archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Bolivia: energie of ecologie? (1) Hans Meijer

1418BS LamparesHet valt niet te ontkennen. Wij zijn allemaal verslaafd aan elektrische energie. Zonder elektrische energie geen verlichting, geen koelkast, geen mobiele telefoon, geen televisie, geen elektrische auto’s, geen wat al niet. Wij weten niet beter dan dat we vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week over elektrische energie kunnen beschikken in de hoeveelheid die we op dat moment nodig hebben en het is eigenlijk vreemd dat we dit gewoon vinden.

Het is een blijk van het menselijk vernuft dat we in de tweehonderd jaar sinds de dagen van de Italiaan Alessandro Volta (1745-1827), de Fransman André-Marie Ampére (1775-1836) en de Engelsman Michael Faraday (1791-1867) de wereld omspannen hebben met een fijnmazig netwerk van koper- en aluminiumdraden, waarlangs we elektrische energie transporteren vanaf de punten waar het opgewekt wordt naar de punten waar we het nodig hebben. Twee andere in dit verband relevante namen zijn die van de Amerikaan Thomas Alva Edison (1847-1931) en de Serviër Nikola Tesla (1856-1943). Aan dit netwerk van wetenschappers is het te danken dat wij vandaag de dag over elektrische energie kunnen beschikken.

Vaak wordt beweerd dat elektrische energie schone energie is. Inderdaad, een elektrische lamp walmt niet en een elektrische auto stoot geen schadelijke gassen uit, maar de adder onder het elektrische gras is dat deze energie meestal allesbehalve schoon is. In Nederland wordt namelijk het leeuwendeel van de elektrische energie opgewekt door het verbranden van kolen, olie en gas, klik hier. Wind-, water- en zonne-energie tellen pas sinds kort enigszins mee.

Ik wil in dit verband even de schone elektrische energie die we met kernfusie op kunnen wekken aanstippen. Toen ik in de jaren zeventig op de TU Eindhoven studeerde vertelde professor Leo Rietjens, die een expert was op het gebied van kernfusie, ons dat het nog zo’n veertig jaar zou duren voordat we over deze goedkope, onbeperkte en schone vorm van energie zouden beschikken. Inmiddels zijn we veertig jaar verder en blijkt ook de kernfusie belofte veertig jaar naar de toekomst verschoven te zijn. Ooit zal het ervan komen maar nu nog niet.

De elektrische energiebalans van Bolivia is vergeleken met die van Nederland simpel: zo’n 74% is afkomstig uit gascentrales, zo’n 24% uit waterkrachtcentrales en 2% uit bronnen als zon- en windenergie. Op afgelegen plekken, zoals in het Amazone gebied, is men aangewezen op dieselaggregaten. In Bolivia staat voor zo’n 1900 MW (megawatt; mega is miljoen) aan vermogen opgesteld terwijl het piekverbruik ongeveer 1500 MW is. Ruim 90% van de huishoudens is inmiddels aangesloten op het elektrische energienetwerk. De beschikbaarheid van dit netwerk is vrij hoog. Al met al voor een derde wereldland een prima resultaat.

Als het aan de Boliviaanse regering ligt zal bovenstaand plaatje in de komende acht jaar drastisch veranderen. Er wordt gewerkt aan zeven nieuwe waterkrachtcentrales, met een capaciteit van in totaal 1100 MW die een investering van U$ 2500 miljoen vereisen en er liggen plannen op de plank voor nog eens eenentwintig waterkrachtcentrales, met een capaciteit van in totaal 9300 MW. Deze elektrische energie is bestemd voor de buurlanden Brazilië en Argentinië. Dit alles onder het officiële motto: ‘Bolivia, Energie Centrum van Zuid-Amerika!’ Een uitstekend klinkend maar enigszins dubieus motto omdat Bolivia momenteel slechts één procent van de totale elektrische energie genereert van de zes betrokken landen.

