archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Aardbeien, de schepping van de wereld Arie de Jong

1901BZ Aardbei
Op een mooie zonnige zaterdag besloot ik een stuk te gaan fietsen. Ik koos voor een tocht die tegelijk vertrouwd, deels nieuw en deels nostalgisch was. Ik begon in Benthuizen en reed via het Bentwoud naar Kruisweg en vandaar door naar Moerkapelle en Waddinxveen. Vanaf de hefbrug van Waddinxveen reed ik een stuk, tot bij Gouda, dat ik meer dan een halve eeuw geleden drie jaar lang elke dag fietste om van huis naar de Rijks HBS te Gouda te gaan. Via een fietspad langs de A12 en Reeuwijk-Dorp belandde ik in Boskoop waar ik ben opgegroeid. Veel wegen zien er niet meer uit zoals in mijn jeugd, het is niet anders. Ze zijn verbreed, er is een fietspad langs gelegd, er zijn zelfs nieuwe fietspaden door de polder aangelegd die er eerst niet waren.
Ik nam een pauze in het Rosarium in Boskoop, tegenover het treinstation, waaraan ik ook veel herinneringen heb. Het rook aangenaam in het Rosarium naar rozen, wat wel te verwachten was, want die stonden nog in bloei.

Uit de trein kwam een groepje mannen van net geen middelbare leeftijd die blijkbaar iets feestelijks in gedachten hadden. Eén ervan had voor zijn buik een dubbele opgeblazen ballon van ongeveer een meter lang voorgebonden waarmee een geweldige erectie werd gesuggereerd. Dat vond ik nogal onsmakelijk.
Toen het tegen vijf uur liep fietste ik verder op de Zijde en herinnerde me dat op het parkeerterrein van een tuincentrum een kraam moest staan waar groenten en fruit worden verkocht. Het klopte, en de mensen achter de toonbank stonden op het punt om de overgebleven groenten en fruit in te laden. Mijn oog viel op de aardbeien. Twee doosjes voor vijf en een halve euro. Er stonden nog vier doosjes. Ik zette mijn fiets op de standaard en liep naar de kraam. ‘Ik wil wel twee doosjes aardbeien’ en ik betaalde. Toen zei de verkoper, een jonge man, ‘zal ik kijken of je ze alle vier kunt meekrijgen voor een mooi prijsje?’ Dat vond ik goed en hij vroeg het een vrouw (zijn moeder?) of dat kon. Ze liet weten dat ik alle vier doosjes mee kon nemen voor een tientje. Ik lachte hartelijk om dit bedrag. ‘Had je acht euro gezegd, ik zou het gedaan hebben, maar één euro er af is geen mooi prijsje.’

Hoe het zo kwam, ik weet het niet, maar op de een of andere wijze zei de vrouw in volle overtuiging dat we afstammen van Adam en Eva. Daar keek ik nogal van op. Ik zei haar dat het een nogal ongeloofwaardig verhaal is dat maar een paar duizend jaar geleden een man werd gemaakt uit de modder en vervolgens een vrouw uit een rib. ‘Weet u het beter dan?’ Ik zei dat dit soort verhalen erg mooi zijn, maar vooral geschikt om aan kinderen te vertellen als je iets wilt uitleggen dat niet te snappen valt. De jongeman die mij de aardbeien had verkocht wilde toen weten of ik geloofde in de evolutietheorie. Een interessante vraag. Ik antwoordde dat de evolutie nu eenmaal een feit is en dat je moeilijk over een theorie kunt spreken. Zo veel stelt het verhaal van de evolutie niet voor. In de natuur overleven nu eenmaal de soorten die het beste zijn aangepast aan de omstandigheden of die kans zien zich aan veranderende omstandigheden aan te passen. Meer is het niet. Voor de jongeman en zijn moeder leek dit een nieuw, verrassend en vooral onjuist inzicht. Van achter de kraam kwam nu ook de vader erbij en er dook nog een zoon op. Met een zekere verbazing staarden ze me aan. Hoe kwam ik bij al die onzin? Ik vertelde dat de natuur veel biedt dat mij boven de pet gaat, maar dat ik daar prima mee kan leven.

De moeder deed toen in haar ogen een meesterzet. ‘Alles is zo bijzonder en onbegrijpelijk, het kan toch niet anders dan dat alles geschapen is.’ Ik zei op mijn beurt weer tegen haar: ‘Van mij mag je dat geloven, ik zeg alleen dat alles boven mijn pet gaat. Alleen, jouw geloof dat er een God is die alles geschapen heeft levert jou niet één, maar drie problemen op. Het eerste is de onbegrijpelijkheid van wat we om ons heen zien. Maar het tweede is de onbegrijpelijkheid van God en waar die vandaan komt en daar komt als derde nog bij hoe die God dan alles weer geschapen heeft.’ Na deze opmerking nam de vader het weer over. Hij bleek buitengewoon goed op de hoogte van de letterlijke tekst in de Bijbel. Hij citeerde zonder met de ogen te knipperen diverse passages, vooral waarin wordt betoogt dat wie niet in God gelooft een dwaas is.

