archiefvorig nr.lopend nr.

Nummer 12
Jaargang 21
21 maart 2024
Nummer 13 verschijnt op
4 april 2024
Beschouwingen > Het leven zelf delen printen terug
Wij zijn ons brein. Is dat nu alles? (2) Gerbrand Muller

0901BS Brein2
‘Wij zijn ons brein’: heeft Dick Swaab gelijk, is dit nu alles? Met die vraag besloot ik mijn vorige stukje.

Dichters laten in hun poëzie een enkele keer iets doorschemeren van het raadsel van het bestaan. Ook degenen voor wie de wereld alleen uit materie bestaat zullen meestal toegeven dat er nog geen definitief en sluitend antwoord is op de vraag wat wij zijn. Dick Swaab doet de vermetele stap. De resultaten van het moderne hersenonderzoek bieden hem voldoende grond om te concluderen dat ‘wij’ ‘onze hersens’zijn. Of althans het product daarvan.

Het product of het brein zelf? Dat legt hij niet helder uit. De titel van zijn boek wijst op het laatste, maar op p. 24 schrijft hij ‘Zoals de nier urine produceert, produceert het brein de geest.’ Als wij, zoals de boektitel zegt, het brein zijn, dan ‘hebben’ we dus een geest die door dat brein, wijzelf, geproduceerd wordt. Wij zijn dan niet de geest zelf.

Wat is de geest? Een product vergelijkbaar met urine. Urine is een mengsel van onder andere water, stikstof, chloriden, natrium, calcium, kalium, magnesium... stoffen die door de nieren uit het bloed worden gefilterd. Die stoffen bestonden allemaal al voordat ze het bloed verlieten en samen in de vorm van urine via de nieren naar de urineblaas werden getransporteerd. Het product van de nieren wordt dus gevormd uit al eerder bestaande componenten. Geldt dat ook voor de geest? En wat zijn hier de componenten? ‘Alles wat we denken, doen en laten’: die vormen samen het product van het brein. Want dit alles gebeurt, zoals Swaab aan het begin van zijn boek schrijft, door de hersenen. Alles wat we denken, doen en laten is wel van een andere orde dan water of stikstof. De nieren stellen uit bestaande stoffen een nieuwe samen, de hersenen produceren eveneens met behulp van bestaande stoffen, maar langs een oneindig gecompliceerdere weg, iets onstoffelijks. Iets dus dat naar Swaabs oordeel niet kan bestaan, want ik neem aan dat volgens hem de wereld uit louter materie bestaat. Niet voor niets schrijft hij het woordje ‘geest’ op p. 24 de eerste keer tussen aanhalingstekens.

Maar het product van de hersens bestaat. Want het is onloochenbaar dat we denken, doen en laten. Als de wereld louter uit materie bestaat, dan moet dat denken (‘doen en laten’ laat ik er nu maar even af) ook van materie zijn. Hoe zou stof trouwens iets onstoffelijks kunnen voortbrengen?

Denken is dus materie, stof. Wat voor stof? Hoe kan ik het nog vragen? Dat zijn de stoffen die de hersens aanmaken en die bepalend zijn voor ons denken, voelen en handelen. In Swaabs boek worden er talloze genoemd. Om stress te doorstaan is er bijvoorbeeld het stresshormoon cortisol, dat door de bijnier wordt afgegeven nadat het daartoe via de zogenoemde stress-as is aangezet: de hypothalamus zendt de stof CRH naar de hypofyse, die daarop de bijnier aanzet tot het afgeven van cortisol. Teveel cortisol en CRH leiden tot depressiviteit (p. 149). Ter bevordering van de voortplanting zijn er stoffen als dopamine, oxytocine en ‘opiaatachtige’ stoffen die de hersens produceren om de mens tot copulatie te verleiden. ‘Aan de afgifte van deze stofjes in de hersenen beleven we zoveel plezier dat er nu 6 miljard mensen op aarde rondlopen,’ schrijft Swaab (p.127). ‘We’, dat is volgens de boektitel ons brein, dat in dit geval veel plezier beleeft aan zijn eigen product. Tussen dat plezier enerzijds en deze stofjes anderzijds kunnen we dus een isgelijkteken plaatsen. Deze stofjes en/of de chemische reacties die zij in ons lichaam teweegbrengen, maar dat zijn ook weer stofjes. Het plezier is gelijk aan die stofjes. Net als al onze gedachten en gevoelens, bewuste en onbewuste, gelijk zijn aan de stofjes die de hersens daarvoor ter beschikking hebben, en/of aan de door die stofjes veroorzaakte chemische reacties.

