archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 6
9 april 2009
Bezigheden > Op de centen letten delen printen terug
De bank als nutsbedrijf (2) Paul Bordewijk

0612BZ PostbankING
Het jaar 2008 heeft geleerd dat grote banken wel degelijk kunnen omvallen, maar dat de maatschappelijke consequenties daarvan zo groot zijn, dat de overheid ze niet kan accepteren. Sommige banken bleken ineens een ‘systeembank’ te zijn, één van de nieuwe woorden van 2008. Daarom worden over de hele wereld banken overgenomen, of ondersteunen overheden ze met extra kredietfaciliteiten. Een oud gezegde luidt dat je een probleem hebt wanneer je duizend euro niet aan de bank kunt terugbetalen, maar dat de bank een probleem heeft wanneer het om een miljoen gaat. Nu is gebleken dat wanneer het niet om een miljoen gaat maar om ettelijke miljarden, de hele maatschappij een probleem heeft. En dat probleem moet de overheid oplossen.

In onze economie heeft het betalingsverkeer zo’n belangrijke functie dat je kan spreken van een publiek belang, dat door de staat gewaarborgd moet worden. In feite heeft het betalingsverkeer een nutsfunctie, al waren we dat vergeten. In het verleden hebben overheden zich dat altijd gerealiseerd. Munten werden uitgegeven door de overheid, en ontleenden hun waarde mede aan het in reliëf afgebeelde hoofd van het staatshoofd, dat Nederland zelfs in het euro-tijdperk gehandhaafd heeft. In de meeste landen, waaronder Nederland, werd de uitgifte van bankbiljetten ook de verantwoordelijkheid van de overheid, wat betekent dat ze niet geheel of gedeeltelijk hun waarde kunnen verliezen door faillissement van de bank die ze uitgeeft. Met de oprichting van de PCGD in de tijd dat Nederland nog geregeerd werd door verstandige liberalen, nam de overheid ook verantwoordelijkheid op zich voor het girale betalingsverkeer, maar die is daarna geheel in particuliere handen gekomen.

Toch heeft het girale betaalverkeer het chartale verkeer grotendeels verdrongen. Misschien is het nog wettelijk mogelijk om te eisen dat je salaris contant wordt uitbetaald in plaats van via de giro, maar het is duidelijk dat je dan als querulant wordt beschouwd, en wie om die reden ontslagen wordt zal niet snel een uitkering krijgen. Vanwege de veiligheid dringen winkels er ook steeds meer op aan te betalen met je PIN-pas, in plaats van contant. Het is een ontwikkeling die niet zonder risico’s is, want het tegengaan van misbruik blijkt een lastiger probleem dan eerder aangenomen, en niemand is in staat alle PIN codes te onthouden van de ICT toepassingen waar hij toegang toe heeft. Vooral ouderen hebben moeite met al die codes. Daarom worden er in strijd met de voorschriften veel PIN codes opgeschreven.

Versterking van de rekeninghouder
Wanneer iedereen gedwongen wordt aan het girale betalingsverkeer mee te doen, mag hij ook verlangen dat er ten minste één bank is die voldoet aan de basiseisen die je aan een betaalrekening mag stellen. Daarom moeten we de sterke positie die de overheid onverwacht heeft verkregen binnen het bankbedrijf, gebruiken om na te denken hoe de positie van de rekeninghouder kan worden versterkt. De eerste eis is wel dat je geen risico loopt dat je bank ineens failliet is en je daarmee je saldo kwijt bent. Voor spaarrekeningen geldt een garantieregeling tot een bepaald bedrag, maar voor betaalrekeningen is dat niet genoeg. Ook grote organisaties die van tijd tot tijd veel geld op een betaalrekening hebben staan, bij voorbeeld vanwege de salarisbetalingen, moeten niet het risico lopen dat ze hun betalingen niet kunnen doen omdat op dat moment nu juist de bank failliet is gegaan. Dat is ook de reden dat in oktober is ingegrepen. Daarmee wordt in feite erkend dat het betaalverkeer een nutsfunctie is die niet zonder meer door elkaar op een vrije markt beconcurrerende private bedrijven kan worden vervuld.

Overigens zijn er nog wel meer problemen rond het girale betalingsverkeer. Het blijkt dat niet elke bank iedereen als klant wil, zelfs niet voor een betaalrekening. Toen de Vereniging Jonge Republikeinen een rekening wilden openen bij ABN Amro, kreeg men te horen dat zij ‘een verhoogd risico vormde’ en dat de activiteiten ‘inhoudelijk niet strookten met het beleid van de bank’. Later verklaarde men dat de bank voor imagoschade vreesde (1). N.a.v. Kamervragen hierover van de PVV, antwoordde minister Bos dat het alleen om zakelijke redenen was: ‘Bij de beoordeling van het verzoek […] heeft de bank meegewogen [curs. van mij, pb] de omvang van de geldstromen die naar verwachting over de rekening gaan lopen en de verwachte inkomsten op de rekening’ (2). Indertijd was deze houding van de commerciële banken nu juist reden voor de oprichting van de PCGD, waar ook ‘de kleine man’ een rekening kon openen.

