archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Lopen delen printen terug
Misverstanden in het dierenrijk Frits Hoorweg

0410BZ Lopen
Het is lang geleden. Als ik het mij goed herinner was het in de Vijf Heeren Landen; lange, rechte paden en hier en daar een molen. Na een van die molens slofte, op eerbiedige afstand, een hond achter ons aan, en niet even, maar wel een uur lang. Als wij stil hielden deed hij het ook en keek ons verdrietig aan. Het bevel ‘Ga terug’, op steeds hogere toon uitgesproken, leidde slechts tot een nog verdrietiger blik. Bij het oversteken van een weg veroorzaakte het stomme beest bijna een ongeluk. Een auto stopte met piepende remmen en het was duidelijk dat de chauffeur ons aansprakelijk had gesteld als er echt iets was gebeurd. Wat een narigheid.

Nu was het misschien wel aan onszelf te wijten. Aan het begin van de wandeling hadden we namelijk iets gedaan dat in het dierenrijk wellicht het misverstand had gewekt dat wij vriendjes waren. We hadden een schaap uit de sloot gehaald. Tussen kroos en riet keek het beest ons berustend aan, roerloos als een speelgoedschaap. Eerst probeerden we het tot actie aan te zetten, maar dat is onbegonnen werk. Een schaap geeft bij de geringste tegenslag de moed op. Er zat niet anders op dan duwen en trekken, onderwijl nutteloze aanmoedigingskreten slakend. Het was een heel gedoe. Een echt schaap is veel zwaarder dan de speelgoeduitvoering, vooral als het een poosje tot de nek in het water heeft gestaan. Toch lukte het, tot grote tevredenheid van onszelf. Het schaap toonde geen enkele emotie en begon onmiddellijk verveeld aan een graspol te knagen.

Je hoeft geen dankbaarheid te verwachten van een schaap dat je van een wisse dood hebt gered. Dat had ik al eens gemerkt op een Engelse hoogvlakte. Daar had ik met gevaar voor eigen leven een schaap uit een moeras getrokken en wat deed het beest? Het liep een paar meter van me vandaan en stak z’n neus in een heidestruik. Met een air van ‘nou, voor mij had je dat niet hoeven doen’. Geen aanmoediging om het nog een keer te doen, maar ik was er toch weer ingetrapt. En nu hadden we ook nog die hond achter ons aan, die een bericht moet hebben opgevangen dat hij het bij ons beter zou hebben dan bij de molenaar; aannemend dat hij daar eigenlijk thuis hoorde.

In het recente boek De Wandelaar (Augustus € 17,90) overkomt de hoofdpersoon iets dergelijks. Tijdens de avondwandeling wordt zijn aandacht getrokken door sirenes en aanverwante drukte. Het geluid brengt hem naar de plek des onheils: een in brand staand huis waar illegalen wonen. Een hond weet, enigszins gehavend, aan de vlammen te ontsnappen en klampt zich vervolgens aan meneer Mulder vast. Die neemt hem mee naar huis, verzorgt zijn wonden en heeft vervolgens een huisdier. De schrijver van het boek: Adriaan van Dis noemde meneer Mulder in een interview ‘een afsplitsing van mijzelf’. Net als Van Dis wandelt hij graag en net als de schrijver neemt hij de dingen liefst van een afstand waar.

Maar daar komt dus verandering in door de hond. Die neemt hem mee erop uit, meer dan dat meneer Mulder de hond uitlaat. Bovendien zien de illegalen Mulders band met de hond aan voor medeleven en van de weeromstuit is daar geleidelijk ook sprake van. Langzaam komen er barstjes in zijn deftigheid en zijn zelfgenoegzaamheid. Hij zoekt contact met de overlevenden van de brand en probeert hen financieel te helpen. Allerlei mensen spreken hem op straat aan, vanwege de hond en daardoor kruipt hij een beetje uit zijn cocon. Een bijzondere rol daarbij wordt gespeeld door Père Bruno, een priester die zijn leven lang al zorgt voor de kanslozen en de onderbedeelden. Zonder illusies overigens, net als meneer Mulder die geen moment het idee heeft dat door zijn inspanningen een betere wereld binnen bereik komt.