Sommige maar niet alle waterkrachtcentrales zijn omstreden. Onomstreden zijn onder meer de zeven centrales die in cascade gebouwd worden bij het Corani stuwmeer (in totaal 535 MW waarvan 147 MW operationeel), de centrale bij het Misicuni stuwmeer (bijna operationeel 120 MW) en kleine waterkrachtcentrales zoals Kanata (operationeel 8 MW) in de vallei van Cochabamba. Deze waterkrachtcentrales zijn of worden in ecologisch niet kwetsbare gebieden hoog in het Andes gebergte gebouwd. De bezwaren van ecologisten als Pablo Solón gelden met name de beoogde centrales in het Amazone gebied zoals El Bala-Chepete (425 + 3250 MW), Cachuela Esperanza (990 MW) en Río Madera (3000 MW). Deze waterkrachtcentrales impliceren even zovele aanslagen op de fragiele ecologie van het Amazone woud.

Een ander punt van gerede twijfel is de financiële onderbouwing van deze mega-projecten die geweldige aanslagen op de financiële reserves van Bolivia met zich meebrengen. De beoogde financiers voor genoemde projecten zijn China en Brazilië. Beide landen zijn gewoon hun medewerking van een ‘eisenpakket’ te voorzien. China eist gewoonlijk, in ruil voor leningen, dat de opdrachten voor de projecten naar Chinese bedrijven gaan. En Brazilië zal in ruil voor haar leningen eisen dat vrijwel alle opgewekte elektrische energie voor haar bestemd is. Commercieel gezien is een en ander voor Bolivia bepaald ongunstig. Over dit laatste kan Paraguay, dat samen met Brazilië de grootste waterkrachtcentrale ter wereld de Itaipu bouwde, meepraten. Voor Brazilië is het verder prettig dat ze enkele waterkrachtcentrales kan uitbesteden aan Bolivia, want in eigen land is er sprake van een forse tegenbeweging, zoals rondom het Tapajós-complex. Met het oog hierop zou Bolivia er verstandig aan doen om de gebieden waar de waterkrachtcentrales gebouwd moeten gaan worden aan Brazilië te leasen en de bouw aan dat land over te laten. Deze aanpak garandeert Bolivia een vast bedrag aan inkomsten per jaar en beperkt in hoge mate de financiële risico´s. Een andere vraag betreft het ontwerp dat bij de Boliviaanse mega-projecten toegepast gaat worden. Worden het hoge dammen en grote stuwmeren, zoals op dit moment het geval lijkt bij El Chepete (156 meter; 679 vierkante kilometer), of ‘run of the river’ ontwerpen zoals Belo Monte, Jirau en San Antônio in Brazilië. Het type ontwerp heeft grote invloed op de ecologische impact van deze projecten.

Een blik op de inkomsten en uitgaven van de Boliviaanse staat leert dat, nu de zeven vette jaren voorbij zijn en we de zeven magere jaren al aan den lijve beginnen te voelen, er geld in het laatje moet komen. De inkomsten uit de export van gas naar Brazilië en Argentinië vertonen een dalende lijn. Op termijn lijkt de enige zekere inkomstenbron de export van elektrische energie, want is het niet zo dat de wereld verslaafd is aan meer en meer elektrische energie.

Stel u bent president van Bolivia. Wie zou u redden: Bolivia of het Amazone woud? Bagatelliseert u, net als uw vicepresident, de gevolgen van de constructie van de El Bala-Chepete waterkrachtcentrale voor het Amazone woud door op te merken dat het slechts om een fractie van dit enorme gebied gaat? Of onderschrijft u het argument van de ecologisten dat als we het Amazone woud niet redden ook Bolivia uiteindelijk ten onder zal gaan?

(wordt vervolgd)
------------------
De foto van de Fabrimaq zonnelamp, El Alto, Bolivia, is van de schrijver.