Maar niet alleen de Jonge Republikeinen klagen dat zij geen bankrekening kunnen krijgen. De Postbank wil geen rekeningen meer aanhouden van coffeeshops. Seksbedrijven kunnen alleen nog een rekening aanhouden bij de Postbank. Dat is in ieder geval niet vanwege de lage omzet. Het is mij ook niet duidelijk hoe dat gaat na de opheffing van de Postbank, maar ik ben ook geen eigenaar van een bordeel. Dat men bij dergelijke bedrijven terughoudend is met de kredietverstrekking kan ik mij voorstellen, maar dat ze worden uitgesloten van het girale betalingsverkeer lijkt mij onjuist. Dat betalingsverkeer is alleen maar doorzichtiger dan wanneer er met bankbiljetten wordt afgerekend. We verbieden coffeeshops en seksbedrijven ook niet het bezit van bankbiljetten, hoewel ze daarmee een financiële relatie aangaan met de ECB. Voor een betaalrekening moeten geen andere criteria gelden dan voor een aansluiting op het elektriciteitsnet of de waterleiding, voor een telefoonabonnement en voor het bezorgen van de post.

Een andere eis die je aan betaalrekeningen mag stellen is dat er niet gesjoemeld wordt met rentedagen. Wie zijn geld uitgeeft nadat hij het ontvangen heeft moet niet geconfronteerd worden met rentenota’s vanwege de valuteringspolitiek van de bank. En wanneer er aan de betaalrekening een spaarrekening is gekoppeld, wordt daarop niet zo’n lage rente gegeven als de Postbank op sommige rekeningen doet. Misbruik van het vertrouwen in giroblauw bij mensen die – na het debacle van Icesave des te begrijpelijker – al dat financiële gedoe maar eng vinden, lijkt me heel wat minder fatsoenlijk dan het verzorgen van het betalingsverkeer voor coffeeshops. Maar het levert wel meer op. Intussen loopt ING hierbij wel risico’s nu men het licht op oranje laat springen.

Een probleem is ook nog wel dat elke bank zijn eigen geldautomaten neerzet, maar dat niemand verantwoordelijk is voor een dekkend net van automaten. Het enige dat ik privé van de voorgenomen fusie van Fortis en ABN Amro gemerkt heb, is dat de geldautomaat van ABN Amro bij mij in de buurt verdween. En die lag wel gunstiger ten opzichte van de winkels dan de automaat van Fortis die gehandhaafd werd.

De kredietverlening
Dit betekent dat we heel anders moeten aankijken tegen het bankwezen dan sociaal-democraten traditioneel gedaan hebben. In plaats van richting te willen geven aan de investeringen, moet onze eerste zorg zijn dat iedereen kan beschikken over een betaalrekening zonder het risico te lopen dat zijn geld verdwijnt door riskante manoeuvres van gekrijtstreepte bonusjagers, en onder fatsoenlijke condities.
Betekent dit dat de overheid zich niets gelegen moet laten liggen aan de kredietverlening door banken? Vanuit GroenLinks wordt bepleit om gebruik te maken van de bankencrisis om meer grip te krijgen op de investeringen, en met name investeringen in duurzaamheid te faciliteren. Dat lijkt heel erg op het beginselprogramma van de PvdA uit 1977. Het nadeel daarvan is dat er een ondoorzichtig systeem van pseudo-subsidies ontstaat, betaald door de spaarder in plaats van door de belastingbetaler.

Wanneer investeringen in duurzaamheid geen normaal rendement opleveren en om maatschappelijke redenen toch gewenst zijn, moeten ze worden gesubsidieerd, of moeten de heffingen op niet-duurzame energiebronnen omhoog. De laatste steunmaatregel van de overheid aan ING was nodig vanwege beleggingsvoorschriften van de Amerikaanse overheid, die bereid was ter wille van het maatschappelijk ideaal van ‘iedereen een koopwoning’ de neo-liberale doctrine opzij te zetten.
Om deze reden voert het ABP ook een marktconform beleggingsbeleid, overigens zonder daarbij op grote successen te kunnen bogen. Daarbij kunnen wel beleggingen worden uitgesloten vanwege normoverschrijdingen, maar wordt niet specifiek naar de belegging gezocht met optimale externe effecten. Banken als ASN en Triodos stellen wat dat betreft zwaardere eisen, maar kunnen daarmee ook in de problemen komen. Zo staat de Triodos bank positief tegenover homeopathie, wat door anderen als een vorm van oplichting wordt beschouwd.

