archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Veel leugens en bedriegerij Hans Knegtmans

Iemand die in een goede bui verkeert, denkt niet erg diep na over de dingen des levens. Dat blijkt uit tientallen onderzoeken die psychologen hebben uitgevoerd naar de relatie tussen stemming en informatieverwerking. De verklaring is simpel. Mensen zouden hun goede humeur het liefste voor altijd bewaren, maar de buitenwereld werkt dat tegen. Krantenberichten of actualiteitenprogramma’s op TV kunnen een goede stemming makkelijk verpesten. Als iemand de krant slechts met een half oog leest en de TV alleen gebruikt als behang-met-geluid, is de kans het grootst dat hij zijn welbehagen nog even kan continueren.

Volgens deze gedachtegang zal de bioscoopganger een filmkomedie niet al te kritisch bekijken. Zodra de door de regisseur beoogde goede bui bezit van de kijker heeft genomen, zet hij tot aan het eind van de film zijn roze bril niet meer af en geniet zich suf. Het is dan ook niet verwonderlijk dat op festivals feel-good films vaker hoog eindigen in de publieksenquête dan films die minstens even goed zijn, maar minder opgewekt van toonzetting.

In 1998 reeg de Italiaanse film La vita è bella op festivals en verkiezingen de hoofdprijzen aaneen. Regisseur en hoofdrolspeler Roberto Benigni kreeg een Oscar voor beste mannelijke hoofdrol en zijn geesteskind werd bekroond als beste buitenlandse film. In Cannes liep de film net de Gouden Palm mis, maar dit werd gecompenseerd door het winnen van de Grote Juryprijs. La vita è bella is dan ook niet zomaar een film.
In 1939 worden boekhandelaar Guido (Benigni) en zijn vierjarig zoontje Giosu uit hun woonplaats Arezzo gedeporteerd naar een concentratiekamp in Duitsland. Uit solidariteit gaat zijn niet-joodse echtgenote Dora mee op reis. Aangekomen in het kamp worden de mannen gescheiden van de vrouwen, zodat vader en zoon samen overblijven. Dan krijgt Guido een unieke pedagogische inval. Hij maakt zijn zoon wijs dat het verblijf in het concentratiekamp een zorgvuldig geënsceneerd spel is, waarbij de winnaar een heuse tank in de wacht sleept. Natuurlijk heeft de kleine Giosu geen benul van hoe het spel gaat, en Guido kan al zijn fantasie en creativiteit aanwenden om spelregels te verzinnen en deze aan te passen als de situatie dat vereist. Als dat geen feel-good stuff is!

Om te voorkomen dat het joodse volksdeel bezwaar zou aantekenen tegen zijn geschiedvervalsing, legde Benigni een aantal joodse organisaties de vraag voor of kijkers aanstoot zouden kunnen nemen aan de thematiek. Die zagen er geen been in. Zijn bedoelingen waren immers glaszuiver: hij wilde het publiek laten zien hoe iemand zelfs in meest zieke omstandigheden een veilige wereld kan creëren die het kind voor permanente trauma’s behoedt. Misschien had Benigni beter een psycholoog of psychiater kunnen raadplegen. De film houdt op zodra het jongetje het kamp veilig verlaten heeft. (Met vader loopt het minder goed af.) Daardoor kunnen we hooguit speculeren hoe het Giosu verder zal vergaan. Ik heb daar wel mijn ideeën over. Op school wijdt de meester een discussie aan concentratiekampen. Giosu steekt niet-begrijpend zijn vinger op. Wat is een concentratiekamp? Gelach in de klas. Na uitleg begrijpt het jochie dat de meester het spelletjesdorp bedoelt. Zijn daar joden vermoord? Welnee, iedereen weet dat dat leugens waren van deelnemers die probeerden punten te scoren! Vraag het pappa maar! Het zal niet lang duren voor de Italiaanse Riagg moet worden ingeschakeld.

In de film zelf heeft ook in het kamp Guido de veiligheid van zijn zoontje (en zichzelf) al bij herhaling op het spel gezet. Bij aankomst legt een Duitse officier het huishoudelijk reglement uit aan de Italiaanse nieuwkomers, en Guido ziet zijn kans schoon om deze informatie te ‘vertalen’ als de regels van het fictieve spel. De kleine baas is natuurlijk opgetogen. Opvallend genoeg blijven de andere gevangenen stoïcijns bij het aanhoren van deze kolder. Niemand maakt aanstalten om Guido in elkaar te tremmen of zich bij de officier erover te beklagen dat de vertaling nergens naar lijkt. Later gebruikt Guido de geluidsinstallatie om – goed hoorbaar voor alle kampbewoners – zijn Dora een liefdevolle groet toe te tetteren, waarna ook Giosu een duit in het zakje mag doen. In een echt kamp zouden vader en zoon standrechtelijk worden geëxecuteerd, maar in een sprookjeskamp gaat dat anders. Op die momenten blijkt dat regisseur Benigni aanneemt dat het publiek, gegeven de ‘goede bedoelingen’ van Guido, geen bezwaar zal aantekenen tegen de krankzinnige premisse van het verhaal. Het meest treurige is, dat hij nog gelijk krijgt ook.