© 2017 Hans Meijer meer Hans Meijer - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Bolivia: energie of ecologie? (1) Hans Meijer
1418BS LamparesHet valt niet te ontkennen. Wij zijn allemaal verslaafd aan elektrische energie. Zonder elektrische energie geen verlichting, geen koelkast, geen mobiele telefoon, geen televisie, geen elektrische auto’s, geen wat al niet. Wij weten niet beter dan dat we vierentwintig uur per dag en zeven dagen in de week over elektrische energie kunnen beschikken in de hoeveelheid die we op dat moment nodig hebben en het is eigenlijk vreemd dat we dit gewoon vinden.

Het is een blijk van het menselijk vernuft dat we in de tweehonderd jaar sinds de dagen van de Italiaan Alessandro Volta (1745-1827), de Fransman André-Marie Ampére (1775-1836) en de Engelsman Michael Faraday (1791-1867) de wereld omspannen hebben met een fijnmazig netwerk van koper- en aluminiumdraden, waarlangs we elektrische energie transporteren vanaf de punten waar het opgewekt wordt naar de punten waar we het nodig hebben. Twee andere in dit verband relevante namen zijn die van de Amerikaan Thomas Alva Edison (1847-1931) en de Serviër Nikola Tesla (1856-1943). Aan dit netwerk van wetenschappers is het te danken dat wij vandaag de dag over elektrische energie kunnen beschikken.

Vaak wordt beweerd dat elektrische energie schone energie is. Inderdaad, een elektrische lamp walmt niet en een elektrische auto stoot geen schadelijke gassen uit, maar de adder onder het elektrische gras is dat deze energie meestal allesbehalve schoon is. In Nederland wordt namelijk het leeuwendeel van de elektrische energie opgewekt door het verbranden van kolen, olie en gas, klik hier. Wind-, water- en zonne-energie tellen pas sinds kort enigszins mee.

Ik wil in dit verband even de schone elektrische energie die we met kernfusie op kunnen wekken aanstippen. Toen ik in de jaren zeventig op de TU Eindhoven studeerde vertelde professor Leo Rietjens, die een expert was op het gebied van kernfusie, ons dat het nog zo’n veertig jaar zou duren voordat we over deze goedkope, onbeperkte en schone vorm van energie zouden beschikken. Inmiddels zijn we veertig jaar verder en blijkt ook de kernfusie belofte veertig jaar naar de toekomst verschoven te zijn. Ooit zal het ervan komen maar nu nog niet.

De elektrische energiebalans van Bolivia is vergeleken met die van Nederland simpel: zo’n 74% is afkomstig uit gascentrales, zo’n 24% uit waterkrachtcentrales en 2% uit bronnen als zon- en windenergie. Op afgelegen plekken, zoals in het Amazone gebied, is men aangewezen op dieselaggregaten. In Bolivia staat voor zo’n 1900 MW (megawatt; mega is miljoen) aan vermogen opgesteld terwijl het piekverbruik ongeveer 1500 MW is. Ruim 90% van de huishoudens is inmiddels aangesloten op het elektrische energienetwerk. De beschikbaarheid van dit netwerk is vrij hoog. Al met al voor een derde wereldland een prima resultaat.

Als het aan de Boliviaanse regering ligt zal bovenstaand plaatje in de komende acht jaar drastisch veranderen. Er wordt gewerkt aan zeven nieuwe waterkrachtcentrales, met een capaciteit van in totaal 1100 MW die een investering van U$ 2500 miljoen vereisen en er liggen plannen op de plank voor nog eens eenentwintig waterkrachtcentrales, met een capaciteit van in totaal 9300 MW. Deze elektrische energie is bestemd voor de buurlanden Brazilië en Argentinië. Dit alles onder het officiële motto: ‘Bolivia, Energie Centrum van Zuid-Amerika!’ Een uitstekend klinkend maar enigszins dubieus motto omdat Bolivia momenteel slechts één procent van de totale elektrische energie genereert van de zes betrokken landen.

