archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Brief uit ... delen printen terug
Middelburg dronk Willem Minderhout

1011BS Overgrootmoeder
Mijn eerste schreden in de Horeca zette ik tussen mijn zestiende en achttiende jaar in de mooie stad Middelburg. Toen mocht dat nog. Ik beweer niet dat het mijn nogal grillige middelbare schoolcarrière ten goede is gekomen, maar – zo is mijn stellige overtuiging – wel mijn vorming als mens.

Waarschijnlijk ben ik erfelijk belast. Genetisch gezien leven er voor 25% Westkappelse kroegbaas-genen in mij voort. Mijn oma van vaders kant is in een café geboren: Het Bredasche Veerhuis op de Turfkaai. Mijn overgrootouders, het echtpaar Joosse-Minderhoud, kwamen uit Westkapelle. Overgrootvader Joosse is echter niet zo oud geworden, waarop de weduwe Minderhoud in het huwelijk trad mat ene Simonse. Meneer Simonse bleek echter vooral zichzelf vol te tappen. Over deze zwarte bladzijde in de familiegeschiedenis weet ik niet al te veel, maar dit bleef een zwarte schaduw over de familieverhoudingen werpen. Zoon Kees (een Joosse) schijnt die Simonse de deur uitgeschopt te hebben. Hoewel de halfbroers en zusters hun leven lang een goede, soms zelfs zeer goede, relatie hebben behouden, bleef het voor de twee meisjes en de zoon uit het huwelijk met Simonse, waarvan er nog een in leven is, een pijnlijke herinnering.

De Joosses uit Westkapelle waren landbouwers. Toen ik een jaar of acht was ging de laatste boer Joosse kinderloos dood en moest de familie beslissen wat er met zijn land moest gebeuren. Ik werd daar uiteraard buitengelaten, maar waar nu de recreatiebungalows aan de ‘Joossesweg’ in Westkapelle staan verbouwden mijn voorouders ooit hun ‘erpels, juun en sukerpeeën’. Blijkbaar was voor veel Westkappelaars een bestaan als kroegbaas in Middelburg aantrekkelijker dan boer. Van mijn vader weet ik dat er meer familieleden in de horeca zaten. ‘'t Sincken Tooghje' zou ooit in de familie gezeten hebben en in het fietsenhok van het gymnasium in de Latijnse Schoolstraat dat ik een aantal jaar bezocht zou ook ooit een familielid een kroeg gedreven hebben. De gymnasiasten zouden deze voorvader met de bijnaam ‘Socrates’ opgezadeld hebben omdat hij zo lelijk was.

Deze vage familiemythes kan ik sinds een aantal jaren allemaal verifiëren dankzij het fantastische project ‘Middelburg Dronk’. ’t Sincken Tooghje’ zat niet bij de Joosses, maar bij de Minderhouden. Ene Willem Minderhoud ('Willem van Kees van Noute', een typische Westkappelse bijnaam), die gehuwd was met Maatje Verhulst ('Moo van Bram') drijft vanaf 1898 deze roemruchte tent. Mijn oma, Maatje Minderhout-Joosse, is wellicht naar ‘Moo van Bram’ vernoemd. ‘Het ruwhouten blad van de tapkast, dat altijd nat en doortrokken van vocht was, werd voorzien van een zinken blad, waarmee de zaak in de volksmond, en later officieel, de naam 'Tsienkuntoogje' en nog later de Zinken Bak kreeg.’ Ik ging regelmatig naar ‘de zinken bak’ – ook wel abusievelijk maar niet ten onrechte ‘het zinkend oogje’ genoemd. Ik had destijds geen idee dat de tent bijna veertig jaar door een familielid met bijna dezelfde naam als ik was gedreven.

Ook het raadsel van de Latijnse Schoolstraat heb ik ontrafeld dankzij ‘Middelburg Dronk’. Hier dreef ene Piet Minderhoud tijdens de oorlog café Het Centrum nadat zijn café, op wat nu ‘Plein 40-45’ is, was gebombardeerd. ‘Het Centrum’ bestond nog toen ik mijn eerste kennismaking met het uitgaansleven maakte. Het was een kroeg waar de stoep bezaaid was met Zundapps, de brommer van de ‘boeren’. Daar kwam je niet als stadsjongen.

Wij gingen naar de jongerencentra ‘De Beuk’ op de Herengracht, een relict uit de Provadija-tijd waar Caroline Visser, met wier zus ik ooit in de klas zat, mooie verhalen heeft geschreven, en naar Midgard op het Damplein, waar ik vrijwilliger was als barman en organisator van ‘politieke bijeenkomsten’. Het waren spannende tijden: Vietnam, de neutronenbom, Angola en Mozambique, de val van de dictatuur in Spanje en Portugal. Ik haalde allerlei figuren naar ons jongerencentrum en als ze de laatste trein misten nam ik ze mee naar huis. Mijn ouders zaten dan ’s ochtends ineens met iemand als oud-Spanjestrijder Piet Laros aan het ontbijt.

