archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Lopen delen printen terug
Een naamloze bouwvakker Frits Hoorweg

0210 Een naamloze bouwvakker

Het volgende speelde zich af lang voor ik ontdekte dat wandelen een aangenaam tijdverdrijf kan zijn. Als ik het goed heb was het in 1966, toen ik net een jaar studeerde in Wageningen. Iemand was op het idee gekomen een protestmars te organiseren en niet zomaar een; neen, een lange mars die Maoïsten waardig zou zijn geweest. Tegen de avond zou er vertrokken worden uit Amsterdam en de aankomst in Den Haag was rond het middaguur van de volgende dag gepland. Daar zou op gepaste wijze uiting gegeven worden aan ons ongenoegen.

Waarover? De aangekondigde verhoging van het collegegeld! Het zal de lezer bekend voorkomen. Kortgeleden werd het Maagdenhuis weer eens ontruimd en ook nu ging het om een protest tegen een op handen zijnde verhoging van het collegegeld; niet over de hele linie, maar alleen voor studenten die niet opschieten.
‘Dat lijkt mij heel redelijk,’ hoorde ik staatssecretaris Rutte op het nieuws zeggen. En hij heeft blijkbaar gelijk, want de studenten deden niet meer dan wijzen op ‘factoren die de mogelijkheid snel te studeren belemmeren’.

Wij waren rechtlijniger in die tijd. Het collegegeld moest worden afgeschaft, vonden wij. Niet voor ons zelf natuurlijk, maar voor armlastige studenten die tot studeren moesten worden verleid, om een rechtvaardiger samenleving tot stand te brengen. En wat deed de regering? Voorstellen om het collegegeld te verdubbelen van 200 naar 400 gulden! Om ons daartegen te verzetten liepen wij met zo’n honderd jongens en meisjes van Amsterdam naar Den Haag. Daar werden we opgewacht door duizenden collega’s die waren aangevoerd door trein en bus en met ons de boel in Den Haag op stelten kwamen zetten.

Mijn herinneringen aan die tocht zijn op onderdelen levendig, maar grotendeels erg vaag. Zo kan ik mij de route die we liepen niet meer voor de geest halen. Zelfs de plek waar we verzamelden in Amsterdam weet ik niet meer. Ik herinner mij dat we vertrokken over een brede weg met tramrails in het midden, het Rokin misschien. Er was politiebegeleiding en dat bleef de gehele nacht zo, af en toe werd de ene ploeg afgewisseld door de andere. Bij het vertrek werden leuzen gescandeerd waarvan er een mij bij is gebleven, omdat ik er aanvankelijk niets van begreep. De menigte stak, daartoe aangezet door een soort cheerleader, de rechterarm omhoog en haalde die vervolgens tegelijk weer naar beneden.
‘Sassen, doortrekken!’ riep men daarbij in koor. Om te beginnen had ik moeite deze leus te verstaan en toen dat euvel verholpen was kon ik hem niet plaatsen. Was dit een komisch bedoelde verwijzing naar zindelijkheidstraining voor gevorderden? Ik had wel meer moeite met het begrijpen van grappen in die sfeer. Na enige aarzeling besloot ik om uitleg te vragen aan een meisje. Sassen bleek de naam te zijn van een hoge ambtenaar bij het ministerie die gezien werd als de kwade genius achter het plan om de collegegelden te verhogen. Ik bedankte haar voor de informatie en zocht mijn vrienden uit Wageningen op om mijn nieuw verworven kennis met hen te delen.

Achter mij hoorde ik het meisje tegen een vriendin zeggen:
‘Boeren,’ blijkbaar om te verklaren hoe iemand zo stom kon zijn dat hij niet eens wist wie Sassen was. Het was niet de eerste keer die avond dat ik deze kwalificatie naar mijn hoofd kreeg. De delegatie uit Wageningen had al meteen bij aankomst namelijk voor enige opwinding en irritatie gezorgd. Wij hadden een busje gehuurd om naar Amsterdam te gaan. Met ‘wij’ doel ik op de plaatselijke afdeling van de Studenten Vak Beweging. Die zal niet veel meer dan 10 leden hebben geteld. Wie lid werd kwam meteen in het bestuur als het ware. Het idee van dat busje was afkomstig van een heel verstandig iemand die later hoogleraar is geworden.
‘Met dat busje erbij kunnen wij om beurten even uit gaan rusten. Dat lijkt mij wel handig, want 60 kilometer aan een stuk lopen dat heb ik nog nooit gedaan. Ik weet niet of ik dat wel vol houd. Jullie wel?’ had hij gezegd, de kring rond kijkend. Daar hadden wij nog niet zo over nagedacht, maar bij nader inzien had hij gelijk. Er werd geld gelapt en een busje gehuurd.