Sommige maar niet alle waterkrachtcentrales zijn omstreden. Onomstreden zijn onder meer de zeven centrales die in cascade gebouwd worden bij het Corani stuwmeer (in totaal 535 MW waarvan 147 MW operationeel), de centrale bij het Misicuni stuwmeer (bijna operationeel 120 MW) en kleine waterkrachtcentrales zoals Kanata (operationeel 8 MW) in de vallei van Cochabamba. Deze waterkrachtcentrales zijn of worden in ecologisch niet kwetsbare gebieden hoog in het Andes gebergte gebouwd. De bezwaren van ecologisten als Pablo Solón gelden met name de beoogde centrales in het Amazone gebied zoals El Bala-Chepete (425 + 3250 MW), Cachuela Esperanza (990 MW) en Río Madera (3000 MW). Deze waterkrachtcentrales impliceren even zovele aanslagen op de fragiele ecologie van het Amazone woud.

Een ander punt van gerede twijfel is de financiële onderbouwing van deze mega-projecten die geweldige aanslagen op de financiële reserves van Bolivia met zich meebrengen. De beoogde financiers voor genoemde projecten zijn China en Brazilië. Beide landen zijn gewoon hun medewerking van een ‘eisenpakket’ te voorzien. China eist gewoonlijk, in ruil voor leningen, dat de opdrachten voor de projecten naar Chinese bedrijven gaan. En Brazilië zal in ruil voor haar leningen eisen dat vrijwel alle opgewekte elektrische energie voor haar bestemd is. Commercieel gezien is een en ander voor Bolivia bepaald ongunstig. Over dit laatste kan Paraguay, dat samen met Brazilië de grootste waterkrachtcentrale ter wereld de Itaipu bouwde, meepraten. Voor Brazilië is het verder prettig dat ze enkele waterkrachtcentrales kan uitbesteden aan Bolivia, want in eigen land is er sprake van een forse tegenbeweging, zoals rondom het Tapajós-complex. Met het oog hierop zou Bolivia er verstandig aan doen om de gebieden waar de waterkrachtcentrales gebouwd moeten gaan worden aan Brazilië te leasen en de bouw aan dat land over te laten. Deze aanpak garandeert Bolivia een vast bedrag aan inkomsten per jaar en beperkt in hoge mate de financiële risico´s. Een andere vraag betreft het ontwerp dat bij de Boliviaanse mega-projecten toegepast gaat worden. Worden het hoge dammen en grote stuwmeren, zoals op dit moment het geval lijkt bij El Chepete (156 meter; 679 vierkante kilometer), of ‘run of the river’ ontwerpen zoals Belo Monte, Jirau en San Antônio in Brazilië. Het type ontwerp heeft grote invloed op de ecologische impact van deze projecten.

Een blik op de inkomsten en uitgaven van de Boliviaanse staat leert dat, nu de zeven vette jaren voorbij zijn en we de zeven magere jaren al aan den lijve beginnen te voelen, er geld in het laatje moet komen. De inkomsten uit de export van gas naar Brazilië en Argentinië vertonen een dalende lijn. Op termijn lijkt de enige zekere inkomstenbron de export van elektrische energie, want is het niet zo dat de wereld verslaafd is aan meer en meer elektrische energie.

Stel u bent president van Bolivia. Wie zou u redden: Bolivia of het Amazone woud? Bagatelliseert u, net als uw vicepresident, de gevolgen van de constructie van de El Bala-Chepete waterkrachtcentrale voor het Amazone woud door op te merken dat het slechts om een fractie van dit enorme gebied gaat? Of onderschrijft u het argument van de ecologisten dat als we het Amazone woud niet redden ook Bolivia uiteindelijk ten onder zal gaan?

(wordt vervolgd)
------------------
De foto van de Fabrimaq zonnelamp, El Alto, Bolivia, is van de schrijver.
© 2017 Hans Meijer
powered by CJ2