archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > In de tuin delen printen terug
Nu het weer zo lelijk is Theo Capel

0105 Nu het weer ...Het was een zondagmiddag om een beker warme chocolademelk met kleine teugjes uit te drinken en tussendoor gestaag een speculaaspop naar binnen te werken. Buiten was klassiek Sinterklaasweer. Midden op de dag was het nog steeds grauw en er hing een nevel die niet veel later overging in een miezerige motregen, waarvan je veel eerder dan je zou denken toch doornat werd. Dat kon ik weten, want ik was buiten bezig een kleine honderdvijftig bloembollen te planten. Met de hand het slijmerig geworden afgevallen blad opzij vegen om wat ruimte te scheppen tussen de vaste planten en vervolgens met de bollenplanter een kolommetje aarde uitsteken. Bol erin, aarde weer terug en het volgende plekje vrijmaken. Het ergste wat je bij zo'n karweitje in de late herfst kan overkomen, is het vastpakken van een verse kattendrol die je per ongeluk aanziet voor een rottend stuk tak. Liever nog tref ik een half vergaan, dood vogeltje aan. Het gevoel van de drol en vooral de geur lijken ondanks veel handwassingen nog dagen aan te houden. Gelukkig weten katten uit de buurt dat ze in onze tuin niet welkom zijn, maar vanwege hun zeer beperkte intelligentie moet je dat wel keer op keer uitdragen.

Het bollen planten verliep echter ongestoord, als je de nattigheid die langzaam door mijn tuinkleren drong even niet meerekende. Het is een van de geheimen van het leven waarom het door de week droog is en dan - op de enige dag dat je echt tijd voor de tuin hebt - op zondag het opeens pestweer is. Dat het buiten niet echt leuk was, bevestigde de hond van de buren die half jankend en half blaffend aangaf dat hij naar binnen wou. Toen hij mij achter de schutting diverse malen achter elkaar hoorde niezen, begon hij alleen maar harder te janken. Het begon zo een wedstrijd te worden wie het meeste leed.

Na de bollen wou ik ook nog de heg van haagbeuk snoeien. Nu het grootste deel van het blad er af was, had ik een beter zicht op welke takken te veel, te krom, te hoog of anderszins ongewenst waren. Maar eerst was het nog tijd om zorgelijk naar mijn aucuba te kijken, de gewone groene vorm. Een van de hoofdtakken was geheel zwart geworden en de bladeren eraan waren ook geheel zwart verwelkt. Necrosis noemen de deskundigen het, of wel gewoon afsterven. De aucuba japonica staat bekend als een ijzersterke struik met mooi glimmende, groene bladeren - als je tenminste de meer bekende geel gevlekte Variegata links laat liggen. Die van mij die net flink in de groei was, had last van kroonrot gekregen. Een schimmel - sclerotium rolfsii - zou de oorzaak zijn. De ene plant kan er tegen en de andere rot weg. Schimmels zelf zijn in een tuin nauwelijks te vermijden. Ik was toch al enigszins bezorgd om de struik, omdat hij niet leek te accorderen met de grote hulststruik ernaast. Tussen beide struiken is een kloof ontstaan. De aucuba groeide lustig aan de ene kant uit, maar aan de kant van de hulst blijft hij schichtig. De afgestorven tak knipte ik eruit en nu maar hopen dat de kale plek midden in de struik in de lente door uitgroei van andere takken aan het zicht wordt ontnomen. En ook hopen dat de schimmel zich tevreden stelt met een deel van de struik. Op het internet vond ik later een artikel van de Universiteit van Iowa dat mijn zorgen over deze dodelijke schimmel nog vergrootte. Meer dan 200 vaste planten zouden ervoor bevattelijk zijn. Gelukkig is er een chemisch bestrijdingsmiddel (met voor de kenners PCNB als bestandmiddel) op de markt. Dat levert weer meteen de vraag op hoe ver je met bestrijding moet gaan.

Ik verdrong mijn zorgen voor de aucuba en gaf mijn aandacht en snoeikracht aan de haagbeuk. Dat viel ook al niet echt mee. Een uitgestoken oog door terugzwiepende takken was een van de gevaren en het afknippen van een eigen vinger die je in de wirwar voor een twijg aanziet een ander. De regen liep in mijn ogen en toen ik me uit een struik wou wringen bleef ik op meerdere plaatsen met mijn trui erin hangen. Boven op een trap die toch al niet al te stabiel in de aarde van de border stond, was dat geen goed gevoel. Moest ik gaan schreeuwen om hulp? Maar naar wie? Iedereen zat lekker binnen. De avond kon al zijn gevallen, voordat men me hoorde of me miste. Door voorzichtig wrikken, probeerde ik me los te werken uit de haagbeuk. Ik werd door de rondspattende druppels alleen nog maar natter. Ik betrapte me erop dat ik “Have you ever been lonely, have you ever been blue” neuriede, een oud liedje van onder meer Slim Whitman. In de film Mars Attacks vormen de liedjes van hem de enige manier om wereldheerschappij door de Martianen te voorkomen. Tegen alles zijn ze bestand, behalve tegen Slim Whitman. Voor mij ging het meer om de tekst zelf. En om het feit dat Slim Whitman de echte naamgever van een narcis is, die op het internet ten onrechte Slim White Man werd genoemd. Het is lang zoeken daarnaar als de bol in werkelijkheid Slim Whitman heet. Het is ook lang proberen uit een struik los te komen waar je op diverse plaatsen met je trui in bent blijven haken. Losscheuren was de enige oplossing. Tuinieren blijft je wil opleggen aan de natuur, maar de natuur blijft terugvechten.

