archiefvorig nr.lopend nr.

Vermaak en Genot > Naar de film delen printen terug
Een muur van geluid Hans Knegtmans

0605VG Idfa 2008
Door drukte op het werk had ik me dit jaar nauwelijks op IDFA kunnen voorbereiden, zodat ik in de trein mijn programma samenstelde. Ik verheugde me op het moment dat ik een officiële badge aan een koordje om mijn nek zou hebben, ten teken van dat ik er echt bij hoorde. Bovendien had ik dan ook de Engelstalige editie van het festivalprogramma op zak die, in tegenstelling tot het publieksprogrammablad, een overzicht geeft van press and industry screenings, waardoor ik mijn films zou kunnen bekijken zonder begeleiding van krakende chipszakjes.

Na drie persvoorstellingen in het afgelegen Compagnietheater – onvindbaar voor de buitenlandse gasten en journalisten, en daardoor altijd een oase van rust – zette ik koers naar de festivalkassa’s tegenover Tuschinski, om daar bij het Guest Box Office een stapeltje vrijkaarten voor de komende dagen te bemachtigen. Dat was in 2007 een fluitje van een cent geweest. Mijn eerste avondvoorstelling bleek uitverkocht te zijn. De tweede ook. Uitverkocht? Ik kon me niet herinneren dat ik verleden jaar ook maar één keer achter het net had gevist. Nog net scoorde ik het allerlaatste kaartje voor In the Holy Fire of Revolution, die ik eigenlijk een dag later had gepland.

Interessante film, daar niet van. Voormalig schaakgenie en beroepsquerulant Gary Kasparov neemt het in de Russische verkiezingen op tegen Vladimir Poetin. Een ongelijke strijd, want Kasparovs partij Het andere Rusland krijgt geen poot aan de grond. Ze worden geweerd van de nationale TV-kanalen, en worden bespot in zorgvuldig georkestreerde tegendemonstraties van jongelui in uniforme sweaters - door Kasparov veelzeggend als Putin Jugend betiteld. Na overtreding van een demonstratieverbod belandt de nieuwbakken politicus zelfs in de cel. Als hij niet een wereldwijd bekende VIP was, hadden ze hem allang naar Siberië getransporteerd, of simpelweg koud gemaakt. De maestro was persoonlijk aanwezig om na de voorstelling, over zijn woorden struikelend van bevlogenheid en agressie, zijn visie op het regime te geven.

Later op de avond ontdekte ik hoe het kwam dat verleden jaar alle festivaldeuren voor me opengingen en nu ineens niet. In 2007 was in het programmablad de pers dringend geadviseerd, telefonisch tijdig kaarten te reserveren. In het programmablad van 2008 echter wordt expliciet vermeld dat telefonisch reserveren niet mogelijk is. Waarschijnlijk heeft iemand met een exacte opleiding bedacht dat je elk kaartje dat je weggeeft, niet meer kunt verkopen.

Uiteraard hebben de programmeurs van IDFA part noch deel aan deze policy, en zelfs bezoekers die soms moesten terugvallen op hun tweede keus, konden een heel aardig programma bijeensprokkelen. Zoals inmiddels algemeen bekend, worden klassieke documentaires waarbij de maker weinig meer doet dan de camera aan- of uitzetten als hem dat een goed idee lijkt, tegenwoordig nauwelijks meer gemaakt. De regisseur legt de strandjutters of schaapherders in wie hij geïnteresseerd is uit wat van hen verwacht wordt. Soms in detail, zodat de verbijstering groot is wanneer de geportretteerden later ontdekken hoe ‘hun leven’ in beeld is gebracht. Deze volksverlakkerij wordt treffend aan de kaak gesteld in Carmen meets Borat van regisseuse Carmen Stalenhof. Die bezocht een zigeunerdorp in Roemenië om daar een zeventienjarig meisje te portretteren. Wie schetst Carmens verbazing toen daar tezelfdertijd de komiek Sacha Baron Cohen en zijn crew arriveerden met een geheel ander doel, namelijk de nietsvermoedende dorpelingen in de lachfilm Borat voor gek te zetten.