Bij aankomst in Amsterdam stond er al snel iemand naast het busje die autoriteit uitstraalde. Later werd mij verteld dat hij de zoon van een communistische wethouder was. Hij wist van huis uit hoe je doet alsof je de baas bent.
‘Ah, dat is handig,’ zei hij. ‘Een busje, dat kunnen we goed gebruiken. Die spullen kunnen er mooi in.’ Hij wees in de richting van een paar dozen en wat spandoeken. Er kwam nog iemand aanlopen die een verbandtas om zijn nek had hangen.
‘Goh, dat is handig zeg.’ In de bus ontstond enige onrust. Wij hadden geld gelapt voor dat busje en dan zou iemand anders hem in beslag gaan nemen? Daar kon geen sprake van zijn. Het kon wel zijn dat in de samenleving die wij nastreefden geld geen rol meer speelde, maar voor het moment zaten we nog opgescheept met de onvolkomenheden van een markteconomie. Wie van ons busje gebruik wilde maken moest betalen. Toen we dat duidelijk hadden gemaakt werden we voor het eerst uitgemaakt voor boeren.

In de brij van herinneringen aan die tocht is er nog een die eruit springt. Vroeg in de ochtend liepen we door Leiden. Nou ja, lopen, de meeste deelnemers aan de mars hobbelden inmiddels op voeten die er slecht aan toe waren. Wandelschoenen hadden we in die tijd natuurlijk nog niet en op huis-tuin-en-keuken schoenen 40 kilometer lopen was eigenlijk een krankzinnige onderneming. En we moesten nog 20 kilometer! Maar het was een mooie ochtend, de zon scheen. De stad sliep nog, maar bouwvakkers waren al aan het werk. De aanblik van onze groep veroorzaakte veel hilariteit bij deze slachtoffers van het kapitalistische systeem. Het pakkende spandoek waarop met grote letters HONGER stond bracht een van hen tot een symbolisch gebaar. Hij kwam van de steigers af en bood ons zijn lunchpakket aan. Dat werd met gejuich in ontvangst genomen.

In Den Haag werden we als helden binnengehaald door de andere demonstranten. Van een paar andere wandelaars hoorde ik later dat ze op de schouders door het gebouw van de Haagse dierentuin (dat was er toen nog!) waren gedragen. Ik was te moe om er nog aan mee te doen. In ons busje lag ik wat te dutten. Daar drong het langzaam tot mij door dat die bouwvakker iets groots had verricht. Met een simpel gebaar had hij de luchtbel waarin wij rondliepen lek geprikt. Bij deze wil ik die naamloze bouwvakker nog wel danken voor het inzicht dat hij mij daarmee verschafte.
Voor de lol lopen ben ik pas tien jaar later gaan doen.


© 2005 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Een naamloze bouwvakker Frits Hoorweg
0210 Een naamloze bouwvakker

Het volgende speelde zich af lang voor ik ontdekte dat wandelen een aangenaam tijdverdrijf kan zijn. Als ik het goed heb was het in 1966, toen ik net een jaar studeerde in Wageningen. Iemand was op het idee gekomen een protestmars te organiseren en niet zomaar een; neen, een lange mars die Maoïsten waardig zou zijn geweest. Tegen de avond zou er vertrokken worden uit Amsterdam en de aankomst in Den Haag was rond het middaguur van de volgende dag gepland. Daar zou op gepaste wijze uiting gegeven worden aan ons ongenoegen.

Waarover? De aangekondigde verhoging van het collegegeld! Het zal de lezer bekend voorkomen. Kortgeleden werd het Maagdenhuis weer eens ontruimd en ook nu ging het om een protest tegen een op handen zijnde verhoging van het collegegeld; niet over de hele linie, maar alleen voor studenten die niet opschieten.
‘Dat lijkt mij heel redelijk,’ hoorde ik staatssecretaris Rutte op het nieuws zeggen. En hij heeft blijkbaar gelijk, want de studenten deden niet meer dan wijzen op ‘factoren die de mogelijkheid snel te studeren belemmeren’.

Wij waren rechtlijniger in die tijd. Het collegegeld moest worden afgeschaft, vonden wij. Niet voor ons zelf natuurlijk, maar voor armlastige studenten die tot studeren moesten worden verleid, om een rechtvaardiger samenleving tot stand te brengen. En wat deed de regering? Voorstellen om het collegegeld te verdubbelen van 200 naar 400 gulden! Om ons daartegen te verzetten liepen wij met zo’n honderd jongens en meisjes van Amsterdam naar Den Haag. Daar werden we opgewacht door duizenden collega’s die waren aangevoerd door trein en bus en met ons de boel in Den Haag op stelten kwamen zetten.

