print de aflevering sluit venster



Nummer 4 - Jaargang 3 - 24 november 2005


Beschouwingen
De poëtische wereld
Omleggen Jaap van Lakerveld
Omleggen

Wegomlegging wegens werkzaamheden,
Of grote drukte bij een stadion,
Een wielerkoers, een markt, een marathon.
Er wordt veel omgelegd en vaak met reden.

Bij elke bouwput rondom het station
zie je in een aantal grote steden
Een wegomlegging. Er wordt omgereden,
Omdat men aan de HSL begon.

De omlegging is niet meer weg te denken,
Maar niets veranderlijker dan de taal.
'Weg omlegging' klinkt als ideaal,
Veel beter dan de boel met bloed doordrenken.

Bij omleggingen wordt nog wel bij wet
De hele straat zorgvuldig afgezet.

Afzetten

Een been, een staatshoofd, ijs, of de klandizie,
Men zet wat af; er wordt veel afgezet,
Gezaagd, genept, of uit een ambt ontzet,
Het treft de radio, de televisie.

En exporteurs doen het in hun gebieden.
Een naaister doet het langs de zoom.
Een onderbreker doet het met de stroom.
Springers doen het, pubers, ambachtslieden.

Maar waar het tegenwoordig vaak om gaat
Is het afzetten van delen van een wijk,
Roodwitte lintjes vrolijk om een lijk.
We leven in een crimineel klimaat.

Maar pas wel op met wat je daarvan zegt
Je bent zo weg; je wordt zo omgelegd

Omleggen
 
****************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk
gemaakt door donaties van: Katharina Kouwenhoven,
Hans Meijer, Ruurd Kunnen, Beer Meijer en Carlo
van Praag.
© 2005 Jaap van Lakerveld


In de polder
Vrijzinnig links Ruurd Kunnen
0304 BS Polder
Het Nederlandse poldermodel is nooit een toonbeeld van klassenstrijd geweest. Het was een overlegmodel, maar de overlegpartners waren zich ervan bewust dat zij tegengestelde belangen vertegenwoordigden: arbeiders en employees versus werkgevers en kapitalisten. Die tegenstelling is niet meer van deze tijd. Het laatste pamflet van GroenLinks, een politieke partij die ooit is ontstaan uit communisten, pacifistisch socialisten en evangelisch christelijken, laat wat dat betreft weinig twijfel bestaan. ‘Mensen kunnen hun eigen lot en dat van anderen verbeteren door goed te zorgen voor zichzelf en hun naasten.’ En: ‘Werkgevers onderschatten hun eigen mogelijkheden om de economie te laten bloeien. Wij willen ze stimuleren en steunen. Maar ze moeten ook vernieuwen en meer sociale verantwoordelijkheid nemen.’ Uit deze zinnen blijkt weinig gevoel voor klassenstrijd en revolutionaire maatschappijverandering, maar zij behoren wel tot het neusje van de hedendaagse linkse politiek.

De schrijvers van het pamflet, Femke Halsema en Ineke van Gent, hebben ‘vrijzinnige voorstellen voor sociale politiek’ gedaan. Uit de woordkeuze blijkt dat de evangelisten binnen de groenlinkse beweging de boventoon zijn gaan voeren, wat enigszins verwonderlijk is gezien de ontkerkelijking, maar minder verbazingwekkend gezien de teloorgang van het socialistische en communistische gedachtegoed. ‘Links behoort zoveel mogelijk vrijheid voor zoveel mogelijk mensen te organiseren’, staat in het pamflet te lezen. En: ‘Maak meer mensen de baas over hun eigen leven.’ Dat is heel iets anders dan de omverwerping van het kapitalisme.

Halsema en Van Gent verkondigen een individualisme dat typerend is voor de linkse politiek van de 21e eeuw. Uit de zojuist geciteerde zinnen spreekt enerzijds het idee van maakbaarheid door overheidsbeleid: ‘Maak meer mensen ....’. Anderzijds ademen zij de geest van het individualisme: mensen kunnen de baas over hun eigen leven zijn. De twee groenlinkse politici staan dus geen maakbare samenleving voor, maar zij denken wel dat het leven van individuele mensen door de overheid kan worden gestuurd. In principe is dat geen nieuw idee, want de overheid leidt al sinds jaar en dag het gedrag van de burgers in een bepaalde richting door plichten en verboden uit te vaardigen, belastingen te heffen en subsidies te verstrekken. Bij GroenLinks gaat het echter om vrijheid. Laten we eens bekijken hoe zij zich dat voorstellen.

Halsema en Van Gent beschouwen vrijheid als een schaars goed. Sommigen in onze samenleving hebben meer vrijheid dan anderen. Dat komt doordat de kansen op arbeid, emancipatie en participatie ongelijk zijn verdeeld. Emancipatie en maatschappelijke participatie kunnen worden gerealiseerd door betaalde arbeid. Met de huidige sociale politiek lukt dat volgens de opstellers van het pamflet echter niet. De reden is dat het stelsel van sociale voorzieningen hoofdzakelijk bedoeld is om werknemers te beschermen tegen inkomensverlies door ontslag, ziekte of arbeidsongeschiktheid, maar onvoldoende stimulansen biedt om weer aan het werk te gaan. Om dat te veranderen doen Halsema en Van Gent voorstellen voor vernieuwing. Zij stellen onder andere voor het ontslagrecht te versoepelen en de uitkeringsduur van de WW te verkorten. De uitkeringen zouden op een behoorlijk niveau gebracht moeten worden. Halsema en Van Gent willen dat de eenvoudige arbeid ‘aan de onderkant van de arbeidsmarkt’ veel goedkoper wordt door afschaffing of verlaging van het minimumloon en het gebruik van de laagste loonschalen. Dit willen zij compenseren door laagbetaalde werknemers een flinke belastingaftrek te geven, een gedeeltelijk basisinkomen via een forse inkomensafhankelijke arbeidskorting.

Veel van de voorstellen van Halsema en Van Gent zijn al eerder gedaan door partijen ter rechterzijde van GroenLinks. De kritiek daarop was onder andere dat de effecten op de werkgelegenheid gering waren en niet opwogen tegen de nadelige sociale gevolgen. Halsema en Van Gent combineren deze ‘rechtse’ maatregelen echter met ‘linkse’ voorstellen zoals een verhoging van het uitkeringsniveau van de sociale zekerheid en een gedeeltelijk basisinkomen. Dit verschaft hun verhaal een zekere consistentie.

De grotere kans op een baan en het basisinkomen maken de mensen die nu kansarm zijn, minder afhankelijk van de uitkeringsinstanties en van de steun van anderen. De aldus verworven vrijheid bestaat uit werken. Met werken verdien je geld. Met geld kun je uitgaan, een auto en mooie kleren kopen, vrienden maken, cadeautjes geven. Kortom, met geld kun je maatschappelijk participeren. Werken betekent in de meeste gevallen echter ook een loonafhankelijke positie, het ontwikkelen van een arbeidsethos en een goede werkhouding, arbeidsdiscipline, verantwoordelijkheden waarop je kunt worden afgerekend, bijscholing, conflicten met de baas, baanonzekerheid, kans op bedrijfssluiting en ontslag. De enige vrijheid die een werknemer heeft is ontslag te nemen en een andere baan te zoeken. In de vrijzinnig linkse visie op de arbeidsmarkt is dat geen bezwaar. Baanzekerheid wordt beschouwd als iets dat niet meer van deze tijd is. Tegenwoordig gaat het om werkzekerheid, dat wil zeggen het vermogen om in een flexibele arbeidsmarkt gemakkelijk van de ene baan naar een andere te kunnen springen. Een leuke gedachte, maar vooralsnog hoogstens weggelegd voor beter opgeleide jonge werknemers.

Halsema en Van Gent hebben een liberaal vertrouwen in de werking van de arbeidsmarkt en steken hun twijfels over het poldermodel niet onder stoelen of banken. Het sociaal-economische overleg gaat in hun visie teveel over de gevestigde belangen. Vakbonden onderhandelen alleen voor hun leden en dat zijn oudere werknemers met vaste contracten, behorend tot de babyboomgeneratie. Jongeren, flexwerkers, vrouwen, allochtonen, mensen zonder werk, zieken en gehandicapten worden niet door de vakbonden vertegenwoordigd. ‘De polder’ laat deze grote groep outsiders in de kou staan. Dat moet anders. Halsema en Van Gent stellen voor meer vakbonden toe te laten tot het sociaal-economisch overleg en alle werknemers mee te laten beslissen over de arbeidsvoorwaarden, ook degenen die geen vakbondslid zijn. Als deze voorstellen worden gerealiseerd zal ‘de polder’ bevolkt worden door een groot aantal categorale bonden en bondjes en zal de macht van de grote vakbonden die nu in de SER zitten, worden gebroken. Voor rechts is dat een lonkend perspectief, voor traditioneel links een gruwel, maar voor de links liberalen in ons land een noodzakelijke democratisering.

Het vrijzinnig linkse pamflet van Halsema en Van Gent heeft natuurlijk een politieke bedoeling. ‘Wij bepleiten geen afbraak, zoals dit kabinet, wij bepleiten ook geen behoud. Wij vinden modernisering van de verzorgingsstaat dringend noodzakelijk: kostenbeheersing moet worden gecombineerd met vrijzinnige vernieuwing’. Het lijkt een beetje op: Wij buigen naar links en wij buigen naar rechts. Met deze mix van voorstellen hoopt GroenLinks ongetwijfeld de deur voor een linkse coalitie te openen. Na Paars en Balkenende is Nederland echt toe aan iets nieuws.
 
**********************************************************************
Tot en met 8 januari in Museum Meermanno: de tentoonstelling Letterlust.
Ga voor nadere informatie naar www.meermanno.nl .
© 2005 Ruurd Kunnen


Brief uit ...
De processie van Cádiz Katharina Kouwenhoven
0304 BS Brief Cadiz
In het kader van mijn project 'Spaans leren in Spanje', was ik dit jaar in Cádiz beland. Twee jaar geleden begonnen in San Sebastian in Baskenland en via La Coruña aan de Westkust, vorig jaar, heb ik mijn tocht langs de Atlantische kust voortgezet naar het Zuiden. Cádiz ligt op een schiereiland dat de oceaan insteekt, op twintig kilometer afstand van Jerez de la Frontera, dus niet ver van de Portugese grens. Door zijn unieke ligging is het stadje bijna geheel omringd door water, met aan de ene kant een forse haven en aan de andere kant een kilometerslang strand. Vanwege de Zuidelijke temperaturen die er heersen een zeer aantrekkelijk oord voor toeristen, zou je denken. Buitenlandse toeristen tref je er echter maar mondjesmaat aan. Die verkiezen de Middellandse Zeekust, aan de andere kant van Gibraltar.

Waarom Cádiz? In eerste instantie was ik op Cádiz gekomen naar aanleiding van het feit dat Co Adriaanse met AZ daar een keer op trainingskamp ging. Als Co dat deed, zou hij daar wel een goede reden voor gehad hebben, want erg voor de hand lag die keuze niet. Bij het doorbladeren van de gids van een organisatie die scholingsmogelijkheden in Spanje aanbiedt, trof ik een school in Cádiz en een plaatje van dit prachtige stadje. Het bijkomende feit dat het aan de Atlantische Oceaan gelegen is, gaf uiteindelijk de doorslag. Want de kust trekt. Om er te komen, moet je wel wat omtrekkende bewegingen maken, want je kunt niet rechtstreeks vliegen. Eerst naar Malaga, Sevilla of, zoals ik uiteindelijk deed, naar Jerez de la Frontera. En dan verder met bus of trein. Je bent er wel een dag mee zoet, maar dan voel je je ook een echte wereldreiziger.