Het recente Good bye, Lenin! was in Duitsland een mega-bioscoophit, en ook over de grenzen oogst de film veel succes. Het is 1989, en in Oost Berlijn wordt het veertigjarige bestaan van de republiek gevierd. Tegelijk vinden er demonstraties plaats tegen de communistische partij en partijchef Honecker. Tijdens zo’n demonstratie wordt de tweeëntwintigjarige Alexander – een innemende rol van Daniel Brühl – gearresteerd. Zijn moeder is ooggetuige van het voorval. Zij krijgt een hartinfarct en ontwaakt vooralsnog niet uit haar coma. De Muur valt, en als zovele ‘bevrijde’ Oostduitsers zetten Alexander en zijn zuster Ariane hun afgeleefde DDR-meubels bij het grofvuil. Ook wordt hij verliefd op de verpleegster Lara. Dan komt moeder plots tot leven. De behandelend arts wil niet te vroeg juichen: zij is nog erg kwetsbaar en elke opwinding kan haar fataal worden. Alex beseft meteen wat het ergste is dat zijn moeder kan overkomen. Voor haar ziekte was ze een fanatiek supporter van het regime – met name nadat vader de wijk had genomen naar het kapitalistische westen en het had aangelegd met een decadente del. Als zij één ding niet mag weten, is dat wel het verscheiden van het geliefde arbeidersparadijs.

Alex, zijn zuster en een vriend maken overuren om moeders kamer weer in communistische staat te herstellen. Ze halen oude troep van de kraak. De ‘radio’ speelt cassettebandjes uit de goede oude tijd. Dat is leuk, althans voor een tijdje: na een uur zijn de variaties op die ene grap niet zo sprankelend meer. De toeschouwer vraagt zich of hoe Alex ooit nog de uitgang uit zijn zelfbedachte doolhof zal kunnen vinden. En zijn geliefde houdt hem voor dat het geen pas geeft, moeder in een schijnwereld te laten leven.

Juist wanneer het verhaal dreigt vast te lopen, komt moeder met een hele serie bekentenissen op de proppen. (Wie de film nog wil gaan zien, moet de rest van deze bespreking uitstellen tot later.) Vader is met haar medeweten op een congres in West-Berlijn achtergebleven. Zij zou zich met de kinderen bij hem voegen, maar durfde niet. Die andere vrouw heeft zij verzonnen, om niet de werkelijke toedracht te hoeven vertellen. Verderop in de film blijkt zelfs dat ze vaders brieven aan zijn nakroost heeft verstopt.

Wat doet Alex? Zijn moeder verlaten om nooit meer terug te komen? Openlijk de wens uitspreken dat zij net zo dood was als die kolere-DDR van haar? Nee, dat komt niet in hem op. Alex is aardig en moeder ook – dat staat in het scenario. Bovendien is Good bye, Lenin! een feel-good film en daarin snauwen de personages niet tegen elkaar. Alex gaat dus onverdroten door met zijn leugens en toneelstukjes. Als moeder dit eindelijk ontdekt, laat ze dat aan alle personages weten, behalve aan Alex. De knul bedoelt het zo goed, dus waarom zouden we hem niet in zijn waan laten? Misschien had iemand regisseur Wolfgang Becker moeten vertellen dat er ook films zijn gemaakt waarin dit gesjoemel met de waarheid leidt tot schizofrenie van de betrokkenen.

De pers is inmiddels vol onberedeneerde lof: “De toon is zuiver.” (De Telegraaf) “Good bye, Lenin! slaagt er als de beste filmkomedies in om geestig en aangrijpend te zijn.” (Het Parool) “Een hartverwarmende familiegeschiedenis.” (de Volkskrant) Je zou bijna denken dat de recensent gewoon op zaterdagavond met zijn vrouw een bioscoopje gepikt heeft, in plaats van op maandagochtend de persvoorstelling in Pathé Arena te bezoeken, gewapend met een bloknoot en zo’n pen met een klein lampje eraan. De vertellijn van Good Bye, Lenin! is niet zo evident stupide als die van La vita è bella. Maar in het gemak waarmee ze bedrog negeren dan wel goedpraten, doen de regisseurs niet voor elkaar onder.

