de kijker de – onhaalbare – aanvechting heeft het beeld in te lopen om hem een kopstoot te geven. To Rome with Love wordt ontsierd door het spel van de maestro zelf als gepensioneerde operaregisseur. De oude baas staat versteld van het zangtalent van een begrafenisondernemer. Helaas functioneert diens zangstem alleen als hij onder de douche staat, dus optreden in het openbaar is er niet bij. Tenzij natuurlijk…. (Jawel, en we krijgen dit nog te zien ook, verdomd als het niet waar is!) Ook de altijd onuitstaanbare komiek Roberto Benigni (bekend van de concentratiekampcomedie La vita è bella) heeft een rolletje.

Ik stond dus niet te popelen om Blue Jasmine te gaan zien. Weliswaar kopt de gezaghebbende Filmkrant met de ‘beste Woody Allen in jaren’ en spreekt de recensent van ‘een film die zich kan meten met zijn beste drama’s’, maar dat blad is bekend om zijn vaak aanvechtbare superlatieven en vermeende trendgevoeligheid. Pas toen ook de Nederlandse dagbladen bijna zonder uitzondering de film vier sterren toebedeelden, besefte ik dat ik deze film niet mocht missen.

Nadat haar huwelijk met de malafide zakenman Hal (Alec Baldwin) op de klippen is gelopen en haar kapitaal verdampt is, moet Jasmine (Cate Blanchett) opnieuw beginnen. In arren moede klopt zij in San Francisco aan bij haar zusje Ginger (Sally Hawkins), net als zij geadopteerd. Die heeft nooit in de betere kringen verkeerd en bewoont met haar twee dikke zoontjes (ook haar man is weg) een armoedig en vooral krap appartement.
Bij dit gegeven stelt u zich misschien voor dat Jasmine probeert er het beste van te maken, maar daar heeft ze de persoonlijkheid niet voor. Reeds tijdens de vliegreis van New York naar San Francisco zeurt ze een onschuldige medepassagier de oren van het hoofd, en aangekomen op haar nieuwe adres gaat ze onverdroten door met klagen en zeiken. De rest van de film laveert tussen het troosteloze heden en flashbacks van haar huwelijkstijd waarin ze in haar poenige woning op Park Avenue tijdens een onafzienbare reeks feestjes en dure diners de ogen kon sluiten voor de desinteresse1018VG Allen2 en overspelige escapades van haar man.
 
Jasmine, het moet maar gezegd, is een vreselijk wijf. Een zelfingenomen trut zonder een ziertje zelfkennis. Iemand die het slecht getroffen heeft met bijna iedereen die op haar pad komt. Met de ongecultiveerde Ginger bijvoorbeeld die – vindt zij – als kassière in de supermarkt niets van haar leven weet te maken. Die haar simpele echtgenoot, een bouwvakker, heeft ingeruild voor een al even simpele monteur: de ene loser voor de andere.
Aan de acteurs ligt het niet dat Blue Jasmine een draak van een film is. Cate Blanchett speelt vlekkeloos het personage dat Allen bedacht heeft, en de ontwapenende Sally Hawkins is evenzeer op dreef als zusje-met-het-gouden-hart. Het probleem is dat de personages en hun verwikkelingen alleen bestaan in Allens verbeelding, en geen enkele relatie hebben met de werkelijkheid. Het lagere volk dat Ginger omringt bestaat volledig uit stereotypen zoals we die op de tv in derderangs komedies tegenkomen. Mensen zonder eigenschappen, behalve hun volkse smaak en gewoonten.

Niet dat de maatschappelijke bovenlaag er beter vanaf komt. Op een feestje ontmoet Jasmine een heuse diplomaat met politieke ambities, die haar zijn riante woning laat zien. De man vaart blind op haar leugenachtige zelfpresentatie en ongefundeerde ideeën over hoe zijn huis in te richten. Opmerkelijker nog blijken zelfs zijn elitaire ouders onder de indruk te zijn van zijn schrandere en goed geïnformeerde vriendin. Nu kun je veel aanmerken op de maatschappelijke elite, maar niet dat ze achterlijk en wereldvreemd is.
Door deze generalisaties blijft het scenario steken in een soort synopsis waarvan om welke reden dan ook de details nooit uitgewerkt zijn. Ooit heeft echtgenoot Hal een loterijprijs van twee ton, die Ginger en haar man hadden gewonnen, zoek gemaakt met ondeugdelijke adviezen of zelfs door verduistering. Hoe dat zo gegaan is, komen we niet te weten.

Zelfs naar de psychologische kern van het verhaal moeten we maar raden. Dat Jasmine in een schijnwereld leeft, wordt de kijker wel ingepeperd. Maar hoe heeft ze in haar New Yorkse periode sociaal kunnen functioneren? Was ze toen ook al de draad kwijt? Zo niet, waarom nu dan wel? Sommige Amerikaanse critici beschuldigen de regisseur van gemakzuchtig broddelwerk en gebrek aan serieus research. In het licht van zijn andere recente mislukkingen vrees ik dat daar inderdaad de schoen wringt. Plus het feit dat zijn ooit vermaarde gevoel voor humor nagenoeg is verdwenen. Het wordt de oudere kijker bang te moede: heden hij, morgen ik?


© 2013 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Stereotypen en pseudopsychologie Hans Knegtmans
1018VG Allen1
Al jaren wisselt regisseur Woody Allen interessante films af met tenenkrommende misbaksels. Tot de eerste categorie behoren Vicky Christina Barcelona (2008) en het innemende Midnight in Paris (2011), tot de tweede Whatever Works (2009) en To Rome with Love (2012).