Ik probeerde hem nog duidelijk te maken dat het een cirkelredenering is om vanuit een tekst te proberen te bewijzen dat alles in die tekst de waarheid bevat, maar dit kwam niet over. Interessant werd echter zijn betoog, toen hij naar voren bracht dat alles wat een mens doet vanuit eigenbelang wordt bepaald. ‘Ook ik’, zo zei hij met stemverheffing, en daarbij begon hij wat rond te lopen, ‘doe alles vanuit mijn eigen belang!’ Ik keek daar van op. Ik probeerde te verduidelijken dat de meeste mensen wel degelijk wat over hebben voor een ander. Nadat mij was gevraagd wat voor mij de zin is van het leven, vertelde ik dat in mijn visie het leven geen zin heeft, maar dat dit een zegen is, want je kunt zelf er zin aan geven. ‘Wat voor zin heeft uw leven dan?’ wilde één van hen weten. Ik vertelde dat ik het zinvol vind er te zijn voor mijn naasten en dat ik er bevrediging in vind om iets te betekenen voor de samenleving. De vader ging nu over tot een radicaal standpunt: ‘Ook als ik mijn hele bezit weggeef, is dat geen altruïsme, maar doe ik dat uit eigen belang.’ Na een korte pauze, wellicht liet hij de eigen stellingname rustig tot zich doordringen, vervolgde hij: ‘Zeg me wat u hebben wilt en ik zal het geven. Al is het mijn hele bezit, ik geef het, en ik doe dat uit eigenbelang!’ 

Uiteraard vond ik het wat overdreven om al zijn bezit te willen, dat geeft trouwens maar zorgen, dus ik zei: ‘Daar staan nog twee doosjes aardbeien. Zou je die willen afstaan?’ Hij liep er direct op af, pakte beide doosjes aardbeien en overhandigde die aan mij. Zijn zoon deed er voor mij weer een zakje omheen.
Na deze daad viel er weinig meer te bespreken. Ik stopte alle vier doosjes in mijn fietstas, wenste alle vier een mooi weekend toe, en ook mij werd een goede zondag toegewenst, en ik fietste weer verder. Door het Bentwoud, met de wind in de rug, naar Benthuizen.

------
Het plaatje is van Henk Klaren


© 2021 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Ontmoetingen" -
Bezigheden > Ontmoetingen
Aardbeien, de schepping van de wereld Arie de Jong
1901BZ Aardbei
Op een mooie zonnige zaterdag besloot ik een stuk te gaan fietsen. Ik koos voor een tocht die tegelijk vertrouwd, deels nieuw en deels nostalgisch was. Ik begon in Benthuizen en reed via het Bentwoud naar Kruisweg en vandaar door naar Moerkapelle en Waddinxveen. Vanaf de hefbrug van Waddinxveen reed ik een stuk, tot bij Gouda, dat ik meer dan een halve eeuw geleden drie jaar lang elke dag fietste om van huis naar de Rijks HBS te Gouda te gaan. Via een fietspad langs de A12 en Reeuwijk-Dorp belandde ik in Boskoop waar ik ben opgegroeid. Veel wegen zien er niet meer uit zoals in mijn jeugd, het is niet anders. Ze zijn verbreed, er is een fietspad langs gelegd, er zijn zelfs nieuwe fietspaden door de polder aangelegd die er eerst niet waren.
Ik nam een pauze in het Rosarium in Boskoop, tegenover het treinstation, waaraan ik ook veel herinneringen heb. Het rook aangenaam in het Rosarium naar rozen, wat wel te verwachten was, want die stonden nog in bloei.

Uit de trein kwam een groepje mannen van net geen middelbare leeftijd die blijkbaar iets feestelijks in gedachten hadden. Eén ervan had voor zijn buik een dubbele opgeblazen ballon van ongeveer een meter lang voorgebonden waarmee een geweldige erectie werd gesuggereerd. Dat vond ik nogal onsmakelijk.
Toen het tegen vijf uur liep fietste ik verder op de Zijde en herinnerde me dat op het parkeerterrein van een tuincentrum een kraam moest staan waar groenten en fruit worden verkocht. Het klopte, en de mensen achter de toonbank stonden op het punt om de overgebleven groenten en fruit in te laden. Mijn oog viel op de aardbeien. Twee doosjes voor vijf en een halve euro. Er stonden nog vier doosjes. Ik zette mijn fiets op de standaard en liep naar de kraam. ‘Ik wil wel twee doosjes aardbeien’ en ik betaalde. Toen zei de verkoper, een jonge man, ‘zal ik kijken of je ze alle vier kunt meekrijgen voor een mooi prijsje?’ Dat vond ik goed en hij vroeg het een vrouw (zijn moeder?) of dat kon. Ze liet weten dat ik alle vier doosjes mee kon nemen voor een tientje. Ik lachte hartelijk om dit bedrag. ‘Had je acht euro gezegd, ik zou het gedaan hebben, maar één euro er af is geen mooi prijsje.’