Mijn herinneringen aan die tocht zijn op onderdelen levendig, maar grotendeels erg vaag. Zo kan ik mij de route die we liepen niet meer voor de geest halen. Zelfs de plek waar we verzamelden in Amsterdam weet ik niet meer. Ik herinner mij dat we vertrokken over een brede weg met tramrails in het midden, het Rokin misschien. Er was politiebegeleiding en dat bleef de gehele nacht zo, af en toe werd de ene ploeg afgewisseld door de andere. Bij het vertrek werden leuzen gescandeerd waarvan er een mij bij is gebleven, omdat ik er aanvankelijk niets van begreep. De menigte stak, daartoe aangezet door een soort cheerleader, de rechterarm omhoog en haalde die vervolgens tegelijk weer naar beneden.
‘Sassen, doortrekken!’ riep men daarbij in koor. Om te beginnen had ik moeite deze leus te verstaan en toen dat euvel verholpen was kon ik hem niet plaatsen. Was dit een komisch bedoelde verwijzing naar zindelijkheidstraining voor gevorderden? Ik had wel meer moeite met het begrijpen van grappen in die sfeer. Na enige aarzeling besloot ik om uitleg te vragen aan een meisje. Sassen bleek de naam te zijn van een hoge ambtenaar bij het ministerie die gezien werd als de kwade genius achter het plan om de collegegelden te verhogen. Ik bedankte haar voor de informatie en zocht mijn vrienden uit Wageningen op om mijn nieuw verworven kennis met hen te delen.

Achter mij hoorde ik het meisje tegen een vriendin zeggen:
‘Boeren,’ blijkbaar om te verklaren hoe iemand zo stom kon zijn dat hij niet eens wist wie Sassen was. Het was niet de eerste keer die avond dat ik deze kwalificatie naar mijn hoofd kreeg. De delegatie uit Wageningen had al meteen bij aankomst namelijk voor enige opwinding en irritatie gezorgd. Wij hadden een busje gehuurd om naar Amsterdam te gaan. Met ‘wij’ doel ik op de plaatselijke afdeling van de Studenten Vak Beweging. Die zal niet veel meer dan 10 leden hebben geteld. Wie lid werd kwam meteen in het bestuur als het ware. Het idee van dat busje was afkomstig van een heel verstandig iemand die later hoogleraar is geworden.
‘Met dat busje erbij kunnen wij om beurten even uit gaan rusten. Dat lijkt mij wel handig, want 60 kilometer aan een stuk lopen dat heb ik nog nooit gedaan. Ik weet niet of ik dat wel vol houd. Jullie wel?’ had hij gezegd, de kring rond kijkend. Daar hadden wij nog niet zo over nagedacht, maar bij nader inzien had hij gelijk. Er werd geld gelapt en een busje gehuurd.

Bij aankomst in Amsterdam stond er al snel iemand naast het busje die autoriteit uitstraalde. Later werd mij verteld dat hij de zoon van een communistische wethouder was. Hij wist van huis uit hoe je doet alsof je de baas bent.
‘Ah, dat is handig,’ zei hij. ‘Een busje, dat kunnen we goed gebruiken. Die spullen kunnen er mooi in.’ Hij wees in de richting van een paar dozen en wat spandoeken. Er kwam nog iemand aanlopen die een verbandtas om zijn nek had hangen.
‘Goh, dat is handig zeg.’ In de bus ontstond enige onrust. Wij hadden geld gelapt voor dat busje en dan zou iemand anders hem in beslag gaan nemen? Daar kon geen sprake van zijn. Het kon wel zijn dat in de samenleving die wij nastreefden geld geen rol meer speelde, maar voor het moment zaten we nog opgescheept met de onvolkomenheden van een markteconomie. Wie van ons busje gebruik wilde maken moest betalen. Toen we dat duidelijk hadden gemaakt werden we voor het eerst uitgemaakt voor boeren.

In de brij van herinneringen aan die tocht is er nog een die eruit springt. Vroeg in de ochtend liepen we door Leiden. Nou ja, lopen, de meeste deelnemers aan de mars hobbelden inmiddels op voeten die er slecht aan toe waren. Wandelschoenen hadden we in die tijd natuurlijk nog niet en op huis-tuin-en-keuken schoenen 40 kilometer lopen was eigenlijk een krankzinnige onderneming. En we moesten nog 20 kilometer! Maar het was een mooie ochtend, de zon scheen. De stad sliep nog, maar bouwvakkers waren al aan het werk. De aanblik van onze groep veroorzaakte veel hilariteit bij deze slachtoffers van het kapitalistische systeem. Het pakkende spandoek waarop met grote letters HONGER stond bracht een van hen tot een symbolisch gebaar. Hij kwam van de steigers af en bood ons zijn lunchpakket aan. Dat werd met gejuich in ontvangst genomen.

In Den Haag werden we als helden binnengehaald door de andere demonstranten. Van een paar andere wandelaars hoorde ik later dat ze op de schouders door het gebouw van de Haagse dierentuin (dat was er toen nog!) waren gedragen. Ik was te moe om er nog aan mee te doen. In ons busje lag ik wat te dutten. Daar drong het langzaam tot mij door dat die bouwvakker iets groots had verricht. Met een simpel gebaar had hij de luchtbel waarin wij rondliepen lek geprikt. Bij deze wil ik die naamloze bouwvakker nog wel danken voor het inzicht dat hij mij daarmee verschafte.
Voor de lol lopen ben ik pas tien jaar later gaan doen.
© 2005 Frits Hoorweg
powered by CJ2