Wij = ons brein. Het plezier bij de copulatie = stofjes. Begrijp ik het goed, dan moet wat voor het isgelijkteken staat worden weggestreept voor wat erachter staat. Dus: wij zijn er eigenlijk niet, er is alleen ons brein. En: het plezier bij de copulatie bestaat niet, er zijn alleen stofjes.

Maar waarom zouden we onszelf eigenlijk wegstrepen voor het brein? Niets verhindert ons de zaken om te draaien en te schrijven: ons brein = wij; en: stofjes = het plezier bij de copulatie. Nu zijn ons brein en de stofjes weggetoverd en zijn wij en het plezier bij de copulatie overgebleven.

Ik kom er niet uit. Swaabs conclusie leek zo duidelijk: er is alleen ons brein, materie, stof. Maar het woordje ‘zijn’ in de boektitel zet bij nader inzien alles op losse schroeven. Indien wij = brein, dan mag ook brein = wij, en kan je met evenveel recht beweren dat niet het brein maar alleen wij bestaan: brein, stofjes, de hele wereld is onze waarneming, schepping, maaksel van de geest. Dat kan Swaab nooit bedoeld hebben.

Ik vergeet nog een mogelijkheid. Het isgelijkteken kan ook aanduiden dat het een gelijk is aan het ander zonder dat het een wordt weggestreept voor het ander. Het een impliceert dan niet de ontkenning van het bestaan van het ander. Wij bestaan én het brein, het denken bestaat én de materie.

Spinoza, door Swaab meermalen instemmend geciteerd, bewijst in het vijfde hoofdstuk van de Ethica dat een deel van de menselijke geest onsterfelijk is:

De menselijke geest kan niet met het lichaam absoluut te gronde gaan, maar er blijft iets van over dat eeuwig is.
(Stelling 23 hoofdstuk V. Volgens stelling 21 van dit hoofdstuk zal de geest zich overigens na het afsterven van het lichaam niets meer van zijn tijdelijke leven kunnen herinneren.)

In het tweede hoofdstuk van de Ethica onderscheidt Spinoza twee attributen van God ofwel van ‘het eeuwig zijnde’: het denken en de uitgebreidheid. Het ene attribuut sluit het bestaan van het andere niet uit en beide zijn oneindig. *

Ligt het niet voor de hand om het bestaan van beide attributen althans voorlopig nog maar te blijven erkennen? Swaab heeft aangetoond hoezeer het denken afhankelijk is van, om niet te zeggen onderhorig is aan, de werking en de constitutie van het brein. Maar is het toch niet wat vroeg om de geest met behulp van het isgelijkteken volledig weg te redeneren?
 
* Omdat beide oneindig zijn, kan het ene attribuut niet het andere voortbrengen. Spinoza zou dus ontkend hebben dat het brein ‘geest’ produceert op dezelfde manier als de nieren urine.
 
PS
Niet te beantwoorden vragen die te denken geven.

1. Waarom doet pijn pijn?
Fakirs verdragen pijn niet, ze stijgen erboven uit. Voor wie zichzelf er niet van kan overtuigen dat de pijn die hij voelt hem niet aangaat, blijft ondragelijke pijn ondragelijk. Waarom? Dat is nu eenmaal zo. Maar waarom en waardoor is het nu eenmaal zo?

2. Waarom of waardoor ‘zit’ mijn eigen, onvervreemdbare ‘zelf’ nu juist ‘in’ dit lichaam, ter wereld gekomen op 26 augustus 1939, ’s middags om drie uur te Leiden als zoon van... enz. enz.? Waarom of waardoor niet in een van de andere miljarden lichamen die er eerder waren of die daarna kwamen of nog zullen komen?
En waarom of waardoor zit Dick Swaabs eigen, onvervreemdbare ‘zelf’ daarentegen...

Sommige dingen moet je niet willen weten. Ik hoef ze niet te weten, maar de vragen komen nu eenmaal in me op.