Om het geheugen even op te frissen: in Whatever Works voert Allen een nurkse oude man op (Larry David), die zich ontfermt over een frisse jonge meid. Davids rol is dermate irritant dat de kijker de – onhaalbare – aanvechting heeft het beeld in te lopen om hem een kopstoot te geven. To Rome with Love wordt ontsierd door het spel van de maestro zelf als gepensioneerde operaregisseur. De oude baas staat versteld van het zangtalent van een begrafenisondernemer. Helaas functioneert diens zangstem alleen als hij onder de douche staat, dus optreden in het openbaar is er niet bij. Tenzij natuurlijk…. (Jawel, en we krijgen dit nog te zien ook, verdomd als het niet waar is!) Ook de altijd onuitstaanbare komiek Roberto Benigni (bekend van de concentratiekampcomedie La vita è bella) heeft een rolletje.

Ik stond dus niet te popelen om Blue Jasmine te gaan zien. Weliswaar kopt de gezaghebbende Filmkrant met de ‘beste Woody Allen in jaren’ en spreekt de recensent van ‘een film die zich kan meten met zijn beste drama’s’, maar dat blad is bekend om zijn vaak aanvechtbare superlatieven en vermeende trendgevoeligheid. Pas toen ook de Nederlandse dagbladen bijna zonder uitzondering de film vier sterren toebedeelden, besefte ik dat ik deze film niet mocht missen.

Nadat haar huwelijk met de malafide zakenman Hal (Alec Baldwin) op de klippen is gelopen en haar kapitaal verdampt is, moet Jasmine (Cate Blanchett) opnieuw beginnen. In arren moede klopt zij in San Francisco aan bij haar zusje Ginger (Sally Hawkins), net als zij geadopteerd. Die heeft nooit in de betere kringen verkeerd en bewoont met haar twee dikke zoontjes (ook haar man is weg) een armoedig en vooral krap appartement.
Bij dit gegeven stelt u zich misschien voor dat Jasmine probeert er het beste van te maken, maar daar heeft ze de persoonlijkheid niet voor. Reeds tijdens de vliegreis van New York naar San Francisco zeurt ze een onschuldige medepassagier de oren van het hoofd, en aangekomen op haar nieuwe adres gaat ze onverdroten door met klagen en zeiken. De rest van de film laveert tussen het troosteloze heden en flashbacks van haar huwelijkstijd waarin ze in haar poenige woning op Park Avenue tijdens een onafzienbare reeks feestjes en dure diners de ogen kon sluiten voor de desinteresse1018VG Allen2 en overspelige escapades van haar man.
 
Jasmine, het moet maar gezegd, is een vreselijk wijf. Een zelfingenomen trut zonder een ziertje zelfkennis. Iemand die het slecht getroffen heeft met bijna iedereen die op haar pad komt. Met de ongecultiveerde Ginger bijvoorbeeld die – vindt zij – als kassière in de supermarkt niets van haar leven weet te maken. Die haar simpele echtgenoot, een bouwvakker, heeft ingeruild voor een al even simpele monteur: de ene loser voor de andere.
Aan de acteurs ligt het niet dat Blue Jasmine een draak van een film is. Cate Blanchett speelt vlekkeloos het personage dat Allen bedacht heeft, en de ontwapenende Sally Hawkins is evenzeer op dreef als zusje-met-het-gouden-hart. Het probleem is dat de personages en hun verwikkelingen alleen bestaan in Allens verbeelding, en geen enkele relatie hebben met de werkelijkheid. Het lagere volk dat Ginger omringt bestaat volledig uit stereotypen zoals we die op de tv in derderangs komedies tegenkomen. Mensen zonder eigenschappen, behalve hun volkse smaak en gewoonten.

Niet dat de maatschappelijke bovenlaag er beter vanaf komt. Op een feestje ontmoet Jasmine een heuse diplomaat met politieke ambities, die haar zijn riante woning laat zien. De man vaart blind op haar leugenachtige zelfpresentatie en ongefundeerde ideeën over hoe zijn huis in te richten. Opmerkelijker nog blijken zelfs zijn elitaire ouders onder de indruk te zijn van zijn schrandere en goed geïnformeerde vriendin. Nu kun je veel aanmerken op de maatschappelijke elite, maar niet dat ze achterlijk en wereldvreemd is.
Door deze generalisaties blijft het scenario steken in een soort synopsis waarvan om welke reden dan ook de details nooit uitgewerkt zijn. Ooit heeft echtgenoot Hal een loterijprijs van twee ton, die Ginger en haar man hadden gewonnen, zoek gemaakt met ondeugdelijke adviezen of zelfs door verduistering. Hoe dat zo gegaan is, komen we niet te weten.

Zelfs naar de psychologische kern van het verhaal moeten we maar raden. Dat Jasmine in een schijnwereld leeft, wordt de kijker wel ingepeperd. Maar hoe heeft ze in haar New Yorkse periode sociaal kunnen functioneren? Was ze toen ook al de draad kwijt? Zo niet, waarom nu dan wel? Sommige Amerikaanse critici beschuldigen de regisseur van gemakzuchtig broddelwerk en gebrek aan serieus research. In het licht van zijn andere recente mislukkingen vrees ik dat daar inderdaad de schoen wringt. Plus het feit dat zijn ooit vermaarde gevoel voor humor nagenoeg is verdwenen. Het wordt de oudere kijker bang te moede: heden hij, morgen ik?
© 2013 Hans Knegtmans
powered by CJ2