Dat betekent echter niet dat de overheid zich geheel buiten de kredietverlening moet houden. De huidige plotselinge terughoudendheid van de banken bij het verlenen van kredieten brengt bedrijven in de problemen, en versterkt daarmee de crisis. Omgekeerd versterkt de crisis de terughoudendheid van de banken om kredieten te verlenen. De overheid heeft wel degelijk een taak om dat te doorbreken.
Daarmee is kredietverlening echter nog geen nutsfunctie geworden. Op een nutsfunctie kan iedereen aanspraak maken. Iedereen moet een betaalrekening kunnen krijgen,0612BZ Currence net als een aansluiting op het elektriciteitsnet. Maar niet iedereen kan krediet krijgen, daar is een beoordeling van de kredietwaardigheid voor nodig, waarin vertrouwen een essentiële rol speelt. Wie bij de ene bank wordt afgewezen, moet een tweede kans kunnen krijgen bij een andere bank. In een crisisperiode kan het gewenst zijn dat de overheid bedrijven aan krediet helpt. Maar structureel is dat geen gezonde situatie. De delen van de banken die zich met bedrijfskredieten bezighouden moeten daarom terug naar de markt, maar het moet duidelijk zijn dat iedereen die zijn geld aan dergelijke banken toevertrouwt risico’s loopt die niet door de overheid zijn afgedekt, in ruil voor een hogere rente.

Of de zakenbanken van ABN Amro en Fortis ook samen moeten worden gevoegd, weet ik overigens niet. Wanneer het probleem is dat banken te groot zijn om ze failliet te laten gaan, lijkt het meer voor de hand liggend te voorkomen dat ze boven een bepaalde omvang groeien en de status van systeembank verwerven. Splitsen van banken die risicodragende transacties uitvoeren lijkt dan meer aangewezen dan samenvoegen. Beleggers hebben dan ook meer mogelijkheden om hun risico’s te spreiden.
 
Gegarandeerde betaalrekeningen
Voor het betaalverkeer zijn er echter gegarandeerde rekeningen nodig. Theoretisch zou men domweg de situatie van voor oktober 2008 kunnen herstellen, zodra beleggers weer bereid zijn voldoende voor Fortis en ABN Amro te betalen. De praktijk heeft geleerd dat wie zijn geld toevertrouwt aan zo’n grote bank niets te vrezen heeft, want als zo’n bank omvalt komt het Rijk toch wel te hulp. Formeel mag er geen garantie gegeven zijn, materieel kan men daar toch vanuit gaan.
Aan een dergelijke situatie zitten echter grote nadelen. Het betekent een oneerlijk concurrentievoordeel voor de ‘systeembanken’ tegenover kleinere banken. Het wordt zo ook moeilijker om nieuwe banken op te richten. Klanten weten niet van tevoren welke banken als systeembank zullen gelden, en waar je geld dus veilig is. Bovendien loopt de staat zeer grote risico’s, die groter worden naarmate het lukt om meer financiële bedrijven zich in Nederland te laten vestigen. Het is niet ondenkbaar dat de kosten van zo’n regeling zo hoog worden, dat de Staat niet in staat is ze na te komen, en door de banken in hun ondergang wordt meegezogen. Dan heeft de staatsgarantie ook geen betekenis. Nu al beschouwen beleggers de Nederlandse overheid als minder solide dan Duitsland.

Een tweede weg zou zijn formeel alle saldi te garanderen op betaalrekeningen bij in Nederland gevestigde banken, waarbij men dan ook de eis kan stellen dat ze hun nutsfunctie waarmaken. Daarmee vermijdt men dat de regeling grote banken bevoordeelt boven kleine. Om te grote aanspraken op de garantie te voorkomen, zou men hem alleen kunnen laten gelden voor rekeningen van Nederlanders en van natuurlijke en rechtspersonen die in Nederland zijn gevestigd. Dan moet Europa wel erkennen dat het hier om diensten van publiek belang gaat.
De risico’s voor de Staat van zo’n regeling zouden in theorie kunnen worden beperkt, wanneer er op de banken beter toezicht wordt gehouden. Allerwege wordt daarom geroepen, maar het is de vraag of dat zal helpen. In feite zijn de banken nu al aan een viervoudig toezicht onderhevig. Er is de accountant, die moet nagaan of de balans een juist en volledig beeld geeft van de bezittingen en verplichtingen. Er is de Raad van Commissarissen, die mede op basis daarvan het beleid van de Raad van Bestuur beoordeelt. Er zijn de rating agencies, die aangeven welk risico beleggers lopen wanneer ze hun geld aan een bepaalde bank toevertrouwen.

En dan is er de Nederlandse Bank, die moet zorgen dat banken niet omvallen.
Het is duidelijk dat al deze toezichthouders collectief gefaald hebben, niet alleen in Nederland, maar over de hele wereld. Dat maakt het op zich begrijpelijk dat om verbetering van het toezicht wordt geroepen. Je zou de Nederlandse Bank de accountants kunnen laten aanwijzen, in plaats van banken toe te staan hun eigen accountant te kiezen. Vaak wordt geroepen om een vijfde toezichthouder, op Europees niveau, die dan echt toezicht zou gaan houden. Maar de vraag is of dat zal helpen. Toezichthouders als de OPTA en de NMa zijn nuttig omdat ze bedrijven kunnen afhouden van acties die anderen benadelen. Toezichthouders op de banken kunnen ook voorkomen dat mensen verleid worden te veel te lenen of tegen ongunstige condities, al is de praktijk dat zoiets pas achteraf gecorrigeerd wordt.