Gelukkig bleek al dit gedoe niet voor niets, want de stad is alleszins de moeite waard. Cádiz bestaat voor het grootste gedeelte uit een oud centrum, waar een nieuw stuk is aangeplakt. Die oude stad is vergelijkbaar met de oude stad van Barcelona, vol nauwe straatjes en stegen. Alleen is het stratenplan van Cádiz nog onoverzichtelijker, zodat je er voortdurend verdwaalt. Erg is dat niet, want je komt altijd wel weer uit bij zee en aan de strandkant heb je de Kathedraal als oriëntatiepunt en in de oude stad zelf barst het van de pleintjes (één groot centraal plein is er niet) die je op een bepaald moment ook wel herkent. Naast de gigantische Kathedraal is er nog een ontelbaar aantal kerken, die allemaal de naam van een of andere heilige dragen: San Sebastian, San Fransisco, San Augustino, etc. Die kerken vallen niet altijd op, want ze zijn doorgaans tussen de huizen geplakt en vormen geen losstaande elementen. Dat is mogelijk, omdat ze niet gebouwd zijn in de vorm van een kruis, maar in de vorm van een rechthoek. Al die kerken werden opvallend gedomineerd door een enorm Mariabeeld.

In mijn vrije weekend was het feest in Cádiz. Dat ging gepaard met optochten, eindeloze missen en ..... een processie. Eindelijk de gelegenheid een echte processie bij te wonen. Omdat het voor mij de eerste keer was, had ik geen idee wat me te wachten stond. Maar dat werd al snel duidelijk. Wat mij te wachten stond was veel wachten. Uit alle kerken waren de Mariabeelden verzameld en die werden in optocht rondgedragen, vooraf gegaan door muziekcorpsen (prachtige muziek), hoogwaardigheidsbekleders en hotemetoten met kaarsen en wierookvaten. Na verloop van tijd hing er boven het stadje één grote wierookwolk, die iedereen volledig de adem benam. Elk beeld had ogenschijnlijk slechts vier dragers, twee aan de voorkant en twee aan de achterkant. Maar bij nadere beschouwing bleek zich onder elk beeld nog een niet gering aantal mannen (ik neem tenminste aan dat het mannen waren) te bevinden, waarvan je alleen de witte, schuifelende gympjes kon zien. Logisch, natuurlijk, want die beelden zijn loodzwaar. Dit had tot gevolg dat ze na elke honderd meter stapvoetse verplaatsing zo'n vijf à tien minuten stilstonden. Dat schiet niet echt op.

De muzikanten staken ondertussen een sigaretje op, de deelnemers aan de stoet mengden zich onder de toeschouwers, de toeschouwers mengden zich onder de hotemetoten, de kinderen begonnen te klieren, ouders begonnen hun klierende kinderen te slaan, de inhoud van de kinderwagens zette het op een krijsen, kortom alom chaos. Die trage verplaatsing had ook als reden dat het ronddragen niet minder dan negen (!) uur zou duren, van 's avonds zes tot 's nachts drie uur. Dat heb ik natuurlijk niet allemaal afgewacht. Zelfs één rondje was me al te veel. Die Mariabeelden lijken allemaal sprekend op elkaar en na een stuk of tien had ik het wel gezien en was het tijd voor een versnapering, want anders dan de Spaanse toeschouwers, die ruim voorzien waren van leeftocht, had ik alleen maar water bij me.

Dat was dus mijn eerste processie en daar moet het voorlopig maar bij blijven. Wie toch een keer naar Andalusie afreist om Sevilla, Cordoba, Granada en Ronda te bekijken, kan ik een uitstapje naar Cádiz zeker aanbevelen.
 
**********************************************************
De Leunstoel is gebouwd door Peppered. Ga voor meer informatie over dat
bureau naar www.peppered.nl .
© 2005 Katharina Kouwenhoven


Brief uit ...
Frankrijk verslaving Marietta van der Duyn Schouten
0304 BS Brief Frankrijk
We zijn weer op vakantie in Frankrijk en, zoals mijn man al voorspelde toen ik hem voorstelde om naar de Vendée te gaan, zou het alleen maar over eten gaan. Schaapachtig heb ik hem nog aangekeken alsof ik echt niet kon bedenken hoe hij daaraan kwam. M’n zus zou ook meegaan met haar gezin naar het huisje van mijn ouders. Gelukkig zag hij in dat meer dan gepast tegenstribbelen geen zin zou hebben. Eens in de zoveel tijd moet ik toegeven aan mijn Frankrijk verslaving en dat betekent: minimaal 1000 km in de auto, minimaal 2 keer de grootste supermarkt doorstruinen en lekker eten. In zo’n week gun ik, niet geheel onverstandig, ook de weegschaal een weekje vrij zodat ik mij geheel aan mijn vakantie geneugten kan wijden.

Grappig dat als we op wintersport in Frankrijk gaan er ook een aantal standaard menu’s verorberd moeten worden net zoals hier in de Vendée, met als enig verschil dat we hier tussen de middag warm eten en zo biologisch mogelijk. De voorbesprekingen met mijn zus beginnen daarom al vroeg in de ochtend. Daarna de auto in om naar een, voor Nederlandse begrippen, onmogelijk grote supermarkt te rijden waar echt alles te koop is. Uren zou ik daar kunnen doorbrengen, al was het maar om alle 20 soorten blik-doperwten te bekijken.

Echter, dat is een nadeel van tussen de middag eten, je moet sneller boodschappen doen. Gisteren nog een echte herfstpompoen soep opgediend in de pompoen zelf. Mijn zus gaf mij het idee omdat mijn moeder het al eens eerder had gedaan. Als ik thuis ben moet ik toch eens op internet zoeken naar een tip om zo’n ding uit te hollen. Uiteindelijk heb ik maar wat met de appelboor zitten schrapen en is het zowaar gelukt. Nu staart het ding, met enge oogjes en een kaarsje erin, mij aan vanaf de schouw boven de open haard. Mijn moeder is precies hetzelfde als mijn zus en ik. Ik belde haar en vertelde haar over de pompoen soep. ‘Oh leuk, heb ik ook een keertje gedaan’. ‘Maar mam, hoe hol jij dat ding uit?’ ‘Tja, ik weet niet, ik heb met de appelboor zitten klooien. Weet je wat, je kunt er daarna een gezichtje in maken en op de open haard zetten met een kaarsje en in!’ ‘Ja mam, ik weet het…’

Vandaag zou ze jaloers geweest zijn op ons. Voor de kinderen macaroni, voor de grote mensen tagliatelle met groenten-roomsaus, veldsla met zelfgemaakte dressing van verse kruiden, uitjes, knoflook, citroen en olijfolie, gewokte rivierkreeftjes en gewokte mosselen. De mosselen hier zijn de lekkerste van de hele wereld; moules de bouchot. In vergelijking met deze smakelijke kleintjes vallen de Hollandse mosselen helemaal in het niet! Ik had ze eerst gewokt met olijfolie, knoflook en peterselie. Daarna een deel van het vocht verwijderd, wat rosé erbij en een goede klodder crème fraiche. Om te watertanden!

Omdat de schelpdieren voor vandaag, gisteren al waren aangeschaft, kon ik lekker rustig alle gangpaden van de supermarkt doorspitten, op zoek naar wat nostalgische artikelen uit mijn Franse au-pair tijd. Morgen wordt het ‘restjes dag’ en dan gaat er een flinke bio-kip met tijm, rozemarijn, grof zeezout en peper, uit mijn uit Nederland meegesleepte pepermolen, de oven in. Als we dan nog honger hebben kunnen we altijd nog de restjes pasta opwarmen!

De week is bijna voorbij en er moeten nog oesters gehaald worden. Op nog geen kilometer afstand is een soort oesterhaventje met een tiental oesterkwekerijtjes op een rij. Elk heeft een eigen winkeltje en daar kun je voor een appel en een ei een keuze maken uit soms wel 10 soorten oesters. Pas als ik daar een dozijn van naar binnen geslurpt heb, ben ik in staat om de koffers te pakken en heb ik mijn ‘shot’ weer voor maanden binnen! ‘Zeg schat, misschien moeten we toch maar weer na gaan denken over de wintersport….Frankrijk of zo?’
 
*****************************************************
Moeite met de Franse taal? Schakel een tolk in. Stuur een mailtje naar
info@klarenvertalingen.nl .
© 2005 Marietta van der Duyn Schouten


Het leven zelf
Man en Auto Marianne Bernard
0304 BS Leven Auto
Onze auto liep op zijn laatste benen. Het zou niet lang meer duren of hij hield er helemaal mee op. Dat beseften we heel goed, maar we reden natuurlijk gewoon door. Onder het motto so far, so good gingen we zelfs nog een keer naar de Ardennen zoals eerder verhaald in de Leunstoel.* Onze ‘laatste’ volle tank bleek niet de laatste.

Intussen ging de speurtocht naar de nieuwe auto continu door. Mijn man bezocht veel websites en vervolgens autoshowrooms – inderdaad, zoals het hoort volgens de ongeschreven maar vaste mannenprocedures, samen met zijn zoon of zijn neef. Ze maakten proefritten en ze bevonden vooral veel auto’s te min. De ideale auto zou immers een nieuwere editie van de oude moeten zijn en die bestaat al een paar jaar niet meer. Bovendien: hoe nieuwer hoe duurder, en mijn man is nogal op de penning. Een kleinere auto zou waarschijnlijk ook minder benzine verbruiken. Dus argumenten genoeg om een stapje terug te doen.

Uiteindelijk vonden we een auto die niet het ideaal was, maar wel de ‘minst ernstige concessie’. Een mooie lichtgrijze topoccasion van een iets kleiner type met een relatief sterke motor, binnen zijn categorie een supereditie, geheel computergestuurd. Wie de vraagprijs betaalt is een sucker en een dief van zijn eigen portemonnee, dus moest er stevig worden onderhandeld. En het werkte: er kon wel duizend euro af, waarvan 500 euro inruilwaarde, maar er kwamen nog kosten bij voor het ‘in gereedheid brengen’.

Op een mooie vrijdagmiddag in oktober reden we naar de autoboulevard bij Utrecht. Nog maar nauwelijks op weg liepen we vast in een enorme file: herfstvakantie! - 10 kilometer file volgens de borden boven de weg. Daar kon onze oude kameraad slecht tegen: van files kreeg hij een oververhitte motor (en mijn man raakte van de weeromstuit ook oververhit). We besloten de grote weg te verlaten en onze laatste kilometers over de provinciale weg te rijden. In Breukelen begon de auto heel raar te doen: schudden en schokken. De meeste controlelampjes hadden het sowieso al begeven, dus we moesten maar raden wat er nu weer mis was. Voelde hij zijn einde naderen? Het schudden werd steeds onheilspellender. Bij elk oponthoud of stoplicht zette mijn man maar even de motor uit. Hij zou het ons toch niet aandoen om het op het laatste moment voortijdig te begeven?