Opvallend genoeg werd op het festival één 100% speelfilm vertoond. Weliswaar is Battle for Haditha (van regisseur Nick Broomfield) gebaseerd op een incident dat zich in 2005 in Irak voltrok, maar van de categorie ‘gebaseerd op ware gebeurtenissen’ zijn er jaarlijks vele tientallen in de bioscoop te zien. En toch misstaat de film niet op een documentairefestival. Dat komt doordat het acteren – naar Amerikaanse maatstaven – als zeer authentiek overkomt, terwijl het thema politiek zeker recht doet aan de IDFA-ideologie. Het verhaal is simpel maar akelig doeltreffend. Twee Irakezen die een hekel hebben aan de Amerikaanse bezetter laten zich voor het karretje van Al Qaida spannen. Ze plaatsten een bermbom op een plek waar geregeld Amerikaanse legervoertuigen passeren. Buurtbewoners zien de mannen aan het werk en al snel weten alle omwonenden hoe laat het is. Het probleem: als ze de Amerikanen waarschuwen zal Al Qaida de ‘verraders’ zonder omhaal liquideren. Helaas weten ze nog niet dat de represailles van de Amerikaanse soldaten een veelvoud aan burgerslachtoffers zullen maken. Battle for Hadita biedt geen nieuwe inzichten. Hooguit worden we eraan herinnerd dat bewoners van bezette gebieden altijd meer dan één vijand te vrezen hebben.

Ook de Italiaanse film Pinuccio Lovero. A Midsummer Death’s Dream is geen documentaire, maar in dit geval houdt de maker (ene Pippo Mezzapesa) krampachtig de schijn op. Reeds als kind had Pinuccio maar één droomwens, vertellen ons een aantal van zijn ‘kennissen’: werken op een kerkhof. Die baantjes liggen niet voor het oprapen maar na jarenlang solliciteren werkt hij nu eindelijk ergens op een plattelandskerkhof. Maar o jee, sinds hij daar werkt is er niemand meer overleden! Ja, dat is lachen. Reeds na een minuut of tien weet Mezzapesa niet meer hoe het verder moet, en verzandt hij in minstens zo wezenloze zijsporen. De opzichtige leugens die de regisseur na afloop opdiste, droegen slechts bij aan mijn vervangende schaamte. De festivalleiding – die de film zelfs toeliet tot de Silver Wolf Competition (voor documentaires van maximaal 60 minuten lengte) – moet een black out hebben gehad. Of een elementair gebrek aan humor – in filmkringen is dat geen uitzondering.
 
Sea Point Days is dan weliswaar geen belediging van het denkvermogen van de kijker, ook regisseur François Verster vertilt zich in zijn poging een coherent verhaal te vertellen. Het idee is dat deze badplaats aan de rand van Cape Town Apartheid met rasse schreden verandert in een min of meer harmonieuze smeltkroes van jong en oud, zwart en wit, arm en rijk. Verster wil overduidelijk de beelden ‘voor zichzelf laten spreken’, maar blijkt daar niet toe in staat. Veel scènes spelen zich af in een bejaardentehuis waarvan de blanke bewoners zich vermaken door mee te zingen met of te dansen op stokoude evergreens, begeleid door een pianist wiens akkoordenkennis hem op de oude dag lelijk in de steek laat. Bij wijze van contrast krijgen we enkele zwarten in beeld die een minder gestructureerd leven leiden dan de oudjes. Een interraciale kerkdienst aan het eind van de film – waarbij zwart en wit de handen letterlijk ineenslaan – symboliseert de komst van betere tijden. Jammer alleen dat de regisseur dit tafereel zo zichtbaar in scène heeft gezet. De documentaire ging op voor de prestigieuze Joris Ivens Award, maar werd uiteraard niet genomineerd.

Gelukkig kregen deze uitglijders meer dan voldoende tegenwicht, bijvoorbeeld van de indrukwekkende documentaire I.O.U.S.A., over de staatsschuld van de V.S. Toen de film gemaakt werd, bedroeg die 8,7 biljoen dollar, maar inmiddels staat de teller op ruim 10 biljoen. En de deskundigen die aan de film hebben bijgedragen – vooral Controller General David M. Walker en directeur Robert Bixby van de Concord Coalition rekenen ons voor welke draconische maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de Amerikaanse peuters van nu later op een houtje moeten bijten. Al Gore stuff, maar dan over financiën in plaats van het milieu en dat maakt de mensen allicht nerveuzer, zeker in tijden van recessie.