Bij de bankencrisis hebben de banken echter vooral zichzelf te gronde gericht, als gevolg van collectieve domheid. Beleggingen leken verantwoord wanneer andere banken ze ook deden. Zoiets gebeurde ook in de telecom wereld. In de jaren negentig van de vorige eeuw werden kabelnetten overgenomen tegen prijzen die nooit konden worden terugverdiend, en later werden volstrekt onverantwoorde bedragen voor UMTS-licenties geboden waardoor KPN bijna failliet is gegaan (3). Aan de beurs ontstaan regelmatig hypes als gevolg van kuddegedrag van beleggers.
Toezichthouders zijn minder goed opgewassen tegen collectieve verdwazing dan tegen collectieve slechtheid, omdat ze zelf deel uitmaken van het sociale milieu waarin de collectieve verdwazing heerst. Achteraf kun je stellen dat de Nederlandse Bank had moeten vragen of de bankiers eigenlijk zelf wel begrepen waar ze mee bezig waren, maar dat was in strijd geweest met de sociale codes. Toezichthouders op dit niveau zijn ook niet slimmer dan degenen op wie toezicht wordt gehouden. Bij toezichthouders op banken komt daar bij dat elk risico dat ze bij een specifieke bank signaleren kan leiden tot een run op de bank, wat ze extra voorzichtig maakt.

De Betaalbank
Wil men het publiek door de overheid gegarandeerd betaalverkeer aan kunnen bieden zonder risico’s die de overheid niet kan dragen, dan zal men slechts de betaalrekeningen moeten garanderen van banken waar minder risico gelopen wordt dan bij de meeste banken tot nu toe. Daartoe zal men limitatief moeten omschrijven welke activiteiten dergelijke banken mogen ontplooien. Ze zouden alleen degelijke leningen mogen verstrekken, bij voorbeeld aan het Rijk, aan de BNG, of gegarandeerde hypotheken. In beperkte mate zouden ze ook persoonlijke leningen kunnen verstrekken, bij voorbeeld door rood staan mogelijk te maken. De bank kan ook spaarrekeningen mogelijk maken, maar alleen voorzover er voldoende veilige beleggingsmogelijkheden zijn. Wellicht kun je via zo’n betaalbank ook zelf een effectenportefeuille beheren, maar de bank doet niet zelf aan beleggingsfondsen en garantieproducten, daarvoor moet je elders zijn.

Het worden een beetje saaie banken, waar niet zoveel winst wordt gemaakt. Maar daar staat tegenover dat je ook weinig kosten hebt. Je hebt een grote computer nodig, een aantal geldautomaten, en nog wat punten waar geld kan worden afgestort. Er zijn weinig hoogbetaalde bankiers nodig, en die mogen best zonder stropdas op hun werk komen. Dat geeft juist meer vertrouwen. Er hoeven ook geen bonussen te worden verstrekt. Zo’n bank is bij voorkeur ook niet aan de beurs genoteerd, omdat dalende beurskoersen een run op de bank kunnen uitlokken. In ieder geval moet zo’n bank geen slachtoffer kunnen worden van een vijandige overname.
Een probleem kan nog zijn, wat te doen wanneer banken in de verleiding komen hun vleugels verder uit te slaan dan toegestaan is door de garantieregeling. De sanctie daarop kan niet zijn dat dan de garantie vervalt, want dat zou een run op de bank doen ontstaan. De garantie zou dan juist vervallen zijn wanneer mensen hem nodig hebben. Daarom zou het beter zijn wanneer de betaalbank eigendom van de overheid wordt, zoals vroeger de Postgiro en de RPS.

De huidige situatie bij ABN Amro en Fortis maakt het mogelijk zo’n bank te creëren. Daartoe zouden de onderdelen van deze banken die het betalingsverkeer binnen Nederland verzorgen moeten worden afgesplitst van de rest. De afgesplitste delen zouden dan moeten worden samengevoegd tot De betaalbank, die de status van een maatschappelijke onderneming zou kunnen krijgen.
Maar er is nog een vuiltje. De grote banken in Nederland zijn gezamenlijk eigenaar van het bedrijf Currence, dat het girale betalingsverkeer feitelijk uitvoert. Dat is alsof de gezamenlijke energieleveranciers eigenaar zijn van het elektriciteitsnet. Bij energie hebben we nadrukkelijk gesteld dat zo’n net een monopoliefunctie heeft, en dus in handen van de overheid moet zijn. Niet voor niets werd in de tijd dat de liberalen in dit land aan de macht waren, de Postchèque- en Girodienst opgericht, die ongeveer hetzelfde deed dat Currence nu doet. Het zou een argument zijn om alle activiteiten van Currence bij De betaalbank onder te brengen. Jammer dat de naam ‘Postbank’ en het giroblauw niet meer beschikbaar zijn.

(1) R. Smits, ’ABN-AMRO weigert jonge republikeinen als klant’, in De Republikein, jrg 4 nr 4, december 2008, p.49.
(2) TK vergaderjaar 2008-2009, Aanhangsel Nr 793
(3) P. Bordewijk, Goud in de grond - De geschiedenis van draadomroep en kabeltelevisie toegespitst op Stadskabel Leiden, pp. 158-160. Leiden 2004: Primavera Pers.