Hij haalde het op het nippertje. We bereikten de autoshowroom. Er werden papieren geregeld, handtekeningen gezet, handen geschud en toen was het moment daar. De nieuwe auto stond al klaar met een bordje ‘deze auto is verkocht’ op de ruit. Nu nog even de spullen overhevelen (landkaarten, kussentjes, zaklantaarn et cetera – wij zijn Nederlands kampioen ‘losse voorwerpen in de auto’).
‘Dan kunt u het beste uw oude auto even ernaast zetten’, zei de verkoper.
‘Als hij het nog maar haalt’, zei mijn man.
En weer lukte het. We zouden durven wedden dat hij geen meter verder meer kwam, maar dat hoeven we gelukkig niet meer te weten. Hij heeft ons tot het einde goed behandeld en met eindstand 205.000 kilometer zijn we toch trots op hem.

Vol verwachting stapten we in de nieuwe auto. Wat een luxe! Alles zichtbaar op computerschermpjes: de temperatuur, de airco, de olie, de benzinestand, ieder wissewasje elektronisch in beeld. Al na acht kilometer, nog voor we op de grote weg terug waren, verscheen er een melding op het controlescherm, en een zwoele vrouwenstem sprak de onbegrijpelijke woorden: ‘Sensor defect.’ Het autootje op het mini-computerscherm had plotseling nog maar twee wielen. Dat werd dus rechtsomkeert naar de autoboulevard. Daar legde een kloeke monteur een lijntje van onze boordcomputer naar de grote controlecomputer van de garage en het was zó weer gefikst (de sensor voor het meten van de bandenspanning was even losgeraakt).

Het is nu twee weken later en we hebben er al een paar flinke tochten en leuke ritjes mee gemaakt. Zelfs mijn oude vader (91) heeft ons nieuwe juweel nog mogen bewonderen. En hij rijdt heerlijk: licht en wendbaar. Pas de komende zomer zullen we ervaren hoe het is om met de helft van de bagage naar het zuiden te reizen – dat worden heftige discussies over hoeveel schoenen ik niet mee mag nemen. Nu zijn we er nog heel gelukkig mee.


* Marianne Bernard. King of the Road. De Leunstoel, jaargang 2, nummer 19 (08.09.2005)
 
**********************************************************
Bij de Fietsfabriek maken ze fietsen waarmee je ook heel veel kunt vervoeren.
Ga voor informatie naar www.defietsfabriek.nl .
© 2005 Marianne Bernard


Cartoon
Dezer dagen Van de tekentafel
0304 BS Cartoon
Een cartoon is niet compleet zonder een onderschrift. De lezer mag bij deze tekening zelf een onderschrift bedenken. Stuur ons uw suggestie(s). Gebruik daarvoor de reactieknop onderaan. Leuke suggesties worden onmiddellijk geplaatst.
 
Kijken wat er met Pinksteren gebeurt         Adriaan
© 2005 Van de tekentafel


Bezigheden
In de tuin
Tel nog eens goed Theo Capel
0304 BZ Tuin
Als de uitbundigheid van de zomer voorbij is, geeft een struik die in het najaar bloeit alsnog fleur aan de tuin. Toen ik las dat de Heptacodium miconoides zo'n struik was en ook nog wel een die zowel witte als rode bloemen zou geven, ging ik op zoek naar de kweker die hem kon leveren. Bloem der Zeven Zonen zou hij in het Nederlands heten. Je hoort in zo'n naam al de verwijzing naar China waar de struik oorspronkelijk vandaan komt, en zoals de Latijnse naam ook aangeeft dat het om zeven knoppen gaat. Maar zoals op het internet licht triomfantelijk staat vermeld, heeft de naamgever zich rijk gerekend.

Er zitten maar zes bloemknoppen aan een stengel. Die staan in een krans om een zevende knop die niets anders is dan een eindknop. De vergissing zou zijn ontstaan doordat de naamgever de struik slechts als herbarium materiaal ter beschikking had en hem nooit echt in de bloei zag staan. Dat speelde zich lang geleden aan het begin van de 20e eeuw af, waarna iedereen het bestaan van de struik vergat. Achter in de eeuw werd hij in de natuur herontdekt en sinds enkele jaren wordt hij door tuinontwerpers aanbevolen.

Nu heeft hij nog een exclusieve klank, vooral ook omdat hij nauwelijks onder zijn Nederlandse naam wordt aangeboden. Maar als je hem met Google op het internet opzoekt, krijg je al meer dan 21.000 treffers en beperk je je tot afbeeldingen, dan nog kun je er 2400 bekijken. Ik kwam zo op de website van de Botanische Tuin van Chicago terecht en later op het mij eveneens onbekende Von Gimborn Arboretum in Doorn. Dat is genoemd naar de fabrikant van de gelijknamige potjes inkt. Het maakt onderdeel uit van de hortus van de Universiteit van Utrecht. Het wordt tijd om daar eens een keer naar toe te gaan.

De Botanische Tuin van Chicago lijkt me ook bezoekwaardig en minder elitair dan een universitaire hortus. Wel fronste ik toen ik las dat op 3 december aanstaande er weer de jaarlijkse 'reindog' parade wordt gehouden, onder verwijzing naar de rendieren van de Kerstman. Baasjes die als kerstman zijn verkleed met hun eveneens in de kerstsfeer opgetutte hond, zijn er welkom. Hoe fraaier het hondenkostuum, hoe beter. Liever geen loopse hond meebrengen en ook graag zelf een poepschepje meenemen, is het verzoek. In een voortuin in ons eigen land zag ik de kerstman met zijn slee en zijn rendieren al weer mansgroot in ijzerdraad en lichtslingers uitgevoerd staan. Voor wansmaak hoef je geen verre reizen te maken.

Aan de schoonheid van de heptacodium doet het niets af. De struik is verwant aan de kamperfoelie. De bloemen ontluiken wit, waarna de kelkbladen - de buitenste bladen - rood verkleuren. Omdat gelijktijdig elders aan de struik nieuwe trosjes bloemen open gaan, ontstaat de rood-witte pracht. En dan zou de bast ook nog eens fraai afschilferen. Ik zag het er allemaal niet meteen vanaf toen ik met mijn exemplaar in mijn hand stond en het eerder leek alsof ik een licht verlepte sering in de grond ging zetten.
 
Geschikt voor zon en halfschaduw werd er verteld en in Chicago voegden ze eraan toe dat hij tot een temperatuur van 30 graden onder nul in leven bleef. Achteraf besefte ik dat ik niet had zitten opletten of dat Fahrenheit of Celsius was. Maar wat zou het? Toen ik hem onlangs plantte leek het alsof de zomer nooit zou eindigen en het idee dat het zou kunnen gaan vriezen was ver weg. Volgens informatie in het Nederlands zou de struik overigens winterhard zijn en ook nog genoegen nemen met elke grondsoort.

Langzaam maar zeker is de struikenborder in mijn nieuwe tuin compleet aan het raken. Ik ben nog op zoek naar een witte weigelia en dan houdt het zo'n beetje op. Dan staan er meer dan dertig verschillende struiken en is de bloemenborder aan de beurt. Die zal goeddeels moeten wachten tot het weer voorjaar wordt. De laatste dagen lijkt de natuur te beseffen dat er toch echt seizoenen zijn en dat na de zomer de herfst moet aanbreken.

Kleur in de kale tuin moet voorlopig komen van het schilderen van mijn huisje. Op de kleurenkaart van de verfwinkel wees ik 'vrouwenmantel' aan. De fabrikant had al zijn kleuren een plantennaam gegeven, wat sympathiek overkwam. Het groen van vrouwenmantel is in de praktijk heller dan ik had verwacht. 'Apart' is de reactie van andere tuinders en dan hebben ze de heptacodium nog niet eens in bloei gezien.
 
*************************************
Een interessante cultuursite is: www.flauwecult.nl .
© 2005 Theo Capel


Koken
Rappe Kokers Maeve van der Steen
0212 Snelkookpan
Nederlanders zijn de snelste kokers van Europa, er wordt gemiddeld niet langer dan 25 minuten per dag in een pan geroerd, bij wijze van spreken. Als je rekent dat aardappels schillen voor vier personen echt wel langer duurt dan vijf minuten, blijft er niet genoeg tijd over om de aardappels te koken, laat staan ze daarna nog te bakken of te stampen. Voor het gemak uitgaand van een echt Hollandse maaltijd. Conclusie: Ten minste één onderdeel van de maaltijd is prefab, en dan hebben we het nog niet eens over voorgerechten of toetjes.

De kwestie is, dat de meeste Nederlanders koken en eten eigenlijk helemaal niet belangrijk vinden. Alles erom heen wel, de kookprogramma’s op televisie, de kookcursussen voor heren, de nieuwste hippe of juist oergezellige halfduistere restaurants, de Michelinsterren, de kookboeken met mooie foto’s en de lijstjes met de zogenaamd beste wijnen uit de supermarkt (die toch vooral ook goedkoop moeten zijn), het zijn favoriete gespreksonderwerpen, maar praten over het eten zelf ...... daarvoor moet je toch naar Frankrijk of Italië. Daar praten ze tijdens de maaltijd niet alleen over het wat er op hun bord ligt, maar ook rustig over wat ze morgen gaan koken. In een Franse of Italiaanse film komt altijd wel een scène voor waarin uitgebreid wordt gekookt of in een restaurant gegeten. Dit in tegenstelling tot Amerikaanse films, waar onmiddellijk nadat de bestelling is opgenomen (‘and the same for me please’) en de ober de menukaarten heeft dichtgeklapt, wordt overgegaan naar de volgende scène. Trouwens een film die behalve natuurlijk over de liefde echt over eten gaat is Eat Drink Man Woman (Thailand, 1994, regie Wang Lee), om van te watertanden.

De meeste Nederlanders, niet alle natuurlijk, ik ken godzijdank een heleboel foodies, laten zich voornamelijk leiden en verleiden door het uiterlijk der dingen: gerookte zalm is populairder dan gerookte heilbot omdat zalm roze is, zalmroze om precies te zijn. Ik wil niet zeggen dat schoonheid niet belangrijk is, integendeel, a thing of beauty is a joy forever. En je moet altijd moeite doen om een bordje eten er aantrekkelijk uit te laten zien – als het geheel wat bleekjes is, iets groens erover en een stukje tomaat of citroen erbij, dat kleurt altijd goed – maar de meeste lekkere dingen zijn mooi van zichzelf. Behalve misschien gekookt vlees, dat kan er akelig grauw uitzien (wat bouillon erover gooien helpt) terwijl het heerlijk is. Klapstuk, zou dat nog te koop zijn?

Vandaag maar eens kijken of we het halen, een maaltijd bereiden voor vier personen, binnen de vijfentwintig minuten, zonder kant en klare producten te gebruiken. En zonder te smokkelen met voorgeschilde aardappels of sla uit een zakje.

Krieltjes afspoelen en koken (22 min.).
Intussen spinazie enkele malen wassen en koken en laten uitlekken.
Daarna entrecootje bakken. Zout en peper erover.

Intussen ruim de tijd gehad om een teentje knoflook uit te persen, voor over het vlees.
Na het bakken erover smeren, en een stukje citroen afsnijden om wat drupjes citroensap over de spinazie te druppelen, samen met een scheutje olijfolie of een klontje boter.
De krieltjes in een beetje boter in een koekenpan laten rollen, echt bakken daar is geen tijd voor maar hoeft ook niet.
Tussendoor een tomaat in vieren snijden voor de garnering, en een fles niet al te jonge Beaujolais openmaken. Als je mazzel hebt zit er een schroefdop op.