Hoewel hij tijdens het festival weinig aandacht kreeg, was ik zeer onder de indruk van de documentaire met de woordspelige titel in complete world van Shelly Silver die, hoewel pas 28, al een indrukwekkende reeks korte documentaires en speelfilms op haar naam heeft. In deze film doet ze iets wat je elke filmmaker van harte zou ontraden. Ze interviewt een kleine dertig inwoners van New York op straat over van alles en nog wat. Sommige vragen gaan over persoonlijke verantwoordelijkheid, andere over het overheidsbeleid. De antwoorden zijn in een moordend tempo per thema gemonteerd en sommige ondervraagden komen vaker in beeld dan andere. Natuurlijk heeft de regisseuse flink geselecteerd: echte rednecks ontbreken in de steekproef van ondervraagden, evenals evidente junks of personen met een woordenschat van minder dan duizend. Desondanks was ik verbaasd over mijn toenemende waardering voor het verantwoordelijkheidsbesef van de medemens. Misschien is er meer hoop dan ik altijd dacht.

Mijn festivalfavoriet is met afstand de documentaire The Agony and Ecstacy of Phil Spector, van regisseur Vikram Jayanti. Het helpt dat ik een groot bewonderaar ben van deze componist, arrangeur, en uitvinder van the wall of sound (zie voor voorbeelden verderop).

Slecht voorbereid als ik was vreesde ik dat de film voornamelijk zou gaan over de moordaanklacht van Spector in de zaak Lana Clarkson. Deze actrice van het tweede garnituur werd in 2003 vermoord en Phils vingerafdrukken op het vuurwapen alsmede zijn verwarde uitspraak ‘ik geloof dat ik iemand vermoord heb’ maakten Spector tot verdachte nummer één. Maar regisseur Jayanti is nauwelijks in de rechtzaak geïnteresseerd. De beelden uit de rechtszaal worden slechts incidenteel begeleid door geluidsflarden – meer zijn het niet. Een typerende uitspraak van de aanklager, of de conclusie van de patholoog anatoom dat de baan van de kogel eerder op zelfmoord dan op moord duidt.

Nee, eigenlijk wil de maker niets liever dan ons chronologisch door de carrière loodsen van het voormalige wonderkind, dat op zijn eenentwintigste al multimiljonair was, maar van wie al tientallen jaren geen teken van muzikale inspiratie meer vernomen is. De film laveert tussen de rechtszaal, recente interviewfragmenten – gemaakt in de legendarische dertig kamers tellende villa van het genie – en oude TV- beelden van studio-opnamen of live optredens van de sterren en sterretjes uit de Spector stal: The Teddybears (met Phil op gitaar), The Ronettes, The Crystals, The Righteous Brothers en als uitsmijter natuurlijk Ike en Tina Turner. En het moet gezegd: al is de jeugdsentimentfactor voor mijn generatiegenoten moeilijk in te schatten, de muziek staat nog steeds als een huis. Of als een muur, om in het jargon te blijven.

Onderwijl leren we Spector kennen als een irritante ijdeltuit die niet nalaat zichzelf te vergelijken met andere genieën van naam, zoals Da Vinci, Michelangelo en Bach. Een zelfingenomen man die niet genoeg kan benadrukken dat de ‘muziek’ van The Beach Boys – die de regisseur in een onbewaakt ogenblik te berde brengt – niet zozeer van doordacht componeren getuigt als wel van gewiekst editen. Maar dat geeft allemaal niet. Ook al omdat de oude meester fantastische oneliners produceert. Over de ‘incest’ van Woody Allen met zijn stiefdochter: ‘natuurlijk had hij nog drie miljard andere vrouwen om uit te kiezen, maar dat betekent nog niet dat hij incest gepleegd heeft.’ Of over een door hem bijgewoond live optreden van Ravi Shankar, het idool van George Harrison: ‘en eerlijk is eerlijk, het is niet niks om drie uur naar Ravi Shankar te moeten luisteren’. Je zou bijna vergeten dat Spector nog steeds van moord wordt verdacht en dat hij, nadat de vorige rechtzaak tot mistrial werd verklaard, sinds een maand weer terechtstaat.

De mooiste film van het festival. Zo diep was ik onder de indruk, dat ik tijdens mijn volgende documentaire Fire Under the Snow (over de heldendaden van de Tibetaanse monnik Palden Gyatso) het eerste half uur alleen lijfelijk aanwezig was. Mijn geest zong het lied Zip-a-dee-doo-dah. Uiteraard de versie van Bob B. Soxx & the Blue Jeans, in het arrangement van Phil Spector.
 