© 2009 Paul Bordewijk meer Paul Bordewijk - meer "Op de centen letten" -
Bezigheden > Op de centen letten
De bank als nutsbedrijf (2) Paul Bordewijk
0612BZ PostbankING
Het jaar 2008 heeft geleerd dat grote banken wel degelijk kunnen omvallen, maar dat de maatschappelijke consequenties daarvan zo groot zijn, dat de overheid ze niet kan accepteren. Sommige banken bleken ineens een ‘systeembank’ te zijn, één van de nieuwe woorden van 2008. Daarom worden over de hele wereld banken overgenomen, of ondersteunen overheden ze met extra kredietfaciliteiten. Een oud gezegde luidt dat je een probleem hebt wanneer je duizend euro niet aan de bank kunt terugbetalen, maar dat de bank een probleem heeft wanneer het om een miljoen gaat. Nu is gebleken dat wanneer het niet om een miljoen gaat maar om ettelijke miljarden, de hele maatschappij een probleem heeft. En dat probleem moet de overheid oplossen.

In onze economie heeft het betalingsverkeer zo’n belangrijke functie dat je kan spreken van een publiek belang, dat door de staat gewaarborgd moet worden. In feite heeft het betalingsverkeer een nutsfunctie, al waren we dat vergeten. In het verleden hebben overheden zich dat altijd gerealiseerd. Munten werden uitgegeven door de overheid, en ontleenden hun waarde mede aan het in reliëf afgebeelde hoofd van het staatshoofd, dat Nederland zelfs in het euro-tijdperk gehandhaafd heeft. In de meeste landen, waaronder Nederland, werd de uitgifte van bankbiljetten ook de verantwoordelijkheid van de overheid, wat betekent dat ze niet geheel of gedeeltelijk hun waarde kunnen verliezen door faillissement van de bank die ze uitgeeft. Met de oprichting van de PCGD in de tijd dat Nederland nog geregeerd werd door verstandige liberalen, nam de overheid ook verantwoordelijkheid op zich voor het girale betalingsverkeer, maar die is daarna geheel in particuliere handen gekomen.

Toch heeft het girale betaalverkeer het chartale verkeer grotendeels verdrongen. Misschien is het nog wettelijk mogelijk om te eisen dat je salaris contant wordt uitbetaald in plaats van via de giro, maar het is duidelijk dat je dan als querulant wordt beschouwd, en wie om die reden ontslagen wordt zal niet snel een uitkering krijgen. Vanwege de veiligheid dringen winkels er ook steeds meer op aan te betalen met je PIN-pas, in plaats van contant. Het is een ontwikkeling die niet zonder risico’s is, want het tegengaan van misbruik blijkt een lastiger probleem dan eerder aangenomen, en niemand is in staat alle PIN codes te onthouden van de ICT toepassingen waar hij toegang toe heeft. Vooral ouderen hebben moeite met al die codes. Daarom worden er in strijd met de voorschriften veel PIN codes opgeschreven.

Versterking van de rekeninghouder
Wanneer iedereen gedwongen wordt aan het girale betalingsverkeer mee te doen, mag hij ook verlangen dat er ten minste één bank is die voldoet aan de basiseisen die je aan een betaalrekening mag stellen. Daarom moeten we de sterke positie die de overheid onverwacht heeft verkregen binnen het bankbedrijf, gebruiken om na te denken hoe de positie van de rekeninghouder kan worden versterkt. De eerste eis is wel dat je geen risico loopt dat je bank ineens failliet is en je daarmee je saldo kwijt bent. Voor spaarrekeningen geldt een garantieregeling tot een bepaald bedrag, maar voor betaalrekeningen is dat niet genoeg. Ook grote organisaties die van tijd tot tijd veel geld op een betaalrekening hebben staan, bij voorbeeld vanwege de salarisbetalingen, moeten niet het risico lopen dat ze hun betalingen niet kunnen doen omdat op dat moment nu juist de bank failliet is gegaan. Dat is ook de reden dat in oktober is ingegrepen. Daarmee wordt in feite erkend dat het betaalverkeer een nutsfunctie is die niet zonder meer door elkaar op een vrije markt beconcurrerende private bedrijven kan worden vervuld.

Overigens zijn er nog wel meer problemen rond het girale betalingsverkeer. Het blijkt dat niet elke bank iedereen als klant wil, zelfs niet voor een betaalrekening. Toen de Vereniging Jonge Republikeinen een rekening wilden openen bij ABN Amro, kreeg men te horen dat zij ‘een verhoogd risico vormde’ en dat de activiteiten ‘inhoudelijk niet strookten met het beleid van de bank’. Later verklaarde men dat de bank voor imagoschade vreesde (1). N.a.v. Kamervragen hierover van de PVV, antwoordde minister Bos dat het alleen om zakelijke redenen was: ‘Bij de beoordeling van het verzoek […] heeft de bank meegewogen [curs. van mij, pb] de omvang van de geldstromen die naar verwachting over de rekening gaan lopen en de verwachte inkomsten op de rekening’ (2). Indertijd was deze houding van de commerciële banken nu juist reden voor de oprichting van de PCGD, waar ook ‘de kleine man’ een rekening kon openen.