Een degelijke en toch lekkere maaltijd, ja hoor het kan makkelijk in korte tijd. Voor een keertje.
 
****************************************************************
Uitgave van De Leunstoel wordt mede mogelijk gemaakt door Hoorweg&Quint
organisatieadviseurs. Ga voor informatie over dat bureau naar www.hoorweg-quint.nl .
© 2005 Maeve van der Steen


Lopen
De tranen van Peijs Frits Hoorweg
0304 BZ Lopen Peijs
In een jolige bui heb ik bij een eerdere gelegenheid (Markeringen&Aanduidingen) net gedaan of ik een voorstander ben van beleid ten behoeve van de wandelaar, mij niet bewust van het feit dat daar al aan gewerkt wordt. Voor mij ligt een knipsel uit het AD van 14 oktober j.l. . Peijs in tranen tijdens debat staat er boven een verslag van Hans Botman uit Den Haag. Een verslag van een heus debat in de Tweede Kamer over het wandelbeleid! Ach wat was ik daar graag bij geweest. Om uiting te geven aan mijn primitieve gevoel dat ik liever wandel zonder beleid. Het verbaasde mij dan ook niet dat de minister van Verkeer bij dat debat in tranen was uitgebarsten. Blijkbaar was ze door de Kamer tot het inzicht gebracht dat ze haar tijd zat te vermorsen aan iets waaraan geen behoefte bestaat. Ik had graag een potje meegehuild.

Bij lezing van het verslag blijkt echter dat de minister om iets anders huilde. ‘Enkele kamerleden opperden tijdens het overleg de mogelijkheid om onbewaakte overwegen weer open te stellen voor wandelaars. Veel van deze overgangen worden nu uit veiligheidsoverwegingen gesloten.’ Voor wandelaars betekent dat al gauw dat een bepaalde wandeling onmogelijk wordt, omdat je te ver om moet lopen, inderdaad een schandalige ontwikkeling. Zo ver is onze collectieve drang naar veiligheid blijkbaar doorgeschoten. Welke verwarde geest bedenkt dergelijke onzin? En hoe komt het dat iedereen het vervolgens voor zoete koek slikt?

Volgens de krant reageerde de minister eerst verbaasd en daarna emotioneel. ‘Het ene moment krijg ik via een Kamerlid een brief van een moeder die haar kind op een overgang heeft verloren. Dan wordt er geroepen dat de overgangen moeten worden gesloten. En nu moet ik ze opeens openlaten. Ik heb daar moeite mee!’ Wat een onthullende zinnen! Er blijkt uit dat deze onzin is ontstaan doordat kamerleden, minister, ambtenaren en wie nog niet meer, zich hebben laten leiden door emoties in plaats van door een zakelijke afweging van voors en tegens. Een paar kamerleden dacht op het laatste moment blijkbaar: ‘Oh jé, wat hebben we aangericht, laten we kijken of er nog wat aan te doen is,’ en toen de minister daarop in huilen uitbarstte gingen ze weer door de bocht.

Niet iedereen lijkt ervan doordrongen dat dergelijk emotioneel gedoe vooral tot narigheid leidt. Bij de begrafenis van Karin Adelmund werd door velen haar gewoonte geprezen emoties in de politieke strijd te gooien. Nou ja geprezen, er werd in ieder geval vergoelijkend over gesproken; kwalijke zaak. In het geval van Wim Kok is het bovendien een kras staaltje van onwaarachtigheid. Door dik en dun probeerde hij als premier de rationaliteit boven tafel te houden en al het andere er onder. Nu kun je wel zeggen: ‘Ach bij iemands afscheid is een leugentje toch wel gepermitteerd?’ Maar dan is mijn antwoord toch: ‘Neen! Een leugentje is een enkele keer toegestaan, maar alleen dan als er geen alternatief is. In dit geval was dat er wel. Hij had haar positieve eigenschappen kunnen prijzen en de negatieve ongenoemd laten.’

Nog even terug naar dat debat over het wandelbeleid. De kamerleden gingen niet alleen door de bocht vanwege de tranen van Peijs, maar ook omdat zij en haar collega van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (Veerman) hen verzekerden dat ‘wandelaars voldoende de paden op en de lanen in kunnen. Veerman zegde geld toe.’ Let op het walgelijke paternalisme en natuurlijk was daar ook weer onze nationale stoplap: subsidie. ‘Er komt 500 kilometer aan zogenaamde Veermanpaden op boerenland. Landbouwers krijgen per jaar een vergoeding van 45 cent per strekkende meter. Daar moeten ze dan wel voetpaden voor aanleggen.’ Oh, wat ben ik blij, maar niet heus. Op zich kun je daar als wandelaar niet tegen zijn natuurlijk, maar toch krijg ik er een nare smaak van in mijn mond. Misschien zijn het emoties die mij parten spelen.
 
****************************************************
Luister naar BNR Nieuwsradio. Ga voor informatie naar www.bn.nl
© 2005 Frits Hoorweg


Klussen
De ketenaansprakelijkheid van Donner Beer Meijer
0304 BZ Klussen Keten
Heeel lang geleden toen ik jong was woonde ik met mijn toenmalige tijdelijk in een kraakhuis op Kattenburg, een van de oostelijke eilanden in Amsterdam. Drie-hoog, met onder ons ook krakers en om de hoek vooral leegstaande panden die zodanig onaantrekkelijk voor bewoning waren gemaakt dat je kraken wel uit je hoofd liet. Wel werden daar in de leegstaande onderverdiepingen soms tijdelijk materialen opgeslagen die in de buurt gebruikt zouden worden. Toen de brand uitbrak – aangestoken door schoffies van Wittenburg, het aanpalende eiland, jochies die van fikkie steken hielden, want wie niet – lagen in de panden om de hoek ‘zandzakken’ opgeslagen die gebruikt moesten worden bij de opnames voor een oorlogsfilm. Jute zakken gevuld met houtmot, een soort mengsel van zaagsel en machinale schaafkrullen. Lekker licht van gewicht, beter voor de rug bij het sjouwen, en niet zo’n klein beetje brandbaar. Maar ja, tijdelijke opslag, en aan de brandvoorschriften zou bij een langere duur van de situatie vast wel wat gedaan zijn …. De zaak liep snel uit de hand – jochies weg, gelukkig maar, anders dan nu in het detentiecentrum – daders op het kerkhof en een uitslaande brand die letterlijk door de panden heen stoof.

Ik zie mezelf nog radeloos door het huis lopen, terwijl door de ramen aan de achterkant, uitkijkend op de ‘binnentuinen’ het vuur om de hoek zichtbaar oprukte. Wat moest ik meenemen … waar zit de kat …. hoe lang heb ik nog om buiten te komen …. WEG HIER!!!  Eenmaal buiten op straat, met omstanders om je heen, valt de eerste paniek van je af. Maar je wil wel weten of er nog mensen binnen zijn, je klampt elkaar aan met vragen en waarom is die brandweer er nu nog steeds niet!? Het blussen en nablussen duurde nog heel lang en ik weet nog dat we met een aantal buren/buurtgenoten ‘opgevangen’ zijn in een café op Wittenburg, dat we veel en lang nagepraat hebben, dat een aantal van ons ‘therapeutisch beschonken’ is geraakt en dat dat bitter nodig was. Overigens bleef ons huis gespaard, hadden we alles nog, en was het voorval niet veel meer dan een storm in een glas water. Niemand gewond, slooppanden weg, opgeruimd staat netjes.

Zo niet op Schiphol-Oost. Daar keken mensen die niets misdaan hadden, in de loop van automatische wapens, op ze gericht door gebivakmutste marechaussees. Ze waren, op elf pechvogels na, zojuist gered uit een vurig inferno, waar ze door een hoog hek nog lekker dicht bij werden gehouden. Die mensen hadden ongetwijfeld ook vragen over wie gillend in het vuur was achtergebleven, waar het vuur was begonnen, wie, waarom, wanneer. Praten in een omgeving met enige compassie was toch wel het minste geweest dat we ze hadden kunnen bieden.

Nee, zo werkt dat al lang niet meer in ons land. Verschil moet er zijn. De onschuldige gedetineerden zijn individueel met onbekende bestemming afgevoerd naar andere tijdelijke detentiecentra en meteen weer ‘veilig’ opgesloten. En of de duivel ermee speelt: op een van de bajesboten in Rotterdam breekt brand uit. Het valt mee, het vuur wordt snel geblust, maar je moet je toch kunnen voorstellen dat de daar ondergebrachte Schiphol-klanten bijkans sterven van angst. Overigens is algemeen bekend dat branden in gevangenissen schering en inslag zijn, dus waarom niet ook in tijdelijke centra.

Ik ben nu zo’n dertig jaar aannemer van allerlei bouw- en aanverwante aktiviteiten. Een relatief simpel beroep, dat weinig geplaagd wordt door razendsnelle innovatiegolven. Onze bouwtechnieken zijn redelijk doorwrocht, wanneer we ons verstand er bij houden kunnen we heel goed inschatten wat de risico’s van ons handelen zijn. Dat is belangrijk want met name in de bouw is niets zo blijvend als tijdelijke zaken. Er wordt tijdelijk een bemalen bouwput afgedamd, er wordt tijdelijk een steiger gezet, er wordt tijdelijk bouwstroom aangelegd, enzovoort. Dat tijdelijkheid een van de slechtste rechtvaardigingen is voor het niet voldoen aan regels, behoren wij terdege te weten.

Zo niet dan worden wij daar zwaar op afgerekend. Sterker nog, het verhaal gaat verder. In het bouwvak kennen we al heel lang het begrip onderaannemer: alle vaklieden en leveranciers die bijdragen aan ons bouwprojekt en niet bij ons in dienst zijn, vallen in die categorie. Heel slim bedacht, zou je denken. Je hebt zo als het ware een ‘totaalbedrijf’ van flexibele omvang, waarmee je werken van uiteenlopende omvang aan kunt, wel de lusten, niet de lasten. Welnu, dat is niet zo. In het aannemersvak geldt onomwonden en universeel de wet van de ketenaansprakelijkheid: voor ALLES wat op zijn werk gebeurt is de hoofdaannemer aansprakelijk, ongeacht wie de feitelijke handeling of levering heeft verricht; verantwoordelijk zowel tegenover de overheid als tegenover de opdrachtgever. Niks verschuilen dus.

Maar dan hebben we het over aannemers en iedereen weet dat dat een onbetrouwbaar slag mensen is. In het politieke overheidsbedrijf werkt dat blijkbaar anders. Wij hebben de laatste jaren de dubieuze eer, organisatorisch op forse schaal te worden nageaapt. Onder het mom van eigen verantwoordelijkheid nemen, deregulering, verzelfstandiging en meer van dergelijke mooie termen worden taken buiten de ‘core-business’ afgestoten en ondergebracht in verzelfstandigde organisaties die liefst marktgericht moeten gaan optreden. We wennen al aardig aan de misstanden die dat streven in allerlei branches heeft opgeleverd. Ongemotiveerde prijsstijgingen, schaamteloze graaicultuur in de top van nutsbedrijven en nieuwe stichtingen, slechte dienstverlening en vooral heel veel geZwartePiet.
 