De wandelaar is een aardig boek geworden. Ik heb het in hoog tempo uitgelezen. Laat ik mij niet bezondigen aan het cliché ‘in één ruk’. Maar is het echt een geslaagde vorm, deze mix van een wandelboek en een roman? Nou dat weet ik nog zo net niet. Iemand die verslag doet van een wandeling, of een reisboek schrijft (een vorm waarmee de schrijver ruime ervaring heeft), blijft altijd een buitenstaander. Eigenlijk geldt dat ook voor Van Dis in dit boek. Hij maakt snapshots van mensenlevens, zonder karakters te tekenen. Maar in dit boek overschrijdt hij die grens wel af en toe, door de contacten die meneer Mulder legt en de diepzinnige gesprekken die hij voert. En dat leidt tot een mix die wat mij betreft toch niet helemaal gelukt is.

Aan het eind van het boek heeft meneer Mulder weer afscheid moeten nemen van de hond. Hij heeft hem meegegeven aan een meisje dat bij de brand zwaar verminkt is geraakt. De contacten waartoe de hond mede aanleiding was, zijn weer verwaterd. Hij is weer een buitenstaander geworden; een echte wandelaar. De laatste zin van het boek sprak mij erg aan: ‘Hij liep alleen en zag en rook alles.’
Precies, net als wij in De Vijf Heeren Landen, althans nadat we die hond van ons hadden afgeschud. Op een gegeven moment hebben we zo tegen het treurige schepsel staan schreeuwen dat het hem teveel werd. Hij bleef verongelijkt zitten en keek ons langdurig na. Althans dat gevoel hadden we. Wij durfden niet meer om te kijken, bang dat daar een uitnodiging in zou worden gezien.
 
********************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis?
Zie www.theovandenoever.nl


© 2007 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Lopen" -
Bezigheden > Lopen
Misverstanden in het dierenrijk Frits Hoorweg
0410BZ Lopen
Het is lang geleden. Als ik het mij goed herinner was het in de Vijf Heeren Landen; lange, rechte paden en hier en daar een molen. Na een van die molens slofte, op eerbiedige afstand, een hond achter ons aan, en niet even, maar wel een uur lang. Als wij stil hielden deed hij het ook en keek ons verdrietig aan. Het bevel ‘Ga terug’, op steeds hogere toon uitgesproken, leidde slechts tot een nog verdrietiger blik. Bij het oversteken van een weg veroorzaakte het stomme beest bijna een ongeluk. Een auto stopte met piepende remmen en het was duidelijk dat de chauffeur ons aansprakelijk had gesteld als er echt iets was gebeurd. Wat een narigheid.

Nu was het misschien wel aan onszelf te wijten. Aan het begin van de wandeling hadden we namelijk iets gedaan dat in het dierenrijk wellicht het misverstand had gewekt dat wij vriendjes waren. We hadden een schaap uit de sloot gehaald. Tussen kroos en riet keek het beest ons berustend aan, roerloos als een speelgoedschaap. Eerst probeerden we het tot actie aan te zetten, maar dat is onbegonnen werk. Een schaap geeft bij de geringste tegenslag de moed op. Er zat niet anders op dan duwen en trekken, onderwijl nutteloze aanmoedigingskreten slakend. Het was een heel gedoe. Een echt schaap is veel zwaarder dan de speelgoeduitvoering, vooral als het een poosje tot de nek in het water heeft gestaan. Toch lukte het, tot grote tevredenheid van onszelf. Het schaap toonde geen enkele emotie en begon onmiddellijk verveeld aan een graspol te knagen.