© 2004 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Veel leugens en bedriegerij Hans Knegtmans
Iemand die in een goede bui verkeert, denkt niet erg diep na over de dingen des levens. Dat blijkt uit tientallen onderzoeken die psychologen hebben uitgevoerd naar de relatie tussen stemming en informatieverwerking. De verklaring is simpel. Mensen zouden hun goede humeur het liefste voor altijd bewaren, maar de buitenwereld werkt dat tegen. Krantenberichten of actualiteitenprogramma’s op TV kunnen een goede stemming makkelijk verpesten. Als iemand de krant slechts met een half oog leest en de TV alleen gebruikt als behang-met-geluid, is de kans het grootst dat hij zijn welbehagen nog even kan continueren.

Volgens deze gedachtegang zal de bioscoopganger een filmkomedie niet al te kritisch bekijken. Zodra de door de regisseur beoogde goede bui bezit van de kijker heeft genomen, zet hij tot aan het eind van de film zijn roze bril niet meer af en geniet zich suf. Het is dan ook niet verwonderlijk dat op festivals feel-good films vaker hoog eindigen in de publieksenquête dan films die minstens even goed zijn, maar minder opgewekt van toonzetting.

In 1998 reeg de Italiaanse film La vita è bella op festivals en verkiezingen de hoofdprijzen aaneen. Regisseur en hoofdrolspeler Roberto Benigni kreeg een Oscar voor beste mannelijke hoofdrol en zijn geesteskind werd bekroond als beste buitenlandse film. In Cannes liep de film net de Gouden Palm mis, maar dit werd gecompenseerd door het winnen van de Grote Juryprijs. La vita è bella is dan ook niet zomaar een film.
In 1939 worden boekhandelaar Guido (Benigni) en zijn vierjarig zoontje Giosu uit hun woonplaats Arezzo gedeporteerd naar een concentratiekamp in Duitsland. Uit solidariteit gaat zijn niet-joodse echtgenote Dora mee op reis. Aangekomen in het kamp worden de mannen gescheiden van de vrouwen, zodat vader en zoon samen overblijven. Dan krijgt Guido een unieke pedagogische inval. Hij maakt zijn zoon wijs dat het verblijf in het concentratiekamp een zorgvuldig geënsceneerd spel is, waarbij de winnaar een heuse tank in de wacht sleept. Natuurlijk heeft de kleine Giosu geen benul van hoe het spel gaat, en Guido kan al zijn fantasie en creativiteit aanwenden om spelregels te verzinnen en deze aan te passen als de situatie dat vereist. Als dat geen feel-good stuff is!

Om te voorkomen dat het joodse volksdeel bezwaar zou aantekenen tegen zijn geschiedvervalsing, legde Benigni een aantal joodse organisaties de vraag voor of kijkers aanstoot zouden kunnen nemen aan de thematiek. Die zagen er geen been in. Zijn bedoelingen waren immers glaszuiver: hij wilde het publiek laten zien hoe iemand zelfs in meest zieke omstandigheden een veilige wereld kan creëren die het kind voor permanente trauma’s behoedt. Misschien had Benigni beter een psycholoog of psychiater kunnen raadplegen. De film houdt op zodra het jongetje het kamp veilig verlaten heeft. (Met vader loopt het minder goed af.) Daardoor kunnen we hooguit speculeren hoe het Giosu verder zal vergaan. Ik heb daar wel mijn ideeën over. Op school wijdt de meester een discussie aan concentratiekampen. Giosu steekt niet-begrijpend zijn vinger op. Wat is een concentratiekamp? Gelach in de klas. Na uitleg begrijpt het jochie dat de meester het spelletjesdorp bedoelt. Zijn daar joden vermoord? Welnee, iedereen weet dat dat leugens waren van deelnemers die probeerden punten te scoren! Vraag het pappa maar! Het zal niet lang duren voor de Italiaanse Riagg moet worden ingeschakeld.

In de film zelf heeft ook in het kamp Guido de veiligheid van zijn zoontje (en zichzelf) al bij herhaling op het spel gezet. Bij aankomst legt een Duitse officier het huishoudelijk reglement uit aan de Italiaanse nieuwkomers, en Guido ziet zijn kans schoon om deze informatie te ‘vertalen’ als de regels van het fictieve spel. De kleine baas is natuurlijk opgetogen. Opvallend genoeg blijven de andere gevangenen stoïcijns bij het aanhoren van deze kolder. Niemand maakt aanstalten om Guido in elkaar te tremmen of zich bij de officier erover te beklagen dat de vertaling nergens naar lijkt. Later gebruikt Guido de geluidsinstallatie om – goed hoorbaar voor alle kampbewoners – zijn Dora een liefdevolle groet toe te tetteren, waarna ook Giosu een duit in het zakje mag doen. In een echt kamp zouden vader en zoon standrechtelijk worden geëxecuteerd, maar in een sprookjeskamp gaat dat anders. Op die momenten blijkt dat regisseur Benigni aanneemt dat het publiek, gegeven de ‘goede bedoelingen’ van Guido, geen bezwaar zal aantekenen tegen de krankzinnige premisse van het verhaal. Het meest treurige is, dat hij nog gelijk krijgt ook.