Ik heb de beelden van Schiphol-Oost keer op keer op de televisie zien verschijnen. Ik heb telkens weer aan m’n stoel genageld gezeten, wanneer ik containerachtige barakken zag branden als houten bouwketen. Overal uitslaande vlammen, precies als toen uit de gemankeerde slooppanden. Hoezo brandveilig, hoezo adequaat gehandeld. Dat kan toch niet! Allicht kan men een minister slechts gedeeltelijk vergelijken met een aannemer. Toch ga ik het proberen. Bij een kabinetsformatie neemt de nieuwe aspirant-minister voor de duur van een kabinetsperiode de verantwoordelijkheid voor het gehele beleid van zijn of haar voorganger over, inclusief de ketenaansprakelijkheid voor alle handelen van de onderaannemers, zoals de Dienst Justitiële Inrichtingen, de Immigratie en Naturalisatie Dienst, en eventuele andere verzelfstandigde of zelfstandige clubs die mee bouwen of gebouwd hebben aan het trotse bouwwerk dat hij of zij overneemt. In dit geval het tijdelijke penitentiaire bouwwerk voor ongewenste vreemdelingen.

Het gaat dus niet aan dat ministers weg komen met de toezegging, de misstand te zullen onderzoeken en zo nodig koppen van onderknuppels te laten rollen. Wanneer een aannemer in z’n werk een groot ongeluk overkomt, moet er al een klein wonder gebeuren wil hij de kans nog krijgen om zelf intern orde op zaken te stellen, laat staan tegenover betrokkenen van buiten. Hij is immers direkt zelf onderwerp van strafrechtelijk en civielrechtelijk onderzoek. Hij kan z’n borst wel nat maken. Hij belandt onverwijld in de beklaagdenbank en er geldt een omgekeerde bewijslast. Dat behoort bij ministers ook zo te zijn. Dat hebben ze zo aangenomen, daar worden ze voor betaald. Sleep ze voor het gerecht, wanneer de kamer ze uit politieke kiezersangst ongemoeid laat.
 
****************************************************
De schrijver wijst graag op de mogelijkheid mee te doen met de actie:
www.eenroyaalgebaar.nl .
© 2005 Beer Meijer


Op de centen letten
Turbo's en turbomarketing Cees van Laren
0304 BZ Centen
Op verzoek van een van de lezers van mijn column schrijf ik iets over Turbo’s. Zelf wist ik eerlijk gezegd ook niet wat turbo’s zijn. Het blijkt een nieuw product te zijn dat de voordelen van opties en futures combineert zonder de daarbij behorende nadelen. Klinkt ideaal natuurlijk. De Turbo lijkt veel op een optie: het recht om een aandeel tot een bepaald moment tegen een vastgestelde prijs te kopen. De Turbo kent dat recht ook, maar dan zonder de tijdslimiet. Als de optie voor het tijdstip waarop de optie afloopt de bijbehorende waarde niet heeft bereikt,ben je het geïnvesteerde geld op die datum kwijt. De Turbo loopt eeuwig door. Daarmee lijkt de Turbo op een ‘future’, die ook geen beperking in de tijd heeft. Maar bij een future zijn de risico’s onbeperkt; als je met een future gokt op koersstijging, maar de koers daalt, dan kan dat heel veel geld kosten (en omgekeerd natuurlijk).

Bij de Turbo kun je maximaal de inleg (koopsom) verliezen. Ik heb op de handelssite van Alex eens een kijkje genomen, maar eerlijk gezegd heb ik nog niet echt door wat Turbo’s zijn. De benadering klinkt echter heel interessant, maar ik heb – in tegenstelling tot de opties – nog geen gevoel van waarde en risico ten opzichte van het bedrag dat er voor betaald moet worden. Het is dus vooral een uitdaging om dat verder uit te zoeken. Ik kom er een volgende keer op terug. En ik ga er een dezer dagen eens in handelen.

Turbomarketing, dat is wat ik ervaar met de overkill aan reclame voor het verlofsparen. Het valt niet mee om objectieve informatie te krijgen over het verlofsparen. Het is vooral een bombardement van voordelen. Nou ja, als je dat een voordeel noemt. Ik las in een van de folders: ‘U voelt zich gestresst? Geen probleem, spaar voor verlof en neem een sabbatical van een paar maanden......’ Je bent NU gestresst en dan moet je nog minstens een jaar sparen voordat je een maandje verlof kunt opnemen met doorbetaling van loon. Als je juist daar niet gestrest van raakt, dan weet ik het niet.

Alle verzekeringsmaatschappijen bieden zo’n 4 % rente op het geld dat apart gezet wordt voor het verlofsparen. Gek, want voor loonsparen krijg je maar net meer dan 1%. Kennelijk is er een groot belang dat we met z’n allen verlof gaan sparen. En dat is juist waarom het bij mij argwaan oproept. Net als indertijd met de lijfrentehypotheek. Je leek wel gestoord als je die niet nam. Nou, ik nam dus geen lijfrentehypotheek. De mensen die er wel een namen en binnen 15 jaar gingen scheiden, merkten bijvoorbeeld dat er bij het verdelen van de boedel een extra belastingaanslag kwam, omdat voor belastingvrij sparen minimaal 15 jaar gespaard moest worden. Maar dat stond niet in de folders .....

De voordelen van spaarloon zijn, dat het geld weliswaar vier jaar vast staat, maar dan ook voor alles (belastingvrij) gebruikt kan worden. Ook voor het opnemen van vrije tijd. Bovendien zijn er nog allerlei andere bestedingen waarvoor het spaarloon eerder mag worden opgenomen. Bij verlofsparen, het woord zegt het al, mag het gespaarde geld alleen voor verlof worden gebruikt. En als je dat doet, wordt het nog belast ook door de fiscus.

Wat het meest opvallend is aan het nieuwe product is, dat het weer ingewikkelder is dan de eenvoudige spaarloonregeling. Waarom moet alles allemaal ingewikkelder worden bij een kabinet dat deregulering als speerpunt zegt te hebben? Ik ben bezig met het opzetten van een eigen bedrijf. Ook daar kom je in aanraking met een woud van regels. Kijk maar eens op www.framesolutions.web-log.nl  . Eenvoudiger willen we het kennelijk niet en leuk moet je het zelf maken.
 
********************************************************
Doe mee aan de beleggingswedstrijd op www.leunstoel.web-log.nl .
© 2005 Cees van Laren


Vermaak en Genot
Naar de film
Broken Flowers en wat er aan voorafging Hans Knegtmans
Van sommige filmmakers – en volgens collega-recensenten niet de minste – kan ik me niet goed herinneren, wat ik van hun oeuvre wél gezien heb en wat niet. Meestal zijn dat filmers van wie ik vind dat ik hun werk moet zien, terwijl ik er eigenlijk geen zin in heb. (Wekenlang hik ik tegen zo’n film aan, vooral wanneer de film met de waarschuwing LAATSTE WEEK dreigt. Dan is hij plotseling verdwenen, en het probleem is de wereld uit.) Van die films herken ik jaren na dato ogenblikkelijk de titel, maar kan me begrijpelijkerwijs – niets van de inhoud voor de geest halen.

Jim Jarmusch hoort in deze categorie thuis. Zijn nieuwe film Broken Flowers werd op de internetsite Rotten Tomatoes lovend besproken: 154 Amerikaanse critici gaven hem een gemiddeld rapportcijfer van 7.5, en slechts 13% vond hem onvoldoende. Tijd om zelf eens een kijkje te gaan nemen, hoewel ik al jaren niet zo’n Jarmuschfan ben. Wat was eigenlijk zijn laatste film die ik gezien had? Zoals altijd bood IMDb, de Internet Movie Database, uitkomst. Coffee and Cigarettes, een episodefilm waarin de personages niets anders doen dan slap ouwehoeren en – de titel zegt het al – koffie leuten en sigaretten roken, stond me nog voor de geest als de dag van gisteren. Maar er was iets vreemds met de berichtgeving. Volgens die filmsite dateert de film uit 2003, terwijl ik hem al in 1996 gezien had.

En niet alleen dat. In mijn tijd was de film zo lang dat de productiemaatschappij hem in twee delen had uitgebracht. Daar repten ze bij IMDb met geen woord over. Sterker nog, ze hielden het er op dat hij slechts 95 minuten duurde en geen minuut meer. Vreemd. Zou er misschien een Europese versie van de film bestaan? Maar waarom duurde die dan zo wezenloos lang? Bijna had ik me verzoend met de noodzaak, Hans Beerekamp van NRC Handelsblad om raad te vragen. (Die heeft daar een rubriek voor, hoewel hij op een eerdere vraag van mij het antwoord schuldig moest blijven en alleen maar wist te melden welke interessante associaties de vraag bij hem had opgeroepen. Daar zat ik niet op te wachten.)

Maar toen ik eenmaal had bedacht dat Jarmusch zelf een rolletje had in ‘Coffee and Cigarettes, deel 2’, was het raadsel in een vloek en een zucht opgelost, met dank aan IMBd. Blue in the Face bleek die film te heten, en het was de opvolger van Smoke. Beide films dateren uit 1995, en zijn geregisseerd door Wayne Wang. Het idee is dat de personages, al kettingrokend, ouwehoeren dat het een aard heeft. Drie films met dezelfde thematiek, dezelfde formule en een filmmaker die nu eens acteert, dan weer de regie voert. Vind je het gek dat mijn geheugen van slag raakt!

Jarmusch werd alhier in 1984 bekend door zijn vreemde maar innemende Stranger than Paradise. Twee Hongaarse immigranten en een Amerikaan jagen de American Dream na, hoewel ze niet zo goed lijken te weten wat die precies inhoudt, en al helemaal niet hoe je die droom kunt verwezenlijken. Mooie zwart wit beelden en op de soundtrack voortdurend de hit I Put a Spell on You in de surrealistische, de-slappe-lach-opwekkende interpretatie van Screamin’ Jay Hawkins. Een mooie film.

Down by Law (1986) was al minder. Niet in de laatste plaats omdat een van de drie hoofdrollen werd gespeeld door de toen nog onbekende Italiaanse komiek Roberto Benigni. (Nee, ik heb mezelf beloofd dat ik nooit, echt nooit meer over La vita è bella zal schrijven, dat is slecht voor mijn hart.) Naarmate zijn carrière vorderde werden Jarmusch’ films er niet beter op. Dat is ook niet verwonderlijk als je – in Ghost Dog: The Way of the Samurai – een huurmoordenaar opvoert die geacht wordt, de harten van de toeschouwers te stelen, en daar, blijkens zijn ereplaats in de publieksenquête van IFFR (editie 2000), nog in slaagt ook.

En nu is er dan Broken Flowers. Hoofdrolspeler Bill Murray kan bij pers en publiek geen kwaad meer doen sinds zijn indrukwekkende optreden in Lost in Translation en – hoewel die film hier maar kort gedraaid heeft – The Life Aquatic with Steve Zissou (zie eerdere bespreking*). Het pleit niet voor het regietalent van Jarmusch dat Murray in Broken Flowers ver onder zijn niveau acteert. Kennelijk was de regisseur zo onder de indruk van zijn stille spel in Lost In Translation, dat de acteur dit nog eens dunnetjes over mag doen.

