archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Achter zonwerend glas delen printen terug
De wijze vlieg Gerbrand Muller

1116BZ KantoorVooral na het middaguur dringt de slaap zich op. Koffie helpt niet. Daar heb ik ’s ochtends al een half dozijn koppen van gedronken. De slaap kringelt om me heen, kriebelt in mijn keel, maakt mijn oogleden zwaar. Ik sper ze open, want ik mag onder geen beding in slaap vallen. De directeur kan elk ogenblik komen binnenwandelen, zogenaamd om een praatje te maken, maar waarschijnlijk toch eerder om te zien of wij nog wel netjes op onze plaats zitten en doen waarvoor we betaald worden. Ik kan me tenminste niet voorstellen wat voor plezier een praatje met ons hem zou kunnen verschaffen.

Wij hebben nog een ouderwetse directeur, onberispelijk in het pak, vulpenridder, heeft nog geen toets van een schrijfmachine aangeraakt, laat staan van een computer. De tijd lijkt hem te hebben ingehaald, maar schijn bedriegt. Loopt in en uit bij de grote bankjongens, de bazen van internationals, ministers, weet wat er in de achterkamertjes wordt bekokstoofd, kent de ambities, de geheime agenda’s, de valkuilen, en maakt zich er vrolijk over. Onze directeur is een opgewekt man. Geniet met volle teugen van het leven, zo dwaas en zinloos als het is; juist dat dwaze en zinloze schijnt hem te vermaken.

Ik ben beducht voor hem, al heeft hij me altijd vriendelijk bejegend. In de loop der jaren heeft hij het ene na het andere disfunctionerende personeelslid weggewerkt, wij zitten nog op onze plaats, ik vraag me af waarom. Misschien omdat we hier nu eenmaal al heel lang zitten. Hoe lang weet ik niet eens meer, we zijn allang opgehouden de jaren te tellen, wij behoren tot het meubilair van de firma, zonder ons, systeembeheerders, zou de firma de firma niet meer zijn. En wij zijn geen gewone systeembeheerders: in opdracht van de directeur ontwerpen en bouwen wij een systeem zo ingenieus dat het Apple en Microsoft in het vervolg moet dwingen zich naar ons te voegen. Een vermetele onderneming die ver boven onze krachten gaat; de directeur weet dat, maar de uitdaging moet ons vleugels geven en ons helpen boven onszelf uit te stijgen.

Hoor ik daar zijn stem? Ik krimp ineen. Nog steeds. De stem heeft niets opmerkelijks, maar het is zijn stem. De stem van de directeur. De stem van de man die zou kunnen. Mij te verstaan zou kunnen geven dat ik de laatste tijd onder de maat presteer: hij heeft me voorlopig nog de hand boven het hoofd gehouden in de veronderstelling dat er sprake was van een tijdelijke inzinking, maar nu de kwaliteit én de kwantiteit van mijn prestaties een dalende lijn blijven vertonen wordt het tijd dat we samen gaan overleggen over een afvloeiingsregeling. Die zou kunnen zeggen wat hij in mijn ogen leest: onzekerheid, verwarring. Beide gevoelens voeren vaak de boventoon als hij een praatje met me maakt, zoals laatst toen hij het had over de filosofie die volgens hem de moderne mens niet meer op dezelfde manier kan troosten als Boëthius. Ik mompelde maar wat terug, want ik begreep eigenlijk nauwelijks wat hij bedoelde: meende hij dat Vrouwe Filosofie niet meer bij wijze van troost bij de moderne mens kan aankomen met een Goddelijk Eeuwig Zijn? (Er schuilt een filosoof in onze directeur, hij heeft De vertroosting van de filosofie waarschijnlijk gelezen en zich misschien wel afgevraagd in hoeverre dit boek hém nog zou kunnen troosten als hij in dezelfde benarde omstandigheden zou raken als Boëthius.) Of toen hij het grapje maakte over meten is weten… hoe was het ook weer, iets met kwanta en qualia, ja: de kwantumonderzoeker zou met zijn mond vol tanden staan als hij de qualia van de kwanta moest beschrijven, of was het omgekeerd…ik weet het niet meer.

Met een schok ga ik rechtop zitten. Sliep ik? Ik hoor de directeur. Nee… een bromvlieg. Maar hij kan elk ogenblik komen. Ik schraap waarschuwend mijn keel: de collega vóór me schrikt overeind, draait zich om en kijkt me schuldbewust aan. We grinniken en grijnzen. Ik klem mijn tanden op elkaar. De vijftig gepasseerd en als schooljongens bang betrapt te worden door de directeur als we even hebben toegegeven aan de slaap… Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Op onze leeftijd stel je je geen vragen meer. Waartoe zijn we op de wereld? Waarom bestaat de wereld? Waarom bestaat er iets en niet niets? Er is geen waarom. En iets en niets zijn verwarrende begrippen.

Vlieg, hou je kop. Je kan er niet uit, de ramen gaan niet open. Gij die hier binnentreedt, laat alle hoop varen. Je kan je alleen te pletter vliegen tegen het glas of tegen het plafond. Maar vlieg kan tegen een stootje. Vooruit, kom dan maar hier, dan help ik je naar de andere wereld.

Aj! Mijn hart slaat een slag over. Daar ligt de vlieg op mijn bureau… pootjes in de lucht, dood. De klap die zijn val heeft veroorzaakt galmt in mijn oren na. Alsof er in mijn hoofd een zware bronzen klok luidt. Requiem aeterna dona ei,  Domine. Maar dood? Zijn pootjes bewegen. Omzichtig kantel ik de vlieg met mijn wijsvinger om. Vooruit, kruip jij tijdens het allerlaatste stukje van je leven dan nog maar een beetje rond. Toe maar, ga alleen niet verder dan tot aan de rand. Zie, hij poetst zijn vleugels met zijn pootjes, de vleugeltjes gaan rechtop staan! Ho! Ik vouw mijn hand over het diertje heen. Vlieg, ik laat je niet zo maar gaan. Wij moeten eerst nog even samen praten. Want jij bent geen vlieg, jij bent de directeur. Ik zal je niet doden op voorwaarde dat je me iets vertelt. Iets van de dingen die je weet. Jij weet zoveel, jij weet alles. Vertel me waarom wij hier zitten. Waarom we op de wereld zijn. Waarom er iets is en niet niets. En als dat dwaze vragen zijn, leg me dan uit waarom. Vlieg, hoor je me? De vleugeltjes van de vlieg kietelen tegen mijn handpalm, hij wil me antwoorden, maar, ik begrijp het, niet zoveel vragen tegelijk. Hoe meer vragen hij zou beantwoorden, des te meer nieuwe er zouden rijzen, daarom moet ik me beperken tot één concrete vraag. Een vraag waarop maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk is. Mijn god, een vraag waarop maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk is, bestaan die wel?

Ik weet er een! Het mag misleidend zijn om onderscheid te maken tussen iets en niets, maar wij kunnen niet anders zolang in onze waarneembare wereld het een het ander uitsluit. Je stelt vast dat iets er is of dat het er niet is. Kunt u mij volgen vlieg? Neem me niet kwalijk dat ik lach, ik lach u niet uit, ik lach u toe. Eigenlijk weet ik niet waarom ik lach. U kent ongetwijfeld het onzekerheidsprincipe van Heisenberg. Dat houdt onder meer in dat het onmogelijk is de plaats en de impuls van een kwantumdeeltje tegelijkertijd vast te stellen. Hoe exacter je het ene meet, des te minder exact het andere. Ze zeggen wel, ‘meten is weten’, maar dat gaat hier dus niet op, want je kan er nooit achter komen op welke plaats een deeltje zich in werkelijkheid bevindt. Misschien is het deeltje in werkelijkheid wel nergens. Ja, dat lijkt me eigenlijk heel waarschijnlijk, sorry dat ik zo moet lachen, vraag me niet waarom, maar hier komt mijn vraag. Kunt u mij de formule geven waarmee dat wel kan? Ik bedoel een formule waarmee je alle plaatsen kunt vaststellen waarop zo’n deeltje zich kennelijk in het echt tegelijkertijd bevindt. Of niet bevindt, want misschien is het deeltje wel nergens en in dat geval zou je dus het niets meten. Ben ik duidelijk, en is dit een vraag waarop maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk is? Voor de laatste maal, neem me niet kwalijk dat ik zo moet lachen.

De vlieg heeft mijn vraag begrepen! Zijn vleugeltjes kietelen tegen mijn handpalm en daar verschijnt de formule al op mijn computerscherm:

xph/4п  waarbij

Ik schiet overeind. Met opengesperde ogen kijk ik om me heen. De vlieg bromt, petst tegen het raam. Ik heb geslapen. Even maar. Lang genoeg om te kunnen worden betrapt... Maar mijn collega’s hebben niets gemerkt. En de directeur heeft vanmiddag blijkbaar geen tijd voor ons, goddank. Maar de formule… weet ik die nog? Delta maal x maal delta maal p… Simpel, welke leerling met een beetje natuurkunde in zijn vakkenpakket kent die formule niet? Maar er stond nog iets: ‘waarbij…’ Waarbij wat? Het was zo eenvoudig… Maar ik weet het niet meer.

----------------------------------------------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl



© 2014 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "Achter zonwerend glas" -
Bezigheden > Achter zonwerend glas
De wijze vlieg Gerbrand Muller
1116BZ KantoorVooral na het middaguur dringt de slaap zich op. Koffie helpt niet. Daar heb ik ’s ochtends al een half dozijn koppen van gedronken. De slaap kringelt om me heen, kriebelt in mijn keel, maakt mijn oogleden zwaar. Ik sper ze open, want ik mag onder geen beding in slaap vallen. De directeur kan elk ogenblik komen binnenwandelen, zogenaamd om een praatje te maken, maar waarschijnlijk toch eerder om te zien of wij nog wel netjes op onze plaats zitten en doen waarvoor we betaald worden. Ik kan me tenminste niet voorstellen wat voor plezier een praatje met ons hem zou kunnen verschaffen.

Wij hebben nog een ouderwetse directeur, onberispelijk in het pak, vulpenridder, heeft nog geen toets van een schrijfmachine aangeraakt, laat staan van een computer. De tijd lijkt hem te hebben ingehaald, maar schijn bedriegt. Loopt in en uit bij de grote bankjongens, de bazen van internationals, ministers, weet wat er in de achterkamertjes wordt bekokstoofd, kent de ambities, de geheime agenda’s, de valkuilen, en maakt zich er vrolijk over. Onze directeur is een opgewekt man. Geniet met volle teugen van het leven, zo dwaas en zinloos als het is; juist dat dwaze en zinloze schijnt hem te vermaken.

Ik ben beducht voor hem, al heeft hij me altijd vriendelijk bejegend. In de loop der jaren heeft hij het ene na het andere disfunctionerende personeelslid weggewerkt, wij zitten nog op onze plaats, ik vraag me af waarom. Misschien omdat we hier nu eenmaal al heel lang zitten. Hoe lang weet ik niet eens meer, we zijn allang opgehouden de jaren te tellen, wij behoren tot het meubilair van de firma, zonder ons, systeembeheerders, zou de firma de firma niet meer zijn. En wij zijn geen gewone systeembeheerders: in opdracht van de directeur ontwerpen en bouwen wij een systeem zo ingenieus dat het Apple en Microsoft in het vervolg moet dwingen zich naar ons te voegen. Een vermetele onderneming die ver boven onze krachten gaat; de directeur weet dat, maar de uitdaging moet ons vleugels geven en ons helpen boven onszelf uit te stijgen.

Hoor ik daar zijn stem? Ik krimp ineen. Nog steeds. De stem heeft niets opmerkelijks, maar het is zijn stem. De stem van de directeur. De stem van de man die zou kunnen. Mij te verstaan zou kunnen geven dat ik de laatste tijd onder de maat presteer: hij heeft me voorlopig nog de hand boven het hoofd gehouden in de veronderstelling dat er sprake was van een tijdelijke inzinking, maar nu de kwaliteit én de kwantiteit van mijn prestaties een dalende lijn blijven vertonen wordt het tijd dat we samen gaan overleggen over een afvloeiingsregeling. Die zou kunnen zeggen wat hij in mijn ogen leest: onzekerheid, verwarring. Beide gevoelens voeren vaak de boventoon als hij een praatje met me maakt, zoals laatst toen hij het had over de filosofie die volgens hem de moderne mens niet meer op dezelfde manier kan troosten als Boëthius. Ik mompelde maar wat terug, want ik begreep eigenlijk nauwelijks wat hij bedoelde: meende hij dat Vrouwe Filosofie niet meer bij wijze van troost bij de moderne mens kan aankomen met een Goddelijk Eeuwig Zijn? (Er schuilt een filosoof in onze directeur, hij heeft De vertroosting van de filosofie waarschijnlijk gelezen en zich misschien wel afgevraagd in hoeverre dit boek hém nog zou kunnen troosten als hij in dezelfde benarde omstandigheden zou raken als Boëthius.) Of toen hij het grapje maakte over meten is weten… hoe was het ook weer, iets met kwanta en qualia, ja: de kwantumonderzoeker zou met zijn mond vol tanden staan als hij de qualia van de kwanta moest beschrijven, of was het omgekeerd