© 2004 Theo Capel meer Theo Capel - meer "In de tuin"
Bezigheden > In de tuin
Nu het weer zo lelijk is Theo Capel
0105 Nu het weer ...Het was een zondagmiddag om een beker warme chocolademelk met kleine teugjes uit te drinken en tussendoor gestaag een speculaaspop naar binnen te werken. Buiten was klassiek Sinterklaasweer. Midden op de dag was het nog steeds grauw en er hing een nevel die niet veel later overging in een miezerige motregen, waarvan je veel eerder dan je zou denken toch doornat werd. Dat kon ik weten, want ik was buiten bezig een kleine honderdvijftig bloembollen te planten. Met de hand het slijmerig geworden afgevallen blad opzij vegen om wat ruimte te scheppen tussen de vaste planten en vervolgens met de bollenplanter een kolommetje aarde uitsteken. Bol erin, aarde weer terug en het volgende plekje vrijmaken. Het ergste wat je bij zo'n karweitje in de late herfst kan overkomen, is het vastpakken van een verse kattendrol die je per ongeluk aanziet voor een rottend stuk tak. Liever nog tref ik een half vergaan, dood vogeltje aan. Het gevoel van de drol en vooral de geur lijken ondanks veel handwassingen nog dagen aan te houden. Gelukkig weten katten uit de buurt dat ze in onze tuin niet welkom zijn, maar vanwege hun zeer beperkte intelligentie moet je dat wel keer op keer uitdragen.

Het bollen planten verliep echter ongestoord, als je de nattigheid die langzaam door mijn tuinkleren drong even niet meerekende. Het is een van de geheimen van het leven waarom het door de week droog is en dan - op de enige dag dat je echt tijd voor de tuin hebt - op zondag het opeens pestweer is. Dat het buiten niet echt leuk was, bevestigde de hond van de buren die half jankend en half blaffend aangaf dat hij naar binnen wou. Toen hij mij achter de schutting diverse malen achter elkaar hoorde niezen, begon hij alleen maar harder te janken. Het begon zo een wedstrijd te worden wie het meeste leed.

Na de bollen wou ik ook nog de heg van haagbeuk snoeien. Nu het grootste deel van het blad er af was, had ik een beter zicht op welke takken te veel, te krom, te hoog of anderszins ongewenst waren. Maar eerst was het nog tijd om zorgelijk naar mijn aucuba te kijken, de gewone groene vorm. Een van de hoofdtakken was geheel zwart geworden en de bladeren eraan waren ook geheel zwart verwelkt. Necrosis noemen de deskundigen het, of wel gewoon afsterven. De aucuba japonica staat bekend als een ijzersterke struik met mooi glimmende, groene bladeren - als je tenminste de meer bekende geel gevlekte Variegata links laat liggen. Die van mij die net flink in de groei was, had last van kroonrot gekregen. Een schimmel - sclerotium rolfsii - zou de oorzaak zijn. De ene plant kan er tegen en de andere rot weg. Schimmels zelf zijn in een tuin nauwelijks te vermijden. Ik was toch al enigszins bezorgd om de struik, omdat hij niet leek te accorderen met de grote hulststruik ernaast. Tussen beide struiken is een kloof ontstaan. De aucuba groeide lustig aan de ene kant uit, maar aan de kant van de hulst blijft hij schichtig. De afgestorven tak knipte ik eruit en nu maar hopen dat de kale plek midden in de struik in de lente door uitgroei van andere takken aan het zicht wordt ontnomen. En ook hopen dat de schimmel zich tevreden stelt met een deel van de struik. Op het internet vond ik later een artikel van de Universiteit van Iowa dat mijn zorgen over deze dodelijke schimmel nog vergrootte. Meer dan 200 vaste planten zouden ervoor bevattelijk zijn. Gelukkig is er een chemisch bestrijdingsmiddel (met voor de kenners PCNB als bestandmiddel) op de markt. Dat levert weer meteen de vraag op hoe ver je met bestrijding moet gaan.

Ik verdrong mijn zorgen voor de aucuba en gaf mijn aandacht en snoeikracht aan de haagbeuk. Dat viel ook al niet echt mee. Een uitgestoken oog door terugzwiepende takken was een van de gevaren en het afknippen van een eigen vinger die je in de wirwar voor een twijg aanziet een ander. De regen liep in mijn ogen en toen ik me uit een struik wou wringen bleef ik op meerdere plaatsen met mijn trui erin hangen. Boven op een trap die toch al niet al te stabiel in de aarde van de border stond, was dat geen goed gevoel. Moest ik gaan schreeuwen om hulp? Maar naar wie? Iedereen zat lekker binnen. De avond kon al zijn gevallen, voordat men me hoorde of me miste. Door voorzichtig wrikken, probeerde ik me los te werken uit de haagbeuk. Ik werd door de rondspattende druppels alleen nog maar natter. Ik betrapte me erop dat ik “Have you ever been lonely, have you ever been blue” neuriede, een oud liedje van onder meer Slim Whitman. In de film Mars Attacks vormen de liedjes van hem de enige manier om wereldheerschappij door de Martianen te voorkomen. Tegen alles zijn ze bestand, behalve tegen Slim Whitman. Voor mij ging het meer om de tekst zelf. En om het feit dat Slim Whitman de echte naamgever van een narcis is, die op het internet ten onrechte Slim White Man werd genoemd. Het is lang zoeken daarnaar als de bol in werkelijkheid Slim Whitman heet. Het is ook lang proberen uit een struik los te komen waar je op diverse plaatsen met je trui in bent blijven haken. Losscheuren was de enige oplossing. Tuinieren blijft je wil opleggen aan de natuur, maar de natuur blijft terugvechten.
© 2004 Theo Capel
powered by CJ2