Zo kunnen we meer dan de helft van de tijd dat Murray in beeld is (en hij is bijna de hele film in beeld, veelal als enig personage), genieten van zijn lege, wezenloze blik. Murray kijkt met een wezenloze blik naar de TV. Murray zit met een wezenloze blik in het vliegtuig. Murray gebruikt met een wezenloze blik de maaltijd bij een vroegere scharrel en haar burgerlijke echtgenoot. Murray rijdt met een wezenloze blik in een huurauto door het Amerikaanse landschap. De bedoeling is ongetwijfeld, aanschouwelijk te maken dat Don Johnston, computer wizard in ruste, weinig plezier in het leven heeft. Die boodschap komt wel over, al zou een enkeling kunnen denken dat Johnston aan autisme lijdt. Jarmusch weigert echter uit te leggen wat de oorzaak is van de apathie van zijn personage. Burnout? Geen vertrouwen meer in de medemens?

O ja, het verhaal. De uitgebluste hoofdpersoon krijgt een anonieme brief van een van zijn vele exen. Hij heeft, schrijft ze, vlak voor de relatie stuk liep, een zoon bij haar verwerkt, en die is nu op zoek naar zijn vader. Bill kijkt …, nu ja, dat weet U intussen wel. Zijn kwieke, zwarte buurman echter praat Johnston aan, een lijstje te maken van exen en die een voor een te bezoeken. Dan komt hij er wel achter wie de moeder van het kind is. Zo gezegd zo gedaan. Een scenario van niks, ik kan het ook niet helpen. Pas tegen het eind van de film komt Johnston tot leven, wanneer hij een jongen ontmoet die eventueel de zoon in kwestie zou kunnen zijn. Hij voert zelfs een gesprek met de knul. Jammer dat die scène maar tien minuten duurt. Bizar ook dat Murray zich het lamlendige scenario en de regie-aanwijzingen van Jarmusch heeft laten aanleunen.

* Hans Knegtmans. Een klucht met een diepere betekenis, als ik het goed begrijp. De Leunstoel, jaargang 2, nummer 10. (17.03.2005)
 
*********************************************
De betere videotheken vindt u op: www.FILMstation.com .
© 2005 Hans Knegtmans


De wereldliteratuur roept
De verlossende pelikaan en het traptreewezen Willem Minderhout
0304 VG Literatuur Pelikaan
Over Borges, Grunberg, Van Maerlant en Buddingh’.
 
 
Ik heb er al eerder op gewezen in de Leunstoel* dat in Arnon Grunbergs meesterwerk De Joodse Messias de ware messias opduikt, of liever aan komt vliegen, in de vorm van een pelikaan. Ik dacht dat het idee van de Pelikaan als Verlosser een persoonlijke absurditeit was van Grunberg. Pelikanen zijn natuurlijk wel erg goede vissers. Omdat Jezus een ‘Visser van Mensen’ was, vermoedde ik dat het daar iets mee te maken zou kunnen hebben. Zijn volgelingen plakken immers nog steeds een visje op hun auto om te tonen dat ze door Hem aan de haak zijn geslagen.

Deze indruk werd nog versterkt doordat Arnon Grunberg in de inleiding tot zijn bloemlezing uit het verzameld werk van God (Grunbergbijbel: Arnon Grunberg leest het Boek der Boeken) schrijft: ‘Als men mij vraagt het hele Nieuwe Testament samen te vatten in één zin zou ik zeggen: ‘Kom volg mij! Ik zal van jullie vissers van mensen maken.’’

Onlangs trof ik echter in Het Boek van de Denkbeeldige Wezens (1967) van Jorge Luis Borges een omschrijving van de pelikaan aan, die dit raadsel oplost. De moederpelikaan werd er in oude bestiaria van verdacht haar kroost zo innig te knuffelen dat het aan die liefkozingen bezweek. Als de vaderpelikaan drie dagen later zijn dode kuikens op het nest aantrof pikte hij zijn borst open en bracht de jongen met zijn bloed weer tot leven.

De pelikaan komt ook in de Bijbel, maar vreemd genoeg niet in de Grunbergbijbel, voor in Psalm 102: ‘Ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn’. De heilige Hiëronymus heeft zich, geïnspireerd door deze psalm, verdiept in de pelikanologie. Hij meende, volgens Borges, dat de jonge pelikanen niet door de moederpelikaan, maar door slangen werden gedood. Leonardo Da Vinci schreef in navolging van Hiëronymus: ‘Hij houdt heel veel van zijn kinderen en als hij ze dood in het nest vindt, vermoord door de slangen, klauwt hij zijn eigen borst open en brengt ze weer tot leven door ze in zijn bloed te dompelen.’

Onze eigen Jacob van Maerlant wilde niets van die slangen weten. Hij schreef in Het Boek der Natuur (1266): ‘Laat de betekenis van de pelikaan, die zijn jongen van het leven berooft als straf voor hun verderfelijke gulzigheid en ze met zijn bloed weer opwekt uit de dood, eens goed tot U doordringen. Zo heeft de goede God ook met onze stamvader Adam gehandeld, die lange tijd dood was geweest en in diepe ellende in het voorgeborchte van de hel verbleef, totdat zijn lot het medelijden wekte van de Heer, Die ons met Zijn bloed vrijkocht en levend maakte. Christus was de ware pelikaan.’

Het schijnt in de Rooms Katholieke kerk gebruikelijk te zijn om de afbeelding van een pelikaan in de hostiekelken te graveren. Dus wie durft er nog te twijfelen? De Messias is een Pelikaan.

Ook Cees Buddingh’ was zeer bedreven in de zoölogie. Hij ontdekte veel wezens, die voor het ongeoefende oog verborgen waren gebleven. Eén van de bekendste is de Gringergoriaan. Als ik haast heb, schep ik er nog steeds genoegen in om er een groot aantal van in leven te roepen. Zoals u weet:
 
     ‘De Gringergoriaan ontstaat
     wanneer men een traptree overslaat.
     Uit zeven delen traptreezucht
     en evenveel gewone lucht.
     Hij klemt zich aan uw broekspijp vast
     Doch voelt zich snel als overlast.
     Zodat hij ijlings sublimeert 
     en dan dus niet meer existeert.’
 
Borges beschrijft een vergelijkbaar wezen: de A Bao A Qu. Dit Chinese Traptreewezen bevindt zich op de onderste trede van de Toren van de Overwinning in Chittaurgarh. Hij klemt zich aan de benen van de pelgrims die de toren beklimmen vast. Bij iedere tree omhoog wordt de A Bao A Qu mooier en kleuriger. Anders dan de Gringergoriaan lijdt hij niet aan verlegenheid, maar hij is wel erg gevoelig voor de geestelijke ontwikkeling van de eigenaar van de broekspijp. Alleen als de man of vrouw met wie hij meelift heel puur is, kan de A Bao A Qu de hoogste tree bereiken. Slechts op deze hoogste tree is zijn lichaam volledig gevormd en straalt hij een levendig blauw licht uit. Dit schijnt in de loop der eeuwen nog slechts éénmaal te zijn voorgekomen.

Het zou mij niet verbazen als de A Bao A Qu zich destijds aan de poten van een pelikaan had vastgeklampt, maar daarover laat Borges ons in het ongewisse.


Literatuur:

Het Boek van de Denkbeeldige Wezens van Borges is onmisbaar voor liefhebbers van het werk van Arnon Grunberg, God de Heer en Cees Buddingh’. Ook de fans van de Harry Potter boeken van J.K. Rowling die willen weten wat een Basilisk, een Hippogriffioen e.d. nu eigenlijk echt is, kunnen niet buiten dit werk. Persoonlijk vond ik vooral de beschrijving van ‘De Ezel met Drie Poten’ erg verhelderend. Je vindt het in: Jorge Luis Borges, Werken in Vier Delen, Deel 2: Het verslag van Brodie en andere verhalen. (De Bezige Bij, Amsterdam, 1998).

Wie een echt antiek bestiarium wil lezen kan online het Boek der Natuur van Jacob van Maerlant raadplegen. Van Maerlant schrijft niets over ezels, maar ik vond dit middel tegen epilepsie wel erg mooi: ‘Epilepsie kan genezen worden door het hart van een wolf tot as te verbranden en direct op te drinken. De zieke moet zich in het vervolg wel onthouden van de omgang met vrouwen.’ Het staat, door Peter Burger in soepel modern Nederlands vertaald, op http://www.dbnl.org/tekst/maer002dern01_02/index.htm

Voor wie geïnteresseerd is in het verzameld werk van God de Heer, winnaar van de NS-publieksprijs van dit jaar, maar wat aanhikt tegen de omvang en de vele minder interessante passages is de handzame Grunbergbijbel (Atheneum, Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2005) een aanrader. Grunberg heeft in 290 bladzijden alle hoogtepunten uit de werken van de Heer der Heirscharen wel zo’n beetje te pakken, al ontbreekt zoals gezegd de pelikaan. Dit wordt ruimschoots gecompenseerd doordat het verhaal van de sprekende ezel van Bileam integraal is opgenomen. Ook de bruikbaarheid van het ezelskaakbeen als Gode welgevallig moordwapen, zoals gedemonstreerd door Simson, wordt nauwkeurig gedocumenteerd.

Geïnteresseerden in lichtere kost raad ik aan om C. Buddingh', Alle Gorgelrijmen.
(De Bezige Bij, Amsterdam 2003) te lezen. Met tekeningen van Wim Hofman en een nawoord van Wim Huijser.
 
* Willem Minderhout. Ezels en Aarsgaten. De Leunstoel, jaargang 2, nummer 13, 19.05.2005.
 
************************************************************
Literatuur en kunst onder één dak bij Buddenbrooks aan het Noordeinde in Den
Haag. Bekijk er het werk van de Diet Wiegman Group. Zondag 18 december is
er een lezing over Thomas Mann door Tom Domisse.
Ga voor nadere informatie naar www.buddenbrooks.nl .
 
 
 
© 2005 Willem Minderhout


De wereldliteratuur roept
De draad van Updike kwijt Frits Hoorweg
0100 Casanova had ...

Halverwege een boek van John Updike betrap ik mij vaak op een zekere weerzin. Waarom lees ik dit eigenlijk? Ook bij lezing van het net in pocket verschenen Villages (2004) overkwam mij dat weer, bij de zoveelste, in prachtige zinnen vervatte, schildering van een (sorry, het moet even) bef-, pijp-, en neukpartij. De eerste was aangenaam leesvoer en de tweede ging er ook nog wel in, maar op een gegeven moment is het genoeg en heb je de neiging om te gaan bladeren. Het is net als met de natuurbeschrijvingen in sommige oude klassiekers. Prachtig, maar je raakt ervan in een soort halfslaap. Met het gevaar dat je de draad kwijt raakt of iets essentieels mist. Want je gaat er toch vanuit dat de schrijver een boodschap heeft. Die schitterende natuur en al dat gevrij staan niet op zich. Toch?!

Het deed me denken aan een scène uit een film (was het Tequila Sunrise?). Een privé-detective schaduwt iemand die in een woeste vrijpartij verzeild raakt, in en om een zwembad. Hij maakt het allemaal live mee en aanvankelijk kijkt hij zijn ogen uit. Maar het liefdesspel is zo uitbundig en wordt zo ver uitgesponnen dat hij in slaap valt. Als hij wakker wordt is de persoon die hij geacht werd te schaduwen verdwenen.

Maar goed, ik vermande me en slaagde erin om bij de les te blijven. In ‘Villages’ wordt het levensverhaal van Owen Mackenzie verteld, met een zekere nadruk op zijn amoureuze avonturen, zijn prestaties in bed, en tussen de varens en bij het dashboard lampje. Het verhaal wordt verteld vanuit het gezichtspunt van Owen; afwisselend direct, actueel en dan weer terugkijkend als zeventigjarige. Alles is gelardeerd met spitse dialogen en treffende karakteristieken van het leven in de jaren ’60 en ‘70. Het leven in de Amerikaanse suburbs is door meer schrijvers op de korrel genomen, maar bij Updike heb je het idee dat het zo inderdaad geweest moet zijn.