Maar niet alleen de Jonge Republikeinen klagen dat zij geen bankrekening kunnen krijgen. De Postbank wil geen rekeningen meer aanhouden van coffeeshops. Seksbedrijven kunnen alleen nog een rekening aanhouden bij de Postbank. Dat is in ieder geval niet vanwege de lage omzet. Het is mij ook niet duidelijk hoe dat gaat na de opheffing van de Postbank, maar ik ben ook geen eigenaar van een bordeel. Dat men bij dergelijke bedrijven terughoudend is met de kredietverstrekking kan ik mij voorstellen, maar dat ze worden uitgesloten van het girale betalingsverkeer lijkt mij onjuist. Dat betalingsverkeer is alleen maar doorzichtiger dan wanneer er met bankbiljetten wordt afgerekend. We verbieden coffeeshops en seksbedrijven ook niet het bezit van bankbiljetten, hoewel ze daarmee een financiële relatie aangaan met de ECB. Voor een betaalrekening moeten geen andere criteria gelden dan voor een aansluiting op het elektriciteitsnet of de waterleiding, voor een telefoonabonnement en voor het bezorgen van de post.

Een andere eis die je aan betaalrekeningen mag stellen is dat er niet gesjoemeld wordt met rentedagen. Wie zijn geld uitgeeft nadat hij het ontvangen heeft moet niet geconfronteerd worden met rentenota’s vanwege de valuteringspolitiek van de bank. En wanneer er aan de betaalrekening een spaarrekening is gekoppeld, wordt daarop niet zo’n lage rente gegeven als de Postbank op sommige rekeningen doet. Misbruik van het vertrouwen in giroblauw bij mensen die – na het debacle van Icesave des te begrijpelijker – al dat financiële gedoe maar eng vinden, lijkt me heel wat minder fatsoenlijk dan het verzorgen van het betalingsverkeer voor coffeeshops. Maar het levert wel meer op. Intussen loopt ING hierbij wel risico’s nu men het licht op oranje laat springen.

Een probleem is ook nog wel dat elke bank zijn eigen geldautomaten neerzet, maar dat niemand verantwoordelijk is voor een dekkend net van automaten. Het enige dat ik privé van de voorgenomen fusie van Fortis en ABN Amro gemerkt heb, is dat de geldautomaat van ABN Amro bij mij in de buurt verdween. En die lag wel gunstiger ten opzichte van de winkels dan de automaat van Fortis die gehandhaafd werd.

De kredietverlening
Dit betekent dat we heel anders moeten aankijken tegen het bankwezen dan sociaal-democraten traditioneel gedaan hebben. In plaats van richting te willen geven aan de investeringen, moet onze eerste zorg zijn dat iedereen kan beschikken over een betaalrekening zonder het risico te lopen dat zijn geld verdwijnt door riskante manoeuvres van gekrijtstreepte bonusjagers, en onder fatsoenlijke condities.
Betekent dit dat de overheid zich niets gelegen moet laten liggen aan de kredietverlening door banken? Vanuit GroenLinks wordt bepleit om gebruik te maken van de bankencrisis om meer grip te krijgen op de investeringen, en met name investeringen in duurzaamheid te faciliteren. Dat lijkt heel erg op het beginselprogramma van de PvdA uit 1977. Het nadeel daarvan is dat er een ondoorzichtig systeem van pseudo-subsidies ontstaat, betaald door de spaarder in plaats van door de belastingbetaler.

Wanneer investeringen in duurzaamheid geen normaal rendement opleveren en om maatschappelijke redenen toch gewenst zijn, moeten ze worden gesubsidieerd, of moeten de heffingen op niet-duurzame energiebronnen omhoog. De laatste steunmaatregel van de overheid aan ING was nodig vanwege beleggingsvoorschriften van de Amerikaanse overheid, die bereid was ter wille van het maatschappelijk ideaal van ‘iedereen een koopwoning’ de neo-liberale doctrine opzij te zetten.
Om deze reden voert het ABP ook een marktconform beleggingsbeleid, overigens zonder daarbij op grote successen te kunnen bogen. Daarbij kunnen wel beleggingen worden uitgesloten vanwege normoverschrijdingen, maar wordt niet specifiek naar de belegging gezocht met optimale externe effecten. Banken als ASN en Triodos stellen wat dat betreft zwaardere eisen, maar kunnen daarmee ook in de problemen komen. Zo staat de Triodos bank positief tegenover homeopathie, wat door anderen als een vorm van oplichting wordt beschouwd.

Dat betekent echter niet dat de overheid zich geheel buiten de kredietverlening moet houden. De huidige plotselinge terughoudendheid van de banken bij het verlenen van kredieten brengt bedrijven in de problemen, en versterkt daarmee de crisis. Omgekeerd versterkt de crisis de terughoudendheid van de banken om kredieten te verlenen. De overheid heeft wel degelijk een taak om dat te doorbreken.
Daarmee is kredietverlening echter nog geen nutsfunctie geworden. Op een nutsfunctie kan iedereen aanspraak maken. Iedereen moet een betaalrekening kunnen krijgen,0612BZ Currence net als een aansluiting op het elektriciteitsnet. Maar niet iedereen kan krediet krijgen, daar is een beoordeling van de kredietwaardigheid voor nodig, waarin vertrouwen een essentiële rol speelt. Wie bij de ene bank wordt afgewezen, moet een tweede kans kunnen krijgen bij een andere bank. In een crisisperiode kan het gewenst zijn dat de overheid bedrijven aan krediet helpt. Maar structureel is dat geen gezonde situatie. De delen van de banken die zich met bedrijfskredieten bezighouden moeten daarom terug naar de markt, maar het moet duidelijk zijn dat iedereen die zijn geld aan dergelijke banken toevertrouwt risico’s loopt die niet door de overheid zijn afgedekt, in ruil voor een hogere rente.

Of de zakenbanken van ABN Amro en Fortis ook samen moeten worden gevoegd, weet ik overigens niet. Wanneer het probleem is dat banken te groot zijn om ze failliet te laten gaan, lijkt het meer voor de hand liggend te voorkomen dat ze boven een bepaalde omvang groeien en de status van systeembank verwerven. Splitsen van banken die risicodragende transacties uitvoeren lijkt dan meer aangewezen dan samenvoegen. Beleggers hebben dan ook meer mogelijkheden om hun risico’s te spreiden.
 
Gegarandeerde betaalrekeningen
Voor het betaalverkeer zijn er echter gegarandeerde rekeningen nodig. Theoretisch zou men domweg de situatie van voor oktober 2008 kunnen herstellen, zodra beleggers weer bereid zijn voldoende voor Fortis en ABN Amro te betalen. De praktijk heeft geleerd dat wie zijn geld toevertrouwt aan zo’n grote bank niets te vrezen heeft, want als zo’n bank omvalt komt het Rijk toch wel te hulp. Formeel mag er geen garantie gegeven zijn, materieel kan men daar toch vanuit gaan.
Aan een dergelijke situatie zitten echter grote nadelen. Het betekent een oneerlijk concurrentievoordeel voor de ‘systeembanken’ tegenover kleinere banken. Het wordt zo ook moeilijker om nieuwe banken op te richten. Klanten weten niet van tevoren welke banken als systeembank zullen gelden, en waar je geld dus veilig is. Bovendien loopt de staat zeer grote risico’s, die groter worden naarmate het lukt om meer financiële bedrijven zich in Nederland te laten vestigen. Het is niet ondenkbaar dat de kosten van zo’n regeling zo hoog worden, dat de Staat niet in staat is ze na te komen, en door de banken in hun ondergang wordt meegezogen. Dan heeft de staatsgarantie ook geen betekenis. Nu al beschouwen beleggers de Nederlandse overheid als minder solide dan Duitsland.

Een tweede weg zou zijn formeel alle saldi te garanderen op betaalrekeningen bij in Nederland gevestigde banken, waarbij men dan ook de eis kan stellen dat ze hun nutsfunctie waarmaken. Daarmee vermijdt men dat de regeling grote banken bevoordeelt boven kleine. Om te grote aanspraken op de garantie te voorkomen, zou men hem alleen kunnen laten gelden voor rekeningen van Nederlanders en van natuurlijke en rechtspersonen die in Nederland zijn gevestigd. Dan moet Europa wel erkennen dat het hier om diensten van publiek belang gaat.
De risico’s voor de Staat van zo’n regeling zouden in theorie kunnen worden beperkt, wanneer er op de banken beter toezicht wordt gehouden. Allerwege wordt daarom geroepen, maar het is de vraag of dat zal helpen. In feite zijn de banken nu al aan een viervoudig toezicht onderhevig. Er is de accountant, die moet nagaan of de balans een juist en volledig beeld geeft van de bezittingen en verplichtingen. Er is de Raad van Commissarissen, die mede op basis daarvan het beleid van de Raad van Bestuur beoordeelt. Er zijn de rating agencies, die aangeven welk risico beleggers lopen wanneer ze hun geld aan een bepaalde bank toevertrouwen.

En dan is er de Nederlandse Bank, die moet zorgen dat banken niet omvallen.
Het is duidelijk dat al deze toezichthouders collectief gefaald hebben, niet alleen in Nederland, maar over de hele wereld. Dat maakt het op zich begrijpelijk dat om verbetering van het toezicht wordt geroepen. Je zou de Nederlandse Bank de accountants kunnen laten aanwijzen, in plaats van banken toe te staan hun eigen accountant te kiezen. Vaak wordt geroepen om een vijfde toezichthouder, op Europees niveau, die dan echt toezicht zou gaan houden. Maar de vraag is of dat zal helpen. Toezichthouders als de OPTA en de NMa zijn nuttig omdat ze bedrijven kunnen afhouden van acties die anderen benadelen. Toezichthouders op de banken kunnen ook voorkomen dat mensen verleid worden te veel te lenen of tegen ongunstige condities, al is de praktijk dat zoiets pas achteraf gecorrigeerd wordt.

Bij de bankencrisis hebben de banken echter vooral zichzelf te gronde gericht, als gevolg van collectieve domheid. Beleggingen leken verantwoord wanneer andere banken ze ook deden. Zoiets gebeurde ook in de telecom wereld. In de jaren negentig van de vorige eeuw werden kabelnetten overgenomen tegen prijzen die nooit konden worden terugverdiend, en later werden volstrekt onverantwoorde bedragen voor UMTS-licenties geboden waardoor KPN bijna failliet is gegaan (3). Aan de beurs ontstaan regelmatig hypes als gevolg van kuddegedrag van beleggers.
Toezichthouders zijn minder goed opgewassen tegen collectieve verdwazing dan tegen collectieve slechtheid, omdat ze zelf deel uitmaken van het sociale milieu waarin de collectieve verdwazing heerst. Achteraf kun je stellen dat de Nederlandse Bank had moeten vragen of de bankiers eigenlijk zelf wel begrepen waar ze mee bezig waren, maar dat was in strijd geweest met de sociale codes. Toezichthouders op dit niveau zijn ook niet slimmer dan degenen op wie toezicht wordt gehouden. Bij toezichthouders op banken komt daar bij dat elk risico dat ze bij een specifieke bank signaleren kan leiden tot een run op de bank, wat ze extra voorzichtig maakt.

De Betaalbank
Wil men het publiek door de overheid gegarandeerd betaalverkeer aan kunnen bieden zonder risico’s die de overheid niet kan dragen, dan zal men slechts de betaalrekeningen moeten garanderen van banken waar minder risico gelopen wordt dan bij de meeste banken tot nu toe. Daartoe zal men limitatief moeten omschrijven welke activiteiten dergelijke banken mogen ontplooien. Ze zouden alleen degelijke leningen mogen verstrekken, bij voorbeeld aan het Rijk, aan de BNG, of gegarandeerde hypotheken. In beperkte mate zouden ze ook persoonlijke leningen kunnen verstrekken, bij voorbeeld door rood staan mogelijk te maken. De bank kan ook spaarrekeningen mogelijk maken, maar alleen voorzover er voldoende veilige beleggingsmogelijkheden zijn. Wellicht kun je via zo’n betaalbank ook zelf een effectenportefeuille beheren, maar de bank doet niet zelf aan beleggingsfondsen en garantieproducten, daarvoor moet je elders zijn.

Het worden een beetje saaie banken, waar niet zoveel winst wordt gemaakt. Maar daar staat tegenover dat je ook weinig kosten hebt. Je hebt een grote computer nodig, een aantal geldautomaten, en nog wat punten waar geld kan worden afgestort. Er zijn weinig hoogbetaalde bankiers nodig, en die mogen best zonder stropdas op hun werk komen. Dat geeft juist meer vertrouwen. Er hoeven ook geen bonussen te worden verstrekt. Zo’n bank is bij voorkeur ook niet aan de beurs genoteerd, omdat dalende beurskoersen een run op de bank kunnen uitlokken. In ieder geval moet zo’n bank geen slachtoffer kunnen worden van een vijandige overname.
Een probleem kan nog zijn, wat te doen wanneer banken in de verleiding komen hun vleugels verder uit te slaan dan toegestaan is door de garantieregeling. De sanctie daarop kan niet zijn dat dan de garantie vervalt, want dat zou een run op de bank doen ontstaan. De garantie zou dan juist vervallen zijn wanneer mensen hem nodig hebben. Daarom zou het beter zijn wanneer de betaalbank eigendom van de overheid wordt, zoals vroeger de Postgiro en de RPS.

De huidige situatie bij ABN Amro en Fortis maakt het mogelijk zo’n bank te creëren. Daartoe zouden de onderdelen van deze banken die het betalingsverkeer binnen Nederland verzorgen moeten worden afgesplitst van de rest. De afgesplitste delen zouden dan moeten worden samengevoegd tot De betaalbank, die de status van een maatschappelijke onderneming zou kunnen krijgen.
Maar er is nog een vuiltje. De grote banken in Nederland zijn gezamenlijk eigenaar van het bedrijf Currence, dat het girale betalingsverkeer feitelijk uitvoert. Dat is alsof de gezamenlijke energieleveranciers eigenaar zijn van het elektriciteitsnet. Bij energie hebben we nadrukkelijk gesteld dat zo’n net een monopoliefunctie heeft, en dus in handen van de overheid moet zijn. Niet voor niets werd in de tijd dat de liberalen in dit land aan de macht waren, de Postchèque- en Girodienst opgericht, die ongeveer hetzelfde deed dat Currence nu doet. Het zou een argument zijn om alle activiteiten van Currence bij De betaalbank onder te brengen. Jammer dat de naam ‘Postbank’ en het giroblauw niet meer beschikbaar zijn.

(1) R. Smits, ’ABN-AMRO weigert jonge republikeinen als klant’, in De Republikein, jrg 4 nr 4, december 2008, p.49.
(2) TK vergaderjaar 2008-2009, Aanhangsel Nr 793
(3) P. Bordewijk, Goud in de grond - De geschiedenis van draadomroep en kabeltelevisie toegespitst op Stadskabel Leiden, pp. 158-160. Leiden 2004: Primavera Pers.
© 2009 Paul Bordewijk
powered by CJ2