Ik ben er trouwens niet helemaal zeker van of de tweede vraag adequaat weergeeft wat ik niet begrijp.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php


© 2011 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "Het leven zelf" -
Beschouwingen > Het leven zelf
Wij zijn ons brein. Is dat nu alles? (2) Gerbrand Muller
0901BS Brein2
‘Wij zijn ons brein’: heeft Dick Swaab gelijk, is dit nu alles? Met die vraag besloot ik mijn vorige stukje.

Dichters laten in hun poëzie een enkele keer iets doorschemeren van het raadsel van het bestaan. Ook degenen voor wie de wereld alleen uit materie bestaat zullen meestal toegeven dat er nog geen definitief en sluitend antwoord is op de vraag wat wij zijn. Dick Swaab doet de vermetele stap. De resultaten van het moderne hersenonderzoek bieden hem voldoende grond om te concluderen dat ‘wij’ ‘onze hersens’zijn. Of althans het product daarvan.

Het product of het brein zelf? Dat legt hij niet helder uit. De titel van zijn boek wijst op het laatste, maar op p. 24 schrijft hij ‘Zoals de nier urine produceert, produceert het brein de geest.’ Als wij, zoals de boektitel zegt, het brein zijn, dan ‘hebben’ we dus een geest die door dat brein, wijzelf, geproduceerd wordt. Wij zijn dan niet de geest zelf.

Wat is de geest? Een product vergelijkbaar met urine. Urine is een mengsel van onder andere water, stikstof, chloriden, natrium, calcium, kalium, magnesium... stoffen die door de nieren uit het bloed worden gefilterd. Die stoffen bestonden allemaal al voordat ze het bloed verlieten en samen in de vorm van urine via de nieren naar de urineblaas werden getransporteerd. Het product van de nieren wordt dus gevormd uit al eerder bestaande componenten. Geldt dat ook voor de geest? En wat zijn hier de componenten? ‘Alles wat we denken, doen en laten’: die vormen samen het product van het brein. Want dit alles gebeurt, zoals Swaab aan het begin van zijn boek schrijft, door de hersenen. Alles wat we denken, doen en laten is wel van een andere orde dan water of stikstof. De nieren stellen uit bestaande stoffen een nieuwe samen, de hersenen produceren eveneens met behulp van bestaande stoffen, maar langs een oneindig gecompliceerdere weg, iets onstoffelijks. Iets dus dat naar Swaabs oordeel niet kan bestaan, want ik neem aan dat volgens hem de wereld uit louter materie bestaat. Niet voor niets schrijft hij het woordje ‘geest’ op p. 24 de eerste keer tussen aanhalingstekens.

Maar het product van de hersens bestaat. Want het is onloochenbaar dat we denken, doen en laten. Als de wereld louter uit materie bestaat, dan moet dat denken (‘doen en laten’ laat ik er nu maar even af) ook van materie zijn. Hoe zou stof trouwens iets onstoffelijks kunnen voortbrengen?

Denken is dus materie, stof. Wat voor stof? Hoe kan ik het nog vragen? Dat zijn de stoffen die de hersens aanmaken en die bepalend zijn voor ons denken, voelen en handelen. In Swaabs boek worden er talloze genoemd. Om stress te doorstaan is er bijvoorbeeld het stresshormoon cortisol, dat door de bijnier wordt afgegeven nadat het daartoe via de zogenoemde stress-as is aangezet: de hypothalamus zendt de stof CRH naar de hypofyse, die daarop de bijnier aanzet tot het afgeven van cortisol. Teveel cortisol en CRH leiden tot depressiviteit (p. 149). Ter bevordering van de voortplanting zijn er stoffen als dopamine, oxytocine en ‘opiaatachtige’ stoffen die de hersens produceren om de mens tot copulatie te verleiden. ‘Aan de afgifte van deze stofjes in de hersenen beleven we zoveel plezier dat er nu 6 miljard mensen op aarde rondlopen,’ schrijft Swaab (p.127). ‘We’, dat is volgens de boektitel ons brein, dat in dit geval veel plezier beleeft aan zijn eigen product. Tussen dat plezier enerzijds en deze stofjes anderzijds kunnen we dus een isgelijkteken plaatsen. Deze stofjes en/of de chemische reacties die zij in ons lichaam teweegbrengen, maar dat zijn ook weer stofjes. Het plezier is gelijk aan die stofjes. Net als al onze gedachten en gevoelens, bewuste en onbewuste, gelijk zijn aan de stofjes die de hersens daarvoor ter beschikking hebben, en/of aan de door die stofjes veroorzaakte chemische reacties.