**********************************
Adverteren op De Leunstoel, exclusief en toch voordelig.


© 2008 Hans Knegtmans meer Hans Knegtmans - meer "Naar de film" -
Vermaak en Genot > Naar de film
Een muur van geluid Hans Knegtmans
0605VG Idfa 2008
Door drukte op het werk had ik me dit jaar nauwelijks op IDFA kunnen voorbereiden, zodat ik in de trein mijn programma samenstelde. Ik verheugde me op het moment dat ik een officiële badge aan een koordje om mijn nek zou hebben, ten teken van dat ik er echt bij hoorde. Bovendien had ik dan ook de Engelstalige editie van het festivalprogramma op zak die, in tegenstelling tot het publieksprogrammablad, een overzicht geeft van press and industry screenings, waardoor ik mijn films zou kunnen bekijken zonder begeleiding van krakende chipszakjes.

Na drie persvoorstellingen in het afgelegen Compagnietheater – onvindbaar voor de buitenlandse gasten en journalisten, en daardoor altijd een oase van rust – zette ik koers naar de festivalkassa’s tegenover Tuschinski, om daar bij het Guest Box Office een stapeltje vrijkaarten voor de komende dagen te bemachtigen. Dat was in 2007 een fluitje van een cent geweest. Mijn eerste avondvoorstelling bleek uitverkocht te zijn. De tweede ook. Uitverkocht? Ik kon me niet herinneren dat ik verleden jaar ook maar één keer achter het net had gevist. Nog net scoorde ik het allerlaatste kaartje voor In the Holy Fire of Revolution, die ik eigenlijk een dag later had gepland.

Interessante film, daar niet van. Voormalig schaakgenie en beroepsquerulant Gary Kasparov neemt het in de Russische verkiezingen op tegen Vladimir Poetin. Een ongelijke strijd, want Kasparovs partij Het andere Rusland krijgt geen poot aan de grond. Ze worden geweerd van de nationale TV-kanalen, en worden bespot in zorgvuldig georkestreerde tegendemonstraties van jongelui in uniforme sweaters - door Kasparov veelzeggend als Putin Jugend betiteld. Na overtreding van een demonstratieverbod belandt de nieuwbakken politicus zelfs in de cel. Als hij niet een wereldwijd bekende VIP was, hadden ze hem allang naar Siberië getransporteerd, of simpelweg koud gemaakt. De maestro was persoonlijk aanwezig om na de voorstelling, over zijn woorden struikelend van bevlogenheid en agressie, zijn visie op het regime te geven.

Later op de avond ontdekte ik hoe het kwam dat verleden jaar alle festivaldeuren voor me opengingen en nu ineens niet. In 2007 was in het programmablad de pers dringend geadviseerd, telefonisch tijdig kaarten te reserveren. In het programmablad van 2008 echter wordt expliciet vermeld dat telefonisch reserveren niet mogelijk is. Waarschijnlijk heeft iemand met een exacte opleiding bedacht dat je elk kaartje dat je weggeeft, niet meer kunt verkopen.

Uiteraard hebben de programmeurs van IDFA part noch deel aan deze policy, en zelfs bezoekers die soms moesten terugvallen op hun tweede keus, konden een heel aardig programma bijeensprokkelen. Zoals inmiddels algemeen bekend, worden klassieke documentaires waarbij de maker weinig meer doet dan de camera aan- of uitzetten als hem dat een goed idee lijkt, tegenwoordig nauwelijks meer gemaakt. De regisseur legt de strandjutters of schaapherders in wie hij geïnteresseerd is uit wat van hen verwacht wordt. Soms in detail, zodat de verbijstering groot is wanneer de geportretteerden later ontdekken hoe ‘hun leven’ in beeld is gebracht. Deze volksverlakkerij wordt treffend aan de kaak gesteld in Carmen meets Borat van regisseuse Carmen Stalenhof. Die bezocht een zigeunerdorp in Roemenië om daar een zeventienjarig meisje te portretteren. Wie schetst Carmens verbazing toen daar tezelfdertijd de komiek Sacha Baron Cohen en zijn crew arriveerden met een geheel ander doel, namelijk de nietsvermoedende dorpelingen in de lachfilm Borat voor gek te zetten.