Het recente Good bye, Lenin! was in Duitsland een mega-bioscoophit, en ook over de grenzen oogst de film veel succes. Het is 1989, en in Oost Berlijn wordt het veertigjarige bestaan van de republiek gevierd. Tegelijk vinden er demonstraties plaats tegen de communistische partij en partijchef Honecker. Tijdens zo’n demonstratie wordt de tweeëntwintigjarige Alexander – een innemende rol van Daniel Brühl – gearresteerd. Zijn moeder is ooggetuige van het voorval. Zij krijgt een hartinfarct en ontwaakt vooralsnog niet uit haar coma. De Muur valt, en als zovele ‘bevrijde’ Oostduitsers zetten Alexander en zijn zuster Ariane hun afgeleefde DDR-meubels bij het grofvuil. Ook wordt hij verliefd op de verpleegster Lara. Dan komt moeder plots tot leven. De behandelend arts wil niet te vroeg juichen: zij is nog erg kwetsbaar en elke opwinding kan haar fataal worden. Alex beseft meteen wat het ergste is dat zijn moeder kan overkomen. Voor haar ziekte was ze een fanatiek supporter van het regime – met name nadat vader de wijk had genomen naar het kapitalistische westen en het had aangelegd met een decadente del. Als zij één ding niet mag weten, is dat wel het verscheiden van het geliefde arbeidersparadijs.

Alex, zijn zuster en een vriend maken overuren om moeders kamer weer in communistische staat te herstellen. Ze halen oude troep van de kraak. De ‘radio’ speelt cassettebandjes uit de goede oude tijd. Dat is leuk, althans voor een tijdje: na een uur zijn de variaties op die ene grap niet zo sprankelend meer. De toeschouwer vraagt zich of hoe Alex ooit nog de uitgang uit zijn zelfbedachte doolhof zal kunnen vinden. En zijn geliefde houdt hem voor dat het geen pas geeft, moeder in een schijnwereld te laten leven.

Juist wanneer het verhaal dreigt vast te lopen, komt moeder met een hele serie bekentenissen op de proppen. (Wie de film nog wil gaan zien, moet de rest van deze bespreking uitstellen tot later.) Vader is met haar medeweten op een congres in West-Berlijn achtergebleven. Zij zou zich met de kinderen bij hem voegen, maar durfde niet. Die andere vrouw heeft zij verzonnen, om niet de werkelijke toedracht te hoeven vertellen. Verderop in de film blijkt zelfs dat ze vaders brieven aan zijn nakroost heeft verstopt.

Wat doet Alex? Zijn moeder verlaten om nooit meer terug te komen? Openlijk de wens uitspreken dat zij net zo dood was als die kolere-DDR van haar? Nee, dat komt niet in hem op. Alex is aardig en moeder ook – dat staat in het scenario. Bovendien is Good bye, Lenin! een feel-good film en daarin snauwen de personages niet tegen elkaar. Alex gaat dus onverdroten door met zijn leugens en toneelstukjes. Als moeder dit eindelijk ontdekt, laat ze dat aan alle personages weten, behalve aan Alex. De knul bedoelt het zo goed, dus waarom zouden we hem niet in zijn waan laten? Misschien had iemand regisseur Wolfgang Becker moeten vertellen dat er ook films zijn gemaakt waarin dit gesjoemel met de waarheid leidt tot schizofrenie van de betrokkenen.

De pers is inmiddels vol onberedeneerde lof: “De toon is zuiver.” (De Telegraaf) “Good bye, Lenin! slaagt er als de beste filmkomedies in om geestig en aangrijpend te zijn.” (Het Parool) “Een hartverwarmende familiegeschiedenis.” (de Volkskrant) Je zou bijna denken dat de recensent gewoon op zaterdagavond met zijn vrouw een bioscoopje gepikt heeft, in plaats van op maandagochtend de persvoorstelling in Pathé Arena te bezoeken, gewapend met een bloknoot en zo’n pen met een klein lampje eraan. De vertellijn van Good Bye, Lenin! is niet zo evident stupide als die van La vita è bella. Maar in het gemak waarmee ze bedrog negeren dan wel goedpraten, doen de regisseurs niet voor elkaar onder.
© 2004 Hans Knegtmans
powered by CJ2