Onze stamkroegen waren Het Hof van Zeeland en – vooral - De Poort. Dat café werd gedreven door Gerard en Amy van Driel. Gerard en Amy namen het niet zo nauw met de fiscus en ze liepen uiteindelijk tegen de lamp. Ze zijn toen naar Australië gevlucht waar Gerard zou zijn verdronken. Er gaan echter hardnekkige geruchten dat Gerard nog leeft.

In die tijd woonde ik al niet meer in Middelburg. De laatste keer dat ik Gerard sprak was vlak na mijn eindexamen. Ik zat met Jeroen, een vriend waar ik toen vrij veel mee optrok, aan de bar. We hadden het plan opgevat om druiven te gaan plukken en vroegen aan Gerard waar de beste wijn vandaan kwam. ‘Dan moet je naar Bordeaux’ zei Gerard en dat hebben we toen maar gedaan. We liftten naar de Medoc en kwamen bij het Chateau van Baron Philippe de Rothschild in Pauillac terecht waar de Mouton Cadet vandaan komt, maar dat is een ander verhaal.

Als Hagenaar ben ik, hoewel ik nog regelmatig in het Zeeuwse verblijf, het zicht op de Middelburgse horeca kwijtgeraakt. Wel kwam ik ooit de voormalige barman van nachtkroeg ‘t Pakhuis’ tegen als ober in de poffertjeskraam op het Malieveld. Alleen koffiehuis 'Sint John' in de Sint Janstraat sla ik nooit over als ik weer eens door Middelburg zwerf. Op hun terras op de Vismarkt een yoghurtijsje eten is een van de mooiste genoegens des levens. En dan is de cirkel weer rond want op de Vismarkt speelde mijn oma als kind. Het cafe op de Turfkaai bevindt zich om de hoek.
 
Door ‘Middelburg Dronk’ is mijn Middelburgse kroegleven en dat van mijn voorouders weer helemaal tot leven gekomen. Ik wens iedere stad zo’n project toe. ‘Den Haag dronk’ lijkt me geweldig. Wie pakt de handschoen op?

 
***************************************************
Op de foto: mijn overgrootmoeder de weduwe Joosse-Minderhoud, uitbaatster van het Bredasche Veerhuis. De kinderen zijn door mijn vader geidentificeerd als haar kleinkinderen Kees en Joop van  Dixhoorn. Kinderen van mijn tante Nel Joosse die was getrouwd met een bakker in Bergen op Zoom.  


© 2013 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Brief uit ..." -
Beschouwingen > Brief uit ...
Middelburg dronk Willem Minderhout
1011BS Overgrootmoeder
Mijn eerste schreden in de Horeca zette ik tussen mijn zestiende en achttiende jaar in de mooie stad Middelburg. Toen mocht dat nog. Ik beweer niet dat het mijn nogal grillige middelbare schoolcarrière ten goede is gekomen, maar – zo is mijn stellige overtuiging – wel mijn vorming als mens.

Waarschijnlijk ben ik erfelijk belast. Genetisch gezien leven er voor 25% Westkappelse kroegbaas-genen in mij voort. Mijn oma van vaders kant is in een café geboren: Het Bredasche Veerhuis op de Turfkaai. Mijn overgrootouders, het echtpaar Joosse-Minderhoud, kwamen uit Westkapelle. Overgrootvader Joosse is echter niet zo oud geworden, waarop de weduwe Minderhoud in het huwelijk trad mat ene Simonse. Meneer Simonse bleek echter vooral zichzelf vol te tappen. Over deze zwarte bladzijde in de familiegeschiedenis weet ik niet al te veel, maar dit bleef een zwarte schaduw over de familieverhoudingen werpen. Zoon Kees (een Joosse) schijnt die Simonse de deur uitgeschopt te hebben. Hoewel de halfbroers en zusters hun leven lang een goede, soms zelfs zeer goede, relatie hebben behouden, bleef het voor de twee meisjes en de zoon uit het huwelijk met Simonse, waarvan er nog een in leven is, een pijnlijke herinnering.

De Joosses uit Westkapelle waren landbouwers. Toen ik een jaar of acht was ging de laatste boer Joosse kinderloos dood en moest de familie beslissen wat er met zijn land moest gebeuren. Ik werd daar uiteraard buitengelaten, maar waar nu de recreatiebungalows aan de ‘Joossesweg’ in Westkapelle staan verbouwden mijn voorouders ooit hun ‘erpels, juun en sukerpeeën’. Blijkbaar was voor veel Westkappelaars een bestaan als kroegbaas in Middelburg aantrekkelijker dan boer. Van mijn vader weet ik dat er meer familieleden in de horeca zaten. ‘'t Sincken Tooghje' zou ooit in de familie gezeten hebben en in het fietsenhok van het gymnasium in de Latijnse Schoolstraat dat ik een aantal jaar bezocht zou ook ooit een familielid een kroeg gedreven hebben. De gymnasiasten zouden deze voorvader met de bijnaam ‘Socrates’ opgezadeld hebben omdat hij zo lelijk was.

Deze vage familiemythes kan ik sinds een aantal jaren allemaal verifiëren dankzij het fantastische project ‘Middelburg Dronk’. ’t Sincken Tooghje’ zat niet bij de Joosses, maar bij de Minderhouden. Ene Willem Minderhoud ('Willem van Kees van Noute', een typische Westkappelse bijnaam), die gehuwd was met Maatje Verhulst ('Moo van Bram') drijft vanaf 1898 deze roemruchte tent. Mijn oma, Maatje Minderhout-Joosse, is wellicht naar ‘Moo van Bram’ vernoemd. ‘Het ruwhouten blad van de tapkast, dat altijd nat en doortrokken van vocht was, werd voorzien van een zinken blad, waarmee de zaak in de volksmond, en later officieel, de naam 'Tsienkuntoogje' en nog later de Zinken Bak kreeg.’ Ik ging regelmatig naar ‘de zinken bak’ – ook wel abusievelijk maar niet ten onrechte ‘het zinkend oogje’ genoemd. Ik had destijds geen idee dat de tent bijna veertig jaar door een familielid met bijna dezelfde naam als ik was gedreven.

Ook het raadsel van de Latijnse Schoolstraat heb ik ontrafeld dankzij ‘Middelburg Dronk’. Hier dreef ene Piet Minderhoud tijdens de oorlog café Het Centrum nadat zijn café, op wat nu ‘Plein 40-45’ is, was gebombardeerd. ‘Het Centrum’ bestond nog toen ik mijn eerste kennismaking met het uitgaansleven maakte. Het was een kroeg waar de stoep bezaaid was met Zundapps, de brommer van de ‘boeren’. Daar kwam je niet als stadsjongen.

Wij gingen naar de jongerencentra ‘De Beuk’ op de Herengracht, een relict uit de Provadija-tijd waar Caroline Visser, met wier zus ik ooit in de klas zat, mooie verhalen heeft geschreven, en naar Midgard op het Damplein, waar ik vrijwilliger was als barman en organisator van ‘politieke bijeenkomsten’. Het waren spannende tijden: Vietnam, de neutronenbom, Angola en Mozambique, de val van de dictatuur in Spanje en Portugal. Ik haalde allerlei figuren naar ons jongerencentrum en als ze de laatste trein misten nam ik ze mee naar huis. Mijn ouders zaten dan ’s ochtends ineens met iemand als oud-Spanjestrijder Piet Laros aan het ontbijt.

Onze stamkroegen waren Het Hof van Zeeland en – vooral - De Poort. Dat café werd gedreven door Gerard en Amy van Driel. Gerard en Amy namen het niet zo nauw met de fiscus en ze liepen uiteindelijk tegen de lamp. Ze zijn toen naar Australië gevlucht waar Gerard zou zijn verdronken. Er gaan echter hardnekkige geruchten dat Gerard nog leeft.

In die tijd woonde ik al niet meer in Middelburg. De laatste keer dat ik Gerard sprak was vlak na mijn eindexamen. Ik zat met Jeroen, een vriend waar ik toen vrij veel mee optrok, aan de bar. We hadden het plan opgevat om druiven te gaan plukken en vroegen aan Gerard waar de beste wijn vandaan kwam. ‘Dan moet je naar Bordeaux’ zei Gerard en dat hebben we toen maar gedaan. We liftten naar de Medoc en kwamen bij het Chateau van Baron Philippe de Rothschild in Pauillac terecht waar de Mouton Cadet vandaan komt, maar dat is een ander verhaal.

Als Hagenaar ben ik, hoewel ik nog regelmatig in het Zeeuwse verblijf, het zicht op de Middelburgse horeca kwijtgeraakt. Wel kwam ik ooit de voormalige barman van nachtkroeg ‘t Pakhuis’ tegen als ober in de poffertjeskraam op het Malieveld. Alleen koffiehuis 'Sint John' in de Sint Janstraat sla ik nooit over als ik weer eens door Middelburg zwerf. Op hun terras op de Vismarkt een yoghurtijsje eten is een van de mooiste genoegens des levens. En dan is de cirkel weer rond want op de Vismarkt speelde mijn oma als kind. Het cafe op de Turfkaai bevindt zich om de hoek.
 
Door ‘Middelburg Dronk’ is mijn Middelburgse kroegleven en dat van mijn voorouders weer helemaal tot leven gekomen. Ik wens iedere stad zo’n project toe. ‘Den Haag dronk’ lijkt me geweldig. Wie pakt de handschoen op?

 
***************************************************
Op de foto: mijn overgrootmoeder de weduwe Joosse-Minderhoud, uitbaatster van het Bredasche Veerhuis. De kinderen zijn door mijn vader geidentificeerd als haar kleinkinderen Kees en Joop van  Dixhoorn. Kinderen van mijn tante Nel Joosse die was getrouwd met een bakker in Bergen op Zoom.  
© 2013 Willem Minderhout
powered by CJ2