Opvallend genoeg werd op het festival één 100% speelfilm vertoond. Weliswaar is Battle for Haditha (van regisseur Nick Broomfield) gebaseerd op een incident dat zich in 2005 in Irak voltrok, maar van de categorie ‘gebaseerd op ware gebeurtenissen’ zijn er jaarlijks vele tientallen in de bioscoop te zien. En toch misstaat de film niet op een documentairefestival. Dat komt doordat het acteren – naar Amerikaanse maatstaven – als zeer authentiek overkomt, terwijl het thema politiek zeker recht doet aan de IDFA-ideologie. Het verhaal is simpel maar akelig doeltreffend. Twee Irakezen die een hekel hebben aan de Amerikaanse bezetter laten zich voor het karretje van Al Qaida spannen. Ze plaatsten een bermbom op een plek waar geregeld Amerikaanse legervoertuigen passeren. Buurtbewoners zien de mannen aan het werk en al snel weten alle omwonenden hoe laat het is. Het probleem: als ze de Amerikanen waarschuwen zal Al Qaida de ‘verraders’ zonder omhaal liquideren. Helaas weten ze nog niet dat de represailles van de Amerikaanse soldaten een veelvoud aan burgerslachtoffers zullen maken. Battle for Hadita biedt geen nieuwe inzichten. Hooguit worden we eraan herinnerd dat bewoners van bezette gebieden altijd meer dan één vijand te vrezen hebben.

Ook de Italiaanse film Pinuccio Lovero. A Midsummer Death’s Dream is geen documentaire, maar in dit geval houdt de maker (ene Pippo Mezzapesa) krampachtig de schijn op. Reeds als kind had Pinuccio maar één droomwens, vertellen ons een aantal van zijn ‘kennissen’: werken op een kerkhof. Die baantjes liggen niet voor het oprapen maar na jarenlang solliciteren werkt hij nu eindelijk ergens op een plattelandskerkhof. Maar o jee, sinds hij daar werkt is er niemand meer overleden! Ja, dat is lachen. Reeds na een minuut of tien weet Mezzapesa niet meer hoe het verder moet, en verzandt hij in minstens zo wezenloze zijsporen. De opzichtige leugens die de regisseur na afloop opdiste, droegen slechts bij aan mijn vervangende schaamte. De festivalleiding – die de film zelfs toeliet tot de Silver Wolf Competition (voor documentaires van maximaal 60 minuten lengte) – moet een black out hebben gehad. Of een elementair gebrek aan humor – in filmkringen is dat geen uitzondering.
 
Sea Point Days is dan weliswaar geen belediging van het denkvermogen van de kijker, ook regisseur François Verster vertilt zich in zijn poging een coherent verhaal te vertellen. Het idee is dat deze badplaats aan de rand van Cape Town Apartheid met rasse schreden verandert in een min of meer harmonieuze smeltkroes van jong en oud, zwart en wit, arm en rijk. Verster wil overduidelijk de beelden ‘voor zichzelf laten spreken’, maar blijkt daar niet toe in staat. Veel scènes spelen zich af in een bejaardentehuis waarvan de blanke bewoners zich vermaken door mee te zingen met of te dansen op stokoude evergreens, begeleid door een pianist wiens akkoordenkennis hem op de oude dag lelijk in de steek laat. Bij wijze van contrast krijgen we enkele zwarten in beeld die een minder gestructureerd leven leiden dan de oudjes. Een interraciale kerkdienst aan het eind van de film – waarbij zwart en wit de handen letterlijk ineenslaan – symboliseert de komst van betere tijden. Jammer alleen dat de regisseur dit tafereel zo zichtbaar in scène heeft gezet. De documentaire ging op voor de prestigieuze Joris Ivens Award, maar werd uiteraard niet genomineerd.

Gelukkig kregen deze uitglijders meer dan voldoende tegenwicht, bijvoorbeeld van de indrukwekkende documentaire I.O.U.S.A., over de staatsschuld van de V.S. Toen de film gemaakt werd, bedroeg die 8,7 biljoen dollar, maar inmiddels staat de teller op ruim 10 biljoen. En de deskundigen die aan de film hebben bijgedragen – vooral Controller General David M. Walker en directeur Robert Bixby van de Concord Coalition rekenen ons voor welke draconische maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de Amerikaanse peuters van nu later op een houtje moeten bijten. Al Gore stuff, maar dan over financiën in plaats van het milieu en dat maakt de mensen allicht nerveuzer, zeker in tijden van recessie.