Je hoeft geen dankbaarheid te verwachten van een schaap dat je van een wisse dood hebt gered. Dat had ik al eens gemerkt op een Engelse hoogvlakte. Daar had ik met gevaar voor eigen leven een schaap uit een moeras getrokken en wat deed het beest? Het liep een paar meter van me vandaan en stak z’n neus in een heidestruik. Met een air van ‘nou, voor mij had je dat niet hoeven doen’. Geen aanmoediging om het nog een keer te doen, maar ik was er toch weer ingetrapt. En nu hadden we ook nog die hond achter ons aan, die een bericht moet hebben opgevangen dat hij het bij ons beter zou hebben dan bij de molenaar; aannemend dat hij daar eigenlijk thuis hoorde.

In het recente boek De Wandelaar (Augustus € 17,90) overkomt de hoofdpersoon iets dergelijks. Tijdens de avondwandeling wordt zijn aandacht getrokken door sirenes en aanverwante drukte. Het geluid brengt hem naar de plek des onheils: een in brand staand huis waar illegalen wonen. Een hond weet, enigszins gehavend, aan de vlammen te ontsnappen en klampt zich vervolgens aan meneer Mulder vast. Die neemt hem mee naar huis, verzorgt zijn wonden en heeft vervolgens een huisdier. De schrijver van het boek: Adriaan van Dis noemde meneer Mulder in een interview ‘een afsplitsing van mijzelf’. Net als Van Dis wandelt hij graag en net als de schrijver neemt hij de dingen liefst van een afstand waar.

Maar daar komt dus verandering in door de hond. Die neemt hem mee erop uit, meer dan dat meneer Mulder de hond uitlaat. Bovendien zien de illegalen Mulders band met de hond aan voor medeleven en van de weeromstuit is daar geleidelijk ook sprake van. Langzaam komen er barstjes in zijn deftigheid en zijn zelfgenoegzaamheid. Hij zoekt contact met de overlevenden van de brand en probeert hen financieel te helpen. Allerlei mensen spreken hem op straat aan, vanwege de hond en daardoor kruipt hij een beetje uit zijn cocon. Een bijzondere rol daarbij wordt gespeeld door Père Bruno, een priester die zijn leven lang al zorgt voor de kanslozen en de onderbedeelden. Zonder illusies overigens, net als meneer Mulder die geen moment het idee heeft dat door zijn inspanningen een betere wereld binnen bereik komt.

De wandelaar is een aardig boek geworden. Ik heb het in hoog tempo uitgelezen. Laat ik mij niet bezondigen aan het cliché ‘in één ruk’. Maar is het echt een geslaagde vorm, deze mix van een wandelboek en een roman? Nou dat weet ik nog zo net niet. Iemand die verslag doet van een wandeling, of een reisboek schrijft (een vorm waarmee de schrijver ruime ervaring heeft), blijft altijd een buitenstaander. Eigenlijk geldt dat ook voor Van Dis in dit boek. Hij maakt snapshots van mensenlevens, zonder karakters te tekenen. Maar in dit boek overschrijdt hij die grens wel af en toe, door de contacten die meneer Mulder legt en de diepzinnige gesprekken die hij voert. En dat leidt tot een mix die wat mij betreft toch niet helemaal gelukt is.

Aan het eind van het boek heeft meneer Mulder weer afscheid moeten nemen van de hond. Hij heeft hem meegegeven aan een meisje dat bij de brand zwaar verminkt is geraakt. De contacten waartoe de hond mede aanleiding was, zijn weer verwaterd. Hij is weer een buitenstaander geworden; een echte wandelaar. De laatste zin van het boek sprak mij erg aan: ‘Hij liep alleen en zag en rook alles.’
Precies, net als wij in De Vijf Heeren Landen, althans nadat we die hond van ons hadden afgeschud. Op een gegeven moment hebben we zo tegen het treurige schepsel staan schreeuwen dat het hem teveel werd. Hij bleef verongelijkt zitten en keek ons langdurig na. Althans dat gevoel hadden we. Wij durfden niet meer om te kijken, bang dat daar een uitnodiging in zou worden gezien.
 
********************************
Literair cabaretprogramma bij u thuis?
Zie www.theovandenoever.nl
© 2007 Frits Hoorweg
powered by CJ2