Hoe het zo kwam, ik weet het niet, maar op de een of andere wijze zei de vrouw in volle overtuiging dat we afstammen van Adam en Eva. Daar keek ik nogal van op. Ik zei haar dat het een nogal ongeloofwaardig verhaal is dat maar een paar duizend jaar geleden een man werd gemaakt uit de modder en vervolgens een vrouw uit een rib. ‘Weet u het beter dan?’ Ik zei dat dit soort verhalen erg mooi zijn, maar vooral geschikt om aan kinderen te vertellen als je iets wilt uitleggen dat niet te snappen valt. De jongeman die mij de aardbeien had verkocht wilde toen weten of ik geloofde in de evolutietheorie. Een interessante vraag. Ik antwoordde dat de evolutie nu eenmaal een feit is en dat je moeilijk over een theorie kunt spreken. Zo veel stelt het verhaal van de evolutie niet voor. In de natuur overleven nu eenmaal de soorten die het beste zijn aangepast aan de omstandigheden of die kans zien zich aan veranderende omstandigheden aan te passen. Meer is het niet. Voor de jongeman en zijn moeder leek dit een nieuw, verrassend en vooral onjuist inzicht. Van achter de kraam kwam nu ook de vader erbij en er dook nog een zoon op. Met een zekere verbazing staarden ze me aan. Hoe kwam ik bij al die onzin? Ik vertelde dat de natuur veel biedt dat mij boven de pet gaat, maar dat ik daar prima mee kan leven.

De moeder deed toen in haar ogen een meesterzet. ‘Alles is zo bijzonder en onbegrijpelijk, het kan toch niet anders dan dat alles geschapen is.’ Ik zei op mijn beurt weer tegen haar: ‘Van mij mag je dat geloven, ik zeg alleen dat alles boven mijn pet gaat. Alleen, jouw geloof dat er een God is die alles geschapen heeft levert jou niet één, maar drie problemen op. Het eerste is de onbegrijpelijkheid van wat we om ons heen zien. Maar het tweede is de onbegrijpelijkheid van God en waar die vandaan komt en daar komt als derde nog bij hoe die God dan alles weer geschapen heeft.’ Na deze opmerking nam de vader het weer over. Hij bleek buitengewoon goed op de hoogte van de letterlijke tekst in de Bijbel. Hij citeerde zonder met de ogen te knipperen diverse passages, vooral waarin wordt betoogt dat wie niet in God gelooft een dwaas is.

Ik probeerde hem nog duidelijk te maken dat het een cirkelredenering is om vanuit een tekst te proberen te bewijzen dat alles in die tekst de waarheid bevat, maar dit kwam niet over. Interessant werd echter zijn betoog, toen hij naar voren bracht dat alles wat een mens doet vanuit eigenbelang wordt bepaald. ‘Ook ik’, zo zei hij met stemverheffing, en daarbij begon hij wat rond te lopen, ‘doe alles vanuit mijn eigen belang!’ Ik keek daar van op. Ik probeerde te verduidelijken dat de meeste mensen wel degelijk wat over hebben voor een ander. Nadat mij was gevraagd wat voor mij de zin is van het leven, vertelde ik dat in mijn visie het leven geen zin heeft, maar dat dit een zegen is, want je kunt zelf er zin aan geven. ‘Wat voor zin heeft uw leven dan?’ wilde één van hen weten. Ik vertelde dat ik het zinvol vind er te zijn voor mijn naasten en dat ik er bevrediging in vind om iets te betekenen voor de samenleving. De vader ging nu over tot een radicaal standpunt: ‘Ook als ik mijn hele bezit weggeef, is dat geen altruïsme, maar doe ik dat uit eigen belang.’ Na een korte pauze, wellicht liet hij de eigen stellingname rustig tot zich doordringen, vervolgde hij: ‘Zeg me wat u hebben wilt en ik zal het geven. Al is het mijn hele bezit, ik geef het, en ik doe dat uit eigenbelang!’ 

Uiteraard vond ik het wat overdreven om al zijn bezit te willen, dat geeft trouwens maar zorgen, dus ik zei: ‘Daar staan nog twee doosjes aardbeien. Zou je die willen afstaan?’ Hij liep er direct op af, pakte beide doosjes aardbeien en overhandigde die aan mij. Zijn zoon deed er voor mij weer een zakje omheen.
Na deze daad viel er weinig meer te bespreken. Ik stopte alle vier doosjes in mijn fietstas, wenste alle vier een mooi weekend toe, en ook mij werd een goede zondag toegewenst, en ik fietste weer verder. Door het Bentwoud, met de wind in de rug, naar Benthuizen.

------
Het plaatje is van Henk Klaren
© 2021 Arie de Jong
powered by CJ2