Wij = ons brein. Het plezier bij de copulatie = stofjes. Begrijp ik het goed, dan moet wat voor het isgelijkteken staat worden weggestreept voor wat erachter staat. Dus: wij zijn er eigenlijk niet, er is alleen ons brein. En: het plezier bij de copulatie bestaat niet, er zijn alleen stofjes.

Maar waarom zouden we onszelf eigenlijk wegstrepen voor het brein? Niets verhindert ons de zaken om te draaien en te schrijven: ons brein = wij; en: stofjes = het plezier bij de copulatie. Nu zijn ons brein en de stofjes weggetoverd en zijn wij en het plezier bij de copulatie overgebleven.

Ik kom er niet uit. Swaabs conclusie leek zo duidelijk: er is alleen ons brein, materie, stof. Maar het woordje ‘zijn’ in de boektitel zet bij nader inzien alles op losse schroeven. Indien wij = brein, dan mag ook brein = wij, en kan je met evenveel recht beweren dat niet het brein maar alleen wij bestaan: brein, stofjes, de hele wereld is onze waarneming, schepping, maaksel van de geest. Dat kan Swaab nooit bedoeld hebben.

Ik vergeet nog een mogelijkheid. Het isgelijkteken kan ook aanduiden dat het een gelijk is aan het ander zonder dat het een wordt weggestreept voor het ander. Het een impliceert dan niet de ontkenning van het bestaan van het ander. Wij bestaan én het brein, het denken bestaat én de materie.

Spinoza, door Swaab meermalen instemmend geciteerd, bewijst in het vijfde hoofdstuk van de Ethica dat een deel van de menselijke geest onsterfelijk is:

De menselijke geest kan niet met het lichaam absoluut te gronde gaan, maar er blijft iets van over dat eeuwig is.
(Stelling 23 hoofdstuk V. Volgens stelling 21 van dit hoofdstuk zal de geest zich overigens na het afsterven van het lichaam niets meer van zijn tijdelijke leven kunnen herinneren.)

In het tweede hoofdstuk van de Ethica onderscheidt Spinoza twee attributen van God ofwel van ‘het eeuwig zijnde’: het denken en de uitgebreidheid. Het ene attribuut sluit het bestaan van het andere niet uit en beide zijn oneindig. *

Ligt het niet voor de hand om het bestaan van beide attributen althans voorlopig nog maar te blijven erkennen? Swaab heeft aangetoond hoezeer het denken afhankelijk is van, om niet te zeggen onderhorig is aan, de werking en de constitutie van het brein. Maar is het toch niet wat vroeg om de geest met behulp van het isgelijkteken volledig weg te redeneren?
 
* Omdat beide oneindig zijn, kan het ene attribuut niet het andere voortbrengen. Spinoza zou dus ontkend hebben dat het brein ‘geest’ produceert op dezelfde manier als de nieren urine.
 
PS
Niet te beantwoorden vragen die te denken geven.

1. Waarom doet pijn pijn?
Fakirs verdragen pijn niet, ze stijgen erboven uit. Voor wie zichzelf er niet van kan overtuigen dat de pijn die hij voelt hem niet aangaat, blijft ondragelijke pijn ondragelijk. Waarom? Dat is nu eenmaal zo. Maar waarom en waardoor is het nu eenmaal zo?

2. Waarom of waardoor ‘zit’ mijn eigen, onvervreemdbare ‘zelf’ nu juist ‘in’ dit lichaam, ter wereld gekomen op 26 augustus 1939, ’s middags om drie uur te Leiden als zoon van... enz. enz.? Waarom of waardoor niet in een van de andere miljarden lichamen die er eerder waren of die daarna kwamen of nog zullen komen?
En waarom of waardoor zit Dick Swaabs eigen, onvervreemdbare ‘zelf’ daarentegen...

Sommige dingen moet je niet willen weten. Ik hoef ze niet te weten, maar de vragen komen nu eenmaal in me op.

Ik ben er trouwens niet helemaal zeker van of de tweede vraag adequaat weergeeft wat ik niet begrijp.
 
****************************
De Leunstoel wordt uitgegeven door:
Het Genootschap De Leunstoel.
Word lid! Ga naar: www.deleunstoel.nl/colofon.php
© 2011 Gerbrand Muller
powered by CJ2