Hoewel hij tijdens het festival weinig aandacht kreeg, was ik zeer onder de indruk van de documentaire met de woordspelige titel in complete world van Shelly Silver die, hoewel pas 28, al een indrukwekkende reeks korte documentaires en speelfilms op haar naam heeft. In deze film doet ze iets wat je elke filmmaker van harte zou ontraden. Ze interviewt een kleine dertig inwoners van New York op straat over van alles en nog wat. Sommige vragen gaan over persoonlijke verantwoordelijkheid, andere over het overheidsbeleid. De antwoorden zijn in een moordend tempo per thema gemonteerd en sommige ondervraagden komen vaker in beeld dan andere. Natuurlijk heeft de regisseuse flink geselecteerd: echte rednecks ontbreken in de steekproef van ondervraagden, evenals evidente junks of personen met een woordenschat van minder dan duizend. Desondanks was ik verbaasd over mijn toenemende waardering voor het verantwoordelijkheidsbesef van de medemens. Misschien is er meer hoop dan ik altijd dacht.

Mijn festivalfavoriet is met afstand de documentaire The Agony and Ecstacy of Phil Spector, van regisseur Vikram Jayanti. Het helpt dat ik een groot bewonderaar ben van deze componist, arrangeur, en uitvinder van the wall of sound (zie voor voorbeelden verderop).

Slecht voorbereid als ik was vreesde ik dat de film voornamelijk zou gaan over de moordaanklacht van Spector in de zaak Lana Clarkson. Deze actrice van het tweede garnituur werd in 2003 vermoord en Phils vingerafdrukken op het vuurwapen alsmede zijn verwarde uitspraak ‘ik geloof dat ik iemand vermoord heb’ maakten Spector tot verdachte nummer één. Maar regisseur Jayanti is nauwelijks in de rechtzaak geïnteresseerd. De beelden uit de rechtszaal worden slechts incidenteel begeleid door geluidsflarden – meer zijn het niet. Een typerende uitspraak van de aanklager, of de conclusie van de patholoog anatoom dat de baan van de kogel eerder op zelfmoord dan op moord duidt.

Nee, eigenlijk wil de maker niets liever dan ons chronologisch door de carrière loodsen van het voormalige wonderkind, dat op zijn eenentwintigste al multimiljonair was, maar van wie al tientallen jaren geen teken van muzikale inspiratie meer vernomen is. De film laveert tussen de rechtszaal, recente interviewfragmenten – gemaakt in de legendarische dertig kamers tellende villa van het genie – en oude TV- beelden van studio-opnamen of live optredens van de sterren en sterretjes uit de Spector stal: The Teddybears (met Phil op gitaar), The Ronettes, The Crystals, The Righteous Brothers en als uitsmijter natuurlijk Ike en Tina Turner. En het moet gezegd: al is de jeugdsentimentfactor voor mijn generatiegenoten moeilijk in te schatten, de muziek staat nog steeds als een huis. Of als een muur, om in het jargon te blijven.

Onderwijl leren we Spector kennen als een irritante ijdeltuit die niet nalaat zichzelf te vergelijken met andere genieën van naam, zoals Da Vinci, Michelangelo en Bach. Een zelfingenomen man die niet genoeg kan benadrukken dat de ‘muziek’ van The Beach Boys – die de regisseur in een onbewaakt ogenblik te berde brengt – niet zozeer van doordacht componeren getuigt als wel van gewiekst editen. Maar dat geeft allemaal niet. Ook al omdat de oude meester fantastische oneliners produceert. Over de ‘incest’ van Woody Allen met zijn stiefdochter: ‘natuurlijk had hij nog drie miljard andere vrouwen om uit te kiezen, maar dat betekent nog niet dat hij incest gepleegd heeft.’ Of over een door hem bijgewoond live optreden van Ravi Shankar, het idool van George Harrison: ‘en eerlijk is eerlijk, het is niet niks om drie uur naar Ravi Shankar te moeten luisteren’. Je zou bijna vergeten dat Spector nog steeds van moord wordt verdacht en dat hij, nadat de vorige rechtzaak tot mistrial werd verklaard, sinds een maand weer terechtstaat.

De mooiste film van het festival. Zo diep was ik onder de indruk, dat ik tijdens mijn volgende documentaire Fire Under the Snow (over de heldendaden van de Tibetaanse monnik Palden Gyatso) het eerste half uur alleen lijfelijk aanwezig was. Mijn geest zong het lied Zip-a-dee-doo-dah. Uiteraard de versie van Bob B. Soxx & the Blue Jeans, in het arrangement van Phil Spector.
 
**********************************
Adverteren op De Leunstoel, exclusief en toch voordelig.
© 2008 Hans Knegtmans
powered by CJ2