Meesterlijk zijn ook de beschrijvingen van het werk van Owen. Hij zit in de computerbusiness en maakt het allemaal mee. De start bij IBM gevolgd door de oprichting, samen met een collega, van een softwarebedrijf, dat redelijk succesvol is. Nadat de markt door IBM rijp is gemaakt voor grootschalige toepassing van computers plukt zijn bedrijf de vruchten daarvan bij kleine en middelgrote bedrijven. ‘The world of affordable PC’s was two decades away, .. ‘ Updike houdt het niet bij een gemakzuchtige beschrijving van de zakelijke aspecten van de onderneming. Hij duikt zonder aarzelen de techniek in, bijvoorbeeld als hij Owens gedachten over toekomstige ontwikkelingen verwoordt. ‘The images, all in a straight line, could be zoomed, to be worked on in detail, and then returned to standard scale, marvellously refined. They could not yet be turned in a virtual third dimension, but Owen could conceive of this coming, as computer power doubled and redoubled.’

Het lukte mij niet om Owen aardig te vinden, of zelfs maar om zijn gedrag een beetje te begrijpen of te billijken. Dat is niet ongewoon voor een hoofdpersoon in een Updike-roman. Owens enige sympathieke trekje is dat hij echt dol lijkt te zijn op de vrouwen waar hij seks mee heeft. Updike gelooft blijkbaar niet in de stelling dat Don Juans eigenlijk vrouwenhaters zijn. Met de dames in kwestie hoef je geen meelij te hebben, ze werken enthousiast mee of nemen zelf het initiatief. Owen heeft al gauw het aura om zich heen dat hij ‘beschikbaar’ is. Zo legt Updike de gretigheid uit waarmee zij zich op hem storten en het feit dat Owen zich ogenschijnlijk van de prins geen kwaad weet.

Mijn sympathie ging daardoor vooral uit naar zijn eerste echtgenote Phyllis. Zij wandelt als een onverstoorbare verschijning door de droom die Owens leven steeds meer wordt en misschien altijd al was. Tot het dramatische moment dat ze er, gewild of ongewild, een zeer nadrukkelijk stempel op gaat drukken. Opvallend is dat hun kinderen er wel zijn, maar toch ook weer niet. In zekere zin spijt Owen dat ook. Hij beseft dat hij er niet is voor zijn kinderen zoals zijn ouders en grootouders er vroeger voor hem waren. Eigenlijk is hij een verwend kind, zoals ieder enig kind in zekere zin verwend is en blijft.

In het eerste hoofdstuk hoort de nog zeer jonge Owen vanuit zijn bed een schot. Later komt hij te weten dat een jongen zelfmoord heeft gepleegd. Aan dat moment worden hij en de lezer aan het eind van het boek nadrukkelijk herinnerd. Met zijn tweede vrouw geniet hij van een welverzorgde oude dag. Hij heeft zich precies op het goede moment (financieel gezien en achteraf geredeneerd) laten uitkopen. Zijn welvaart kan niet wegnemen dat hij een leegte voelt. Zelf denkt hij dat het zijn naderende einde is.

Al met al een heel treurig boek. Een sombere terugblik op de wilde jaren zestig en zeventig, prachtig geschreven, dat wel. De bezwaren die ik halverwege het boek had zijn al weer vervluchtigd. De volgende Updike (hij is van 1932, hoe lang gaat hij nog door?) koop ik waarschijnlijk ook weer.
 
*********************************************************
Voor Engelstalige boeken kunt u goed terecht bij The American Bookcentre.
Ga voor informatie naar www.abc.nl .


© 2005 Frits Hoorweg


Was er nog wat op de tv?
ADHD-presentatoren Katharina Kouwenhoven
0207 Ouderwets TV kijken
Vroeger had je op de radio een aantal discjockeys , die zo snel praatten dat je ze nauwelijks kon volgen. 'Ze lullen vijf kwartier in een uur', sprak mijn moeder afkeurend, die een wat gedragen domineestoon meer waardeerde. Misschien zijn ze er nog wel, dat soort discjockeys. Ik zou het niet weten, want ik heb geen radio meer. Discjockeys zijn er om de gaatjes tussen de plaatjes te vullen met hun praatjes en wat ze zeggen is daarom niet zo belangrijk, al zullen zij daar zelf misschien anders over denken.

Die amechtig hijgerige praatstijl, waarbij de spreker over zijn eigen woorden struikelt is inmiddels overgeslagen naar de TV. Er is een hele nieuwe generatie TV-presentatoren opgestaan, die kennelijk zijn aangesteld vanwege hun vlotte babbel. Die babbel is zo vlot, dat je er als kijker al snel een beetje moe van wordt. Stop! Ho! Rustig aan! Het ergste voorbeeld is Dolf Jansen, de helft van het cabaretduo Lebbis en Jansen, die ook als TV-presentator zijn brood verdient. Dolf heeft zijn uiterlijk niet mee, hetgeen hij wenst te benadrukken door zijn kapsel, een bosje stro bovenop het hoofd, dat geverfd wordt in schreeuwende kleuren. Dolf is druk, druk, druk, in woord en gebaar. Zijn hobby is hardlopen en hij is daardoor vervaarlijk afgetraind, wat hem eruit doet zien als een anorexiapatiënt.En dan ook nog dat ADHD-gedrag. Een meervoudig gehandicapte, die Dolf. Van Dolf word ik niet alleen moe, ik krijg er uitputtingsverschijnselen van, dus ik probeer Dolf zoveel mogelijk te mijden.

De eerste bij wie mij die onbeheerste drukte opviel, was Matthijs van Nieuwkerk, die inmiddels niet meer van de buis is weg te slaan. Niet alleen is hij bijna elke weekavond om 19.00 uur te zien op Ned. 3 in het programma De Wereld Draait Door - de tweede presentator van dit programma, Fransisco van Jole, heeft veel minder frequent dienst en zal er binnenkort wel helemaal uitvliegen - maar op maandagavond komt hij ook nog in beeld met het veel geprezen Holland Sport, dat hij presenteert samen met Wilfried de Jong (maandag, 20.20 uur, Ned. 3). En straks krijgen we natuurlijk ook weer de Popkwis a Go Go. Die Wilfried kan er trouwens ook wat van als het gaat om het uitbraken van woorddiarree. En dat gebeurt bovendien met een onverdraaglijk Rotterdams accent. Het spreken van Algemeen Beschaafd Nederlands is allang geen voorwaarde meer om op de TV te komen, ook al ergert de kijker zich groen en geel aan al die gruwelijke tongvallen.

Van Nieuwkerk en De Jong kunnen echter als duo-presentatoren aardig uit de voeten. Dat was wel anders met de duo-presentatie van Van Nieuwkerk en Hadassa de Boer, in de voorloper van De Wereld Draait Door. De afspraak was kennelijk dat ze om de beurt met een gast in gesprek gingen, maar Matthijs kon het niet laten om in de interviews van Hadassa in te breken. Soms nam hij het gesprek zelfs helemaal over. De irritatie was van Hadassa's gezicht te lezen, maar gelukkig heeft ze nu een eigen programma. Ook als Matthijs de enige presentator is, probeert hij zijn tempo aan zijn gasten op te dringen. Zelden krijgen zij de tijd om een vraag te beantwoorden, want halverwege volgt er een nieuw salvo aan vragen. Voor de kijker is het al snel niet meer te volgen. Net als het interessant begint te worden, wordt hij alweer op een ander spoor gezet. Die Matthijs kan nog geen minuut zijn waffel houden.

Als het gaat over Nederlandse TV-presentatoren, valt onmiddellijk de naam van Paul Witteman. Hij hoort onbetwistbaar tot de absolute top. Waarschijnlijk is Paul Witteman de eerste geweest, die het snelspreken heeft ingevoerd. Hij heeft alleen schijnbaar wat meer geduld met zijn gasten, die hij zelden interrumpeert. Hij laat ze weliswaar uitspreken, maar heeft zijn non-verbale communicatiekanalen niet helemaal onder controle. Zijn gezicht spreekt boekdelen: 'opschieten, opschieten'. Sinds kort is Paul te bewonderen in een duo-presentatie met Jeroen Pauw, in het programma Woestijnruiters (zondag, 22.10 uur, Ned. 3). De verdeelsleutel is daar niet om de beurt een gast, maar om de beurt een vraag. Die vragen zijn bedoeld als pikant, een beetje impertinent of onthullend, kortom vaak behoorlijk flauw. Die Oibibio-zoon van de vermoorde kruidenier Heijn hoef je niet te laten zeggen dat hij tegenwoordig bij zijn moeder boven de garage woont, want uit alles wat deze New Age kwezel zegt, wordt voldoende duidelijk dat hij half-gaar is.

Jeroen Pauw is voor velen de nieuwe held onder de TV-presentatoren. Eerlijk gezegd spreekt hij mij niet erg aan. Hij werkt zo hard aan het imago van de onverschrokken interviewer, die voor niemand ontzag heeft, dat het een beetje kinderachtig wordt. Ook hij is snel, hij reageert snel, maar niet echt alert. Bij het vragenspel met Paul Witteman zit hij nogal eens met de mond vol tanden.

Een TV-presentator speelt een rol. Dat is mij goed duidelijk geworden toen ik eens, jaren geleden, aanwezig was bij de opname van een van de vele programma's van Sonja Barend. In de huiskamer leek zij iemand die werkelijk geïnteresseerd was in het lot en de wederwaardigheden van haar gasten. Bij die opname werd het me duidelijk, dat zij vooral aandacht had voor de signalen van de regisseuse: nog één minuut, nog één vraag, sneller, afkappen, volgende gast. Al die praatprogramma's hebben een vast format, zijn voorgeprogrammeerd en de gasten zijn voorbewerkt. Voor spontaniteit is niet veel ruimte. De trein dendert verder en vanaf de zijkant wordt er op gelet dat die zich aan het spoorboekje houdt. En het moet steeds sneller, met meer gasten, gasten die er niet wezenlijk te doen en onderling uitwisselbaar zijn. De presentatoren die hun rol goed spelen, weten echter te suggereren, dat die gasten hun volledige aandacht hebben, dat ze echt iets van ze willen weten. Hyperactieve presentatoren met een aandachtsstoornis kunnen die suggestie per definitie niet wekken. Daar is trouwens best iets aan te doen, zolang ze hun dagelijkse dosis Ritalin maar slikken.
 
********************************************************
Wilt u meer weten over hyperventilatie? Ga naar www.hyperventilatie.org .
© 2005 Katharina Kouwenhoven


Misdaadboeken
Vrouwen met een boodschap Theo Capel
0301 VG Capel
Het lievelingsboek van Tomas Ross is Dag van de Jakhals van Frederick Forsyth. Hij heeft met De Hand van God een poging gedaan dat boek te verbeteren dat de aanslag door een huurmoordenaar op De Gaulle beschreef. Zijn nieuwste thriller in een lange reeks beschrijft de aanslag op het VVD-lid van de Tweede Kamer, Hirsi Ali. Hij hanteert daarvoor dezelfde indeling in drieën als zijn grote voorbeeld met praktisch dezelfde aanduidingen. Wat bij Forsyth in de vertaling bijvoorbeeld ‘Anatomie van een Komplot’ heet, noemt hij de ‘Anatomie van een Samenzwering’. Verder heeft Ross de intrige ingewikkelder gemaakt. Je kan je afvragen of dat een verbetering is, zoals je ook kunt afvragen of zijn gewoonte om bestaande, algemeen bekende personen in zijn werk op te laten treden wel deugt. Forsyth liet zich duidelijk inspireren door de werkelijkheid, maar verzon op het oog iedereen behalve het beoogde slachtoffer.

