archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Filmplezier en –verdriet op IFFR 2013 Hans Knegtmans

1008VG Wederopstanding
Als er één terrein is waarop ik jaar in jaar uit bewijs vind voor de selectiviteit van het geheugen, is dat wel het International Film Festival Rotterdam (IFFR). In de loop van het jaar vergeet ik grotendeels de slechte films die ik daar heb gezien, en onthoud ik de films die wél de moeite waard waren. Daar zijn tal van verklaringen voor. De simpelste is dat mijn brein de fatsoenlijke films veel frequenter heeft geactiveerd dan de rommel die aanvankelijk ook een plaatsje had. Ik heb mijn vrienden en kennissen vaker geattendeerd op de pareltjes van het festival dan op de missers, omdat die overwegend niet de bioscoop halen, zodat ik hen ook niet daarvoor hoef te waarschuwen. Ook kom ik de filmtitels die in première gaan, weer tegen in de krant of als trailer in de bioscoop, waardoor ze extra beklijven. En als iemand die voorstelling daadwerkelijk heeft bezocht, kan hij/zij mij de hoogtepunten weer in herinnering brengen.

Het gevolg is dat ik met frisse moed de volgende festivaleditie in ga, nog eens extra opgewarmd door de opgetogen verslaggeving in de media – met name de kranten die ook optreden als festivalsponsor, die me zeker niet zullen waarschuwen voor films die op voorhand als misbaksels kunnen worden herkend. En ten slotte heb ik niet de tijd genomen om het filmaanbod uitputtend te screenen, waardoor het me niet opvalt dat een film, ondanks de interessante omschrijving van het onderwerp, gemaakt is door een regisseur die mij in het verleden ook al wist te irriteren.

Daardoor ben ik bij de eerste festivalmislukking altijd weer verbaasd, en wanneer die wordt gevolgd door een tweede vraag ik me narrig af wat de programmeurs dit jaar heeft bezield tijdens hun selectie. Pas gaandeweg dringt het tot me door dat dit statistisch een doodnormale zaak is, en dat er een groot verschil bestaat tussen mijn algehele waardering voor IFFR, en mijn oordeel als ik dat zou baseren op de gemiddelde kwaliteit van de afzonderlijke films die ik gezien heb.

In het programmaonderdeel Signs werd dit jaar aandacht besteed aan twee filmmakers die in het gewone filmaanbod onderbelicht blijven. Beiden zijn het waard om – zoals IFFR ook deed – een volwaardig festivalletje aan te wijden. Om in ieder geval aan hun werk te ruiken, bezocht ik van zowel de Russin Kira Muratova als van de Duitser Dominik Graf één film. In haar laatste productie Eternal Homecoming (2012) speelt Muratova dezelfde gebeurtenis een aantal keren af. Met verschillende acteurs, verschillende locaties, verschillende sfeertekeningen. Man komt bij vroegere schoolkennis langs en legt haar zijn probleem voor: hij heeft een nieuwe vlam maar wil niet bij zijn vrouw weg. Hoe nu verder? Het is verbazend hoe de kijker door de eindeloze herhaling van dit doodsimpele thema wordt meegesleept. Mocht de film de bioscoop bereiken, dan is het een aanrader. Die Katze van Dominik Graf, uit 1988, is een fantastische thriller. Bankroofdrama, met minstens vier personen die een verborgen agenda hebben. De film wordt in Duitsland gezien als een van de beste suspense films ooit. (Zoek voor bestelling van koop-DVD bij Amazon Deutschland.)

Het uithangbord van het festival is sinds jaar en dag de Hivos Tiger Award Competition. De programmeurs selecteren zestien speelfilms van ‘nieuwe’ filmmakers. Nieuw betekent in dit geval dat het de eerste of hooguit de tweede film van een regisseur moet zijn. Hieruit worden drie winnaars – Tigers – gekozen door een handvol filmprofessionals. Dat klinkt goed. Toch is het aantal films uit deze competitie die later daadwerkelijk in de bioscoop wordt uitgebracht te verwaarlozen, op de Nederlandse producties na. De drie winnende films maken tezamen een tournee langs de filmhuizen. Daarna hoor je er niets meer van, totdat de regisseur een volgende film uitbrengt, waarbij recensenten plichtsgetrouw de eerdere prijs memoreren.

Voor een competitie die de festivalleiding zeer serieus neemt, is het peil van sommige kandidaten bedroevend laag, en dit jaar was geen uitzondering. Van de zeven tijgercontestanten in mijn programma waren er drie waarvan het me tot de dag van vandaag een raadsel is hoe die in alle ernst tot de competitie zijn toegelaten. Silent Ones, van de Nederlandse cineaste Ricky Rijneke, heeft zelfs een distributeur gevonden. Tegen de tijd van de première zal ik hem nog een keer gaan zien, en dan hoort u nog van me.

Fat Shaker, de tweede film van de Iraniër Mohammad Shirvani, belandde in de allerlaagste regionen van de publieksenquête. Het publiek heeft soms een vreemde smaak, dus aan dit resultaat moeten we niet te zwaar tillen. Wat meer zegt, is dat lang voor het eind van de goedbezochte persvoorstelling de helft van de bezoekers de zaal verlaten had. Ik kon ze geen ongelijk geven. De film is traag, hangt van vrije associaties aan elkaar en tart elke poging tot duiding. Een dikke man en zijn doofstomme zoon hebben samen ‘iets’, maar wat precies? Waarom sluit de dikke op een kwaad moment zijn zoon op in de kofferbak van zijn auto? (En dat is maar één van de vele manieren waarop hij zijn misnoegen uit.) In een tenenkrommend interview met de festivalkrant verkondigt de regisseur dat hij ‘helemaal klaar is’ met de naturalistische manier van filmen in Iran. Hij wil ‘meer surrealisme en absurdisme in (zijn) film – als in een droom’. Zijn film, vervolgt hij, is niet bedoeld voor consumenten, maar voor collega-filmmakers. Jammer dat de festivalleiding1008VG Paradies zijn wens niet heeft gehonoreerd.

Natuurlijk zijn niet alle filmmakers zo onuitstaanbaar als Shirvani. De Thaise Visra Vichit Vadakan, maakster van Karaoke Girl, lijkt mij de aardigheid zelve. Maar een edel karakter leidt niet vanzelfsprekend tot een filmisch hoogstandje. De film beoogt een gedramatiseerde documentaire te zijn over het meisje Sa, karaokezangeres en escort girl. De regisseuse heeft blijkens een interview affiniteit met speelfilm die in de vorm van een documentaire is gegoten. Het resultaat is bizar. Sommige fragmenten zijn werkelijk documentair, zoals een interview met de vader van Sa die onbekommerd raak leutert over het bestaan op het Thaise platteland. Geen vetpot is het daar. Hard werken.

Maar wie zou verwachten dat ook Sa zelf tijdens haar werk op de voet wordt gevolgd, komt bedrogen uit. Er is geen hoerenloper te zien. Wel haar vriendje (echt of fake?), met wie wij haar zogenaamd een vredig slaapje zien doen. (Alsof je dat in een echte documentaire ook te zien zou krijgen.) Tijdens een romantische wandeling in het park papt hetzelfde vriendje, terwijl zij een consumptie haalt, schaamteloos aan met een andere vrouw, en gaat daarmee zelfs door wanneer Sa terugkeert met de drankjes. Nepdocumentaire? Speelfilmfragment? Wat ook de bedoeling was, Karaoke Girl is een hopeloze mislukking

Maar juist als je het niet verwacht gloort er licht in de duisternis. Binnenkort gaat de Nederlandse speelfilm De wederopstanding van een klootzak in première. Regisseur Guido van Driel bewerkte zijn eigen stripverhaal Ommekaar in Dokkum, en deed dat buitengewoon verdienstelijk. Spijkerharde gangster maakt onschuldige slachtoffers, onder wie moeder met zoontje. Haar ouders nemen wraak. Of niet, dat laat het open eind in het midden.

Een klasse apart is Halley, van de Mexicaanse filmmaker Sebastian Hofmann. Zombie Alberto is aan het eind van zijn latijn. Niet zo vreemd natuurlijk, want als zombie is hij al een eeuwigheid dood. Maar nu beginnen de jaren écht te tellen. Hij wil zelfs zijn baantje als veiligheidsbeambte opzeggen, maar zijn rechtschapen bazin – die al tijden een oogje op hem heeft – staat dat niet toe. Halley is zelfs niet een beetje griezelig, geen seconde. Wel innemend en informatief: de regisseur toont in detail hoe een zombie zich moet voeden en verzorgen om presentabel voor de dag te blijven komen. Een wonder van originaliteit, en een van de betere films op het festival

Hoe komt het toch dat, niet alleen dit jaar, juist de films in de Tiger Award competitie relatief veel kneusjes tellen? Mogelijk proberen de programmamakers uit alle macht films te selecteren die bij uitstek aan de criteria voldoen waardoor arthouseproducties zich onderscheiden van het mainstreamgenre. Welke kenmerken dat zijn weet niemand. Bij gebrek aan duidelijkheid gebruiken filmjournalisten in deze context woorden als ‘uitdagend’ en ‘eigenzinnig’. En als het echt menens wordt, noemen ze de film ‘verontrustend’ of zelfs ‘pijnlijk’. (De wat rekkelijker critici spreken in dit verband van ‘artsy fartsy’, maar zij worden niet serieus genomen.)

Interessant genoeg werden dit jaar voor het eerst de Big Screen Awards uitgereikt. Dezelfde programmeurs selecteerden tien films die het huns inziens waard zijn na het festival een bioscooprelease te krijgen. Twee jury’s wezen elk één van deze tien als winnaar aan. De ene jury bestond uit vijf bewezen filmliefhebbers en –bezoekers, de andere werd gevormd door leden van de Kring van Nederlandse Filmjournalisten (KNF).

De favoriet van de liefhebbers was de Italiaanse jongerenkomedie Bellas Mariposas (Mooie vlinders). Een elfjarig meisje slaat zich opgewekt door de problemen die haar tirannieke vader en half-criminele broers opwerpen. De KNF-leden zochten het meer in het serieuze drama. In Il futuro moeten een verweesde broer en zus hun draai zien te vinden in een milieu van enge sportschooljongens, die het meisje willen gebruiken om een blinde filmster in ruste (onze eigen Rutger Hauer) te beroven. Naast deze winnaars telde de competitie nog minstens twee andere films die zeker een plaatsje in de bioscoop verdienen. Het onthutsende Canadese drama Diego Star voert een rechtschapen scheepsmachinist ten tonele, die het moet opnemen tegen andere partijen – de bemanning, scheepseigenaar en zelfs de haveninspecteur – die eensgezind de wrakke conditie van het schip verdonkeremanen. Prachtige film. Het Deense drugsdrama Nordvest laat zien wat er gebeurt als twee stoere broers zich in het echte criminele milieu begeven.

Al met al blijken de films in de Big Screen Award competitie veruit superieur aan veel van de Tijgerkandidaten. Voor zover de ene prijs bedoeld is voor films die een breder publiek verdienen, valt er niets te klagen. Maar wat dan de cinematografische verdiensten zijn van de deelnemers aan de Tijgercompetitie, wordt alleen maar raadselachtiger.

Festivalbezoekers die het vooral te doen was om hoogwaardige bioscoopfilms zonder tierelantijnen en artistieke fratsen, konden als altijd hun hart ophalen bij de vele avant-premières. Nu al draaien The Master, No en Io e te in de filmtheaters. En de kostbaarste festivaljuweeltjes – Paradis: Glaube, Les Cheveaux de Dieu en het magistrale La Cinquième saison – zijn in aantocht.


© 2013 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Filmplezier en –verdriet op IFFR 2013 Hans Knegtmans
1008VG Wederopstanding
Als er één terrein is waarop ik jaar in jaar uit bewijs vind voor de selectiviteit van het geheugen, is dat wel het International Film Festival Rotterdam (IFFR). In de loop van het jaar vergeet ik grotendeels de slechte films die ik daar heb gezien, en onthoud ik de films die wél de moeite waard waren. Daar zijn tal van verklaringen voor. De simpelste is dat mijn brein de fatsoenlijke films veel frequenter heeft geactiveerd dan de rommel die aanvankelijk ook een plaatsje had. Ik heb mijn vrienden en kennissen vaker geattendeerd op de pareltjes van het festival dan op de missers, omdat die overwegend niet de bioscoop halen, zodat ik hen ook niet daarvoor hoef te waarschuwen. Ook kom ik de filmtitels die in première gaan, weer tegen in de krant of als trailer in de bioscoop, waardoor ze extra beklijven. En als iemand die voorstelling daadwerkelijk heeft bezocht, kan hij/zij mij de hoogtepunten weer in herinnering brengen.

Het gevolg is dat ik met frisse moed de volgende festivaleditie in ga, nog eens extra opgewarmd door de opgetogen verslaggeving in de media – met name de kranten die ook optreden als festivalsponsor, die me zeker niet zullen waarschuwen voor films die op voorhand als misbaksels kunnen worden herkend. En ten slotte heb ik niet de tijd genomen om het filmaanbod uitputtend te screenen, waardoor het me niet opvalt dat een film, ondanks de interessante omschrijving van het onderwerp, gemaakt is door een regisseur die mij in het verleden ook al wist te irriteren.

Daardoor ben ik bij de eerste festivalmislukking altijd weer verbaasd, en wanneer die wordt gevolgd door een tweede vraag ik me narrig af wat de programmeurs dit jaar heeft bezield tijdens hun selectie. Pas gaandeweg dringt het tot me door dat dit statistisch een doodnormale zaak is, en dat er een groot verschil bestaat tussen mijn algehele waardering voor IFFR, en mijn oordeel als ik dat zou baseren op de gemiddelde kwaliteit van de afzonderlijke films die ik gezien heb.

In het programmaonderdeel Signs werd dit jaar aandacht besteed aan twee filmmakers die in het gewone filmaanbod onderbelicht blijven. Beiden zijn het waard om – zoals IFFR ook deed – een volwaardig festivalletje aan te wijden. Om in ieder geval aan hun werk te ruiken, bezocht ik van zowel de Russin Kira Muratova als van de Duitser Dominik Graf één film. In haar laatste productie Eternal Homecoming (2012) speelt Muratova dezelfde gebeurtenis een aantal keren af. Met verschillende acteurs, verschillende locaties, verschillende sfeertekeningen. Man komt bij vroegere schoolkennis langs en legt haar zijn probleem voor: hij heeft een nieuwe vlam maar wil niet bij zijn vrouw weg. Hoe nu verder? Het is verbazend hoe de kijker door de eindeloze herhaling van dit doodsimpele thema wordt meegesleept. Mocht de film de bioscoop bereiken, dan is het een aanrader. Die Katze van Dominik Graf, uit 1988, is een fantastische thriller. Bankroofdrama, met minstens vier personen die een verborgen agenda hebben. De film wordt in Duitsland gezien als een van de beste suspense films ooit. (Zoek voor bestelling van koop-DVD bij Amazon Deutschland.)

Het uithangbord van het festival is sinds jaar en dag de Hivos Tiger Award Competition. De programmeurs selecteren zestien speelfilms van ‘nieuwe’ filmmakers. Nieuw betekent in dit geval dat het de eerste of hooguit de tweede film van een regisseur moet zijn. Hieruit worden drie winnaars – Tigers – gekozen door een handvol filmprofessionals. Dat klinkt goed. Toch is het aantal films uit deze competitie die later daadwerkelijk in de bioscoop wordt uitgebracht te verwaarlozen, op de Nederlandse producties na. De drie winnende films maken tezamen een tournee langs de filmhuizen. Daarna hoor je er niets meer van, totdat de regisseur een volgende film uitbrengt, waarbij recensenten plichtsgetrouw de eerdere prijs memoreren.

Voor een competitie die de festivalleiding zeer serieus neemt, is het peil van sommige kandidaten bedroevend laag, en dit jaar was geen uitzondering. Van de zeven tijgercontestanten in mijn programma waren er drie waarvan het me tot de dag van vandaag een raadsel is hoe die in alle ernst tot de competitie zijn toegelaten. Silent Ones, van de Nederlandse cineaste Ricky Rijneke, heeft zelfs een distributeur gevonden. Tegen de tijd van de première zal ik hem nog een keer gaan zien, en dan hoort u nog van me.

Fat Shaker, de tweede film van de Iraniër Mohammad Shirvani, belandde in de allerlaagste regionen van de publieksenquête. Het publiek heeft soms een vreemde smaak, dus aan dit resultaat moeten we niet te zwaar tillen. Wat meer zegt, is dat lang voor het eind van de goedbezochte persvoorstelling de helft van de bezoekers de zaal verlaten had. Ik kon ze geen ongelijk geven. De film is traag, hangt van vrije associaties aan elkaar en tart elke poging tot duiding. Een dikke man en zijn doofstomme zoon hebben samen ‘iets’, maar wat precies? Waarom sluit de dikke op een kwaad moment zijn zoon op in de kofferbak van zijn auto? (En dat is maar één van de vele manieren waarop hij zijn misnoegen uit.) In een tenenkrommend interview met de festivalkrant verkondigt de regisseur dat hij ‘helemaal klaar is’ met de naturalistische manier van filmen in Iran. Hij wil ‘meer surrealisme en absurdisme in (zijn) film – als in een droom’. Zijn film, vervolgt hij, is niet bedoeld voor consumenten, maar voor collega-filmmakers. Jammer dat de festivalleiding1008VG Paradies zijn wens niet heeft gehonoreerd.

Natuurlijk zijn niet alle filmmakers zo onuitstaanbaar als Shirvani. De Thaise Visra Vichit Vadakan, maakster van Karaoke Girl, lijkt mij de aardigheid zelve. Maar een edel karakter leidt niet vanzelfsprekend tot een filmisch hoogstandje. De film beoogt een gedramatiseerde documentaire te zijn over het meisje Sa, karaokezangeres en escort girl. De regisseuse heeft blijkens een interview affiniteit met speelfilm die in de vorm van een documentaire is gegoten. Het resultaat is bizar. Sommige fragmenten zijn werkelijk documentair, zoals een interview met de vader van Sa die onbekommerd raak leutert over het bestaan op het Thaise platteland. Geen vetpot is het daar. Hard werken.

Maar wie zou verwachten dat ook Sa zelf tijdens haar werk op de voet wordt gevolgd, komt bedrogen uit. Er is geen hoerenloper te zien. Wel haar vriendje (echt of fake?), met wie wij haar zogenaamd een vredig slaapje zien doen. (Alsof je dat in een echte documentaire ook te zien zou krijgen.) Tijdens een romantische wandeling in het park papt hetzelfde vriendje, terwijl zij een consumptie haalt, schaamteloos aan met een andere vrouw, en gaat daarmee zelfs door wanneer Sa terugkeert met de drankjes. Nepdocumentaire? Speelfilmfragment? Wat ook de bedoeling was, Karaoke Girl is een hopeloze mislukking

Maar juist als je het niet verwacht gloort er licht in de duisternis. Binnenkort gaat de Nederlandse speelfilm De wederopstanding van een klootzak in première. Regisseur Guido van Driel bewerkte zijn eigen stripverhaal Ommekaar in Dokkum, en deed dat buitengewoon verdienstelijk. Spijkerharde gangster maakt onschuldige slachtoffers, onder wie moeder met zoontje. Haar ouders nemen wraak. Of niet, dat laat het open eind in het midden.

Een klasse apart is Halley, van de Mexicaanse filmmaker Sebastian Hofmann. Zombie Alberto is aan het eind van zijn latijn. Niet zo vreemd natuurlijk, want als zombie is hij al een eeuwigheid dood. Maar nu beginnen de jaren écht te tellen. Hij wil zelfs zijn baantje als veiligheidsbeambte opzeggen, maar zijn rechtschapen bazin – die al tijden een oogje op hem heeft – staat dat niet toe. Halley is zelfs niet een beetje griezelig, geen seconde. Wel innemend en informatief: de regisseur toont in detail hoe een zombie zich moet voeden en verzorgen om presentabel voor de dag te blijven komen. Een wonder van originaliteit, en een van de betere films op het festival

Hoe komt het toch dat, niet alleen dit jaar, juist de films in de Tiger Award competitie relatief veel kneusjes tellen? Mogelijk proberen de programmamakers uit alle macht films te selecteren die bij uitstek aan de criteria voldoen waardoor arthouseproducties zich onderscheiden van het mainstreamgenre. Welke kenmerken dat zijn weet niemand. Bij gebrek aan duidelijkheid gebruiken filmjournalisten in deze context woorden als ‘uitdagend’ en ‘eigenzinnig’. En als het echt menens wordt, noemen ze de film ‘verontrustend’ of zelfs ‘pijnlijk’. (De wat rekkelijker critici spreken in dit verband van ‘artsy fartsy’, maar zij worden niet serieus genomen.)

Interessant genoeg werden dit jaar voor het eerst de Big Screen Awards uitgereikt. Dezelfde programmeurs selecteerden tien films die het huns inziens waard zijn na het festival een bioscooprelease te krijgen. Twee jury’s wezen elk één van deze tien als winnaar aan. De ene jury bestond uit vijf bewezen filmliefhebbers en –bezoekers, de andere werd gevormd door leden van de Kring van Nederlandse Filmjournalisten (KNF).

De favoriet van de liefhebbers was de Italiaanse jongerenkomedie Bellas Mariposas (Mooie vlinders). Een elfjarig meisje slaat zich opgewekt door de problemen die haar tirannieke vader en half-criminele broers opwerpen. De KNF-leden zochten het meer in het serieuze drama. In Il futuro moeten een verweesde broer en zus hun draai zien te vinden in een milieu van enge sportschooljongens, die het meisje willen gebruiken om een blinde filmster in ruste (onze eigen Rutger Hauer) te beroven. Naast deze winnaars telde de competitie nog minstens twee andere films die zeker een plaatsje in de bioscoop verdienen. Het onthutsende Canadese drama Diego Star voert een rechtschapen scheepsmachinist ten tonele, die het moet opnemen tegen andere partijen – de bemanning, scheepseigenaar en zelfs de haveninspecteur – die eensgezind de wrakke conditie van het schip verdonkeremanen. Prachtige film. Het Deense drugsdrama Nordvest laat zien wat er gebeurt als twee stoere broers zich in het echte criminele milieu begeven.

Al met al blijken de films in de Big Screen Award competitie veruit superieur aan veel van de Tijgerkandidaten. Voor zover de ene prijs bedoeld is voor films die een breder publiek verdienen, valt er niets te klagen. Maar wat dan de cinematografische verdiensten zijn van de deelnemers aan de Tijgercompetitie, wordt alleen maar raadselachtiger.

Festivalbezoekers die het vooral te doen was om hoogwaardige bioscoopfilms zonder tierelantijnen en artistieke fratsen, konden als altijd hun hart ophalen bij de vele avant-premières. Nu al draaien The Master, No en Io e te in de filmtheaters. En de kostbaarste festivaljuweeltjes – Paradis: Glaube, Les Cheveaux de Dieu en het magistrale La Cinquième saison – zijn in aantocht.
© 2013 Hans Knegtmans
powered by CJ2