Ross schept er een vilein genoegen in om politici als premier Balkenende en minister van Binnenlandse Zaken Remkes als sukkels en jandoedels neer te zetten en indirect via zijn fictieve personages Hirsi Ali te beledigen. Bestaande, springlevende mensen sprekend invoeren in situaties waar je niet bij bent geweest of die zelfs ook niet hebben plaatsgevonden moet een auteur niet doen. Het zou hem misschien zelfs onmogelijk moeten worden gemaakt. Via een verbod bedoel ik dan en niet op de manieren die thrillerschrijvers meestal bedenken. Ross verdedigt zijn handelwijze altijd door te stellen dat hij mensen dingen laat zeggen en doen die waar hadden kunnen zijn. 'Faction' noemt hij dat geleerd, maar laster ligt soms meer voor de hand. Zo neemt hij in een niet ter zake terzijde eurocommissaris Neelie Kroes onfatsoenlijk te grazen.

De hand van God is verder een vakkundig in elkaar gezet boek, waarbij de auteur zelf ook af en toe de hand van God nodig heeft om het verhaal draaiend te houden en hoewel hij zijn uiterste doet om alles plausibel te maken, lijkt het toch wel erg bedacht om een hooggeplaatste veiligheidsfunctionaris de verblijfplaats van Ali te laten verraden. Het feit dat dit gebeurt tijdens een uitgewalste seksscène, maakt het er niet geloofwaardiger op.

Het verhaal begint met een mislukte aanslag, net als De Dag van de Jakhals. Het verschil is dat Ross de aanslag laat uitlokken door de veiligheidsdiensten. Het waarom daarvan blijft een raadsel. Verderop in het verhaal moet een Deense huurmoordenaar alsnog proberen de klus te klaren, dit maal op de hielen gezeten door diezelfde diensten. Om het niet allemaal te zwaar te maken, zitten er ook de nodige menselijke besognes in het verhaal. Een aangereden hondje van het zoontje van een politieman die weduwnaar is, wekte bij mij geen traantjes op. De afloop is op zich geen verrassing, omdat iedereen weet dat Hirsi Ali tot nu toe alleen maar bedreigd is en gelukkig geen slachtoffer is geworden. De reden van de mislukking zet Ross geforceerd, maar behendig in elkaar. De discussie of hij zich door Forsyth liet inspireren of hem kopieerde is verder aan de lezers. Misschien moet je de vergelijking maken met de Hollandse grootmeesters van de schilderkunst in de Gouden Eeuw. Die hadden soms zulke begaafde leerlingen, dat men later het verschil tussen het werk van beider handen niet meer zag.

Vanwege de verfilming van The Constant Gardener verscheen er ook een herdruk van het gelijknamige boek van John LeCarré waarop de film is gebaseerd. Het heeft in het Nederlands dezelfde titel gekregen, met De Toegewijde Tuinier als ondertitel. Verwarrend staat binnenin de Nederlandse titel waaronder het eerder verscheen in het groot met de Engelse (film)titel eronder. Hoewel ik een liefhebber van tuinieren ben, had ik het nog niet eerder gelezen. De film heb ik niet gezien, maar in het boek komt nauwelijks een tuin voor en laat staan een tuinier. Wel is er de verwijzing naar de nogal sukkelachtige diplomaat die meer om zijn tuin zou geven dan om zijn aantrekkelijke echtgenote die zich graag aan andere mannen zou overgeven of hen in ieder geval op overspelige gedachten brengt.

Het lijkt er meer op dat LeCarré de titel overdrachtelijk bedoelt. De sukkel blijkt toch meer ruggengraat te hebben dan men dacht. Dat blijkt nadat zijn vrouw vermoord is aangetroffen in een uithoek van Kenia waar hij op de ambassade werkt. Zij doet iets bij een niet nader genoemde huporganisatie en lijkt op het spoor gekomen van enge praktijken van een schimmig mondiaal farmaceutisch bedrijf. Je zou kunnen zeggen dat LeCarré langzaam maar zeker een bewoner van Ludlum-land is geworden. Gelukkig kan hij in tegenstelling tot Ludlum vreselijk mooi schrijven en beperkt hij zich voor een belangrijk deel tot zijn echte terrein: de kleine wereld van Britse bureaucraten. Het monsterverbond van overheid en zakenwereld vond ik minder overtuigend, maar de auteur legt in een nawoord uit dat wat hij verzonnen heeft, nog tam is vergeleken met de realiteit.

Het verhaal begint met de dood van de vrouw en een lange terugblik daarop volgend. Tenslotte besluit de diplomaat die verdacht wordt van betrokkenheid bij de kruistocht tegen het grootkapitaal door zijn echtgenote, zelf de waarheid bloot te leggen. Dat geeft onder meer aanleiding tot reizen naar Elba, Bielefeld en Winnipeg en tot het bekijken van allerlei documenten in de computer van zijn echtgenote die hij in het geniep heeft weten te bemachtigen. Ik ben niet zo gek op boeken met documenten erin afgedrukt en het slimme jongetje dat de diplomaat bijstaat vond ik ook niet echt interessant.

Na al die jaren lijkt LeCarré nog het meest op een literaire schrijver die bij toeval verstrikt is geraakt is in het verkeerde genre. Lees zijn werk als uitgebreide zedenromans over de bureaucratie die als moderne priesters ons allen graag onder de duim houden en vooral geen inkijkje willen gunnen in hun machinaties die achter het vrome uiterlijk verscholen gaan. Zijn sympathie gaat daarbij uit naar wat je uitgetreden priesters zou kunnen noemen die graag de hand bijten die hen jarenlang heeft gevoed.

John LeCarré (2001). De Toegewijde Tuinier. Sijthoff (€ 12.50).
Tomas Ross (2005). De Hand van God. Cargo (€ 18.50).
 
© 2005 Theo Capel


Luister!
Wanneer zijn smartlappen mooi? Henk Klaren
0304 VG Luister Smartlap
Ooit zei een collega tegen mij: ‘Jij houdt toch zo van smartlappen?’. Dat was een vergissing. Ik hou van veel muziek, maar niet van smartlappen.

Maar toch. Al weer jaren geleden zag ik eens een talkshow van Sonja Barend. Ze sprak met Peter te Bos, de zanger van Claw Boys Claw en Pierre van Duyl, bekend van de Dopegezinde Gemeente en de Parade. Te Bos zong een stukje van Onechte Kindertjes zijn net zo Lief als Echte, een originele vooroorlogse smartlap, met van Duyl op accordeon. Kippenvel.

Mijn vrouw en ik zijn ooit naar een concert van de Dopegezinde Gemeente geweest. Zeven man op het podium, maximaal 50 in de zaal. Gelukkig was het niet zo’n grote zaal. Dát was een leuke avond. Ze speelden niet alleen maar smartlappen, maar wel veel. De zaal fungeerde als koor. Een lied als Ver van Alles, je weet niet wat je hoort. Maar ik heb er ook wel eens een andere uitvoering van gehoord en dat was weer niks.

Rinus Michels, die met de handen diep in de zakken en een grote grijns op zijn gezicht het onsterfelijke Somewhere (misschien beter bekend als Droomland) zingt voor het Nederlands elftal bij het EK van 1988. Onbetaalbaar. Droomland is gewoon een mooi lied. Nou ja, Paul de Leeuw moet er eigenlijk van afblijven. Beter is de versie van Johnny Jordaan en Willy Alberti, hoewel die toch meer behoren tot de categorie ‘fout’. Zoals nu Frans Bauer, Henk Damen en Grad Damen.

Maar toch. De TV-serie over het leven van Johnny Jordaan vond ik wel weer boeiend. Niet alleen vanwege de wat eendimensionale dramatiek – de concurrentiestrijd met Alberti, de relatie met Wim Sonneveld – maar ik merkte dat ik de muziek ook wel kon pruimen. Niet dat ik nou meteen CD’s ben gaan kopen. Wél van de Dopegezinde Gemeente en ook van de 4tuoze Matroze (zeemansliedjes zijn ook vaak smartlappen, neem Ketelbinkie en luister eens naar Moeder).

Mijn vrouw is jaren lid geweest van een zangkoor. Nederlandstalig. Lang niet alleen maar smartlappen, maar toch ook een paar. Dan kom je nog eens ergens, want je gaat als liefhebbend echtgenoot natuurlijk naar de optredens. Overal in Nederland zijn er met regelmaat korenfestivals. In Utrecht bijvoorbeeld het jaarlijkse Grachtensmart in het Vredenburg. Gratis toegankelijk en altijd afgeladen. Naast een hele hoop shit maak je soms prachtige dingen mee. Een koor uit Varsseveld deed Dröpken veur Drop (dat gaat over een huilende ex-geliefde, niet over snoep) van Hans Keuper van de aldaar bekende Achterhoekse popgroep Bo’ Foi Toch. Prachtig, hoewel mijn achterhoekse jeugd mij misschien parten speelde.

Ieder jaar is er eind april een wat kleiner evenement op het Ledig Erf in Utrecht. Er treden twee of drie koren op en het publiek zit op de terrassen van de café’s aldaar. Natuurlijk: vrienden en familie van de koorleden, toevallige passanten en het ene koor is ook publiek voor het andere. Dat scheelt toch al gauw een stuk op vijftig zestig man publiek.
Eén keer liep er een jochie (tsja het was in Utreg) met een prachtige ballon rond. Je zag het aankomen: op een moment ontsnapte het touwtje hem en steeg de ballon ten hemel. Het kind in alle staten natuurlijk, maar het publiek (ik eigenlijk) begon te roepen om De Vlieger. De dirigent van het koor legde het optreden stil en haalde een wat dikkige jongen, ene Erik, uit het publiek en vroeg hem De Vlieger te zingen. Zo geschiedde. Hij deed het geweldig. Het publiek op de terrassen zong vol overgave mee. Een gedenkwaardig moment.

Maar toch. Van Hazes kan ik het lied niet horen. Zijn andere succesnummers evenmin. Dat is weer de categorie ‘fout’. Wonderlijk is dan weer wel dat zijn uitstapjes naar rock ’n roll en blues op mij authentiek overkomen. Maar dat terzijde, misschien is dat vanwege de curiositeitswaarde. Soms zijn smartlappen dus mooi. Niet omdat het met een knipoog gebeurt of als er een parodie van gemaakt wordt. Dat kan ook wel leuk zijn, maar daar gaat het me niet om. Een goeie smartlap moet serieus worden gebracht anders is het niet echt. Vals sentiment maakt het slecht. Ik denk dat ik dat hoor bij de categorie ‘fout’.

Kortom: ik hou helemaal niet van smartlappen.
 
****************************************************
Weer geopend: het Jazzcenter aan de Wagenstraat 125a in Den Haag.
Ga voor informatie naar www.jazzcenter.nl .
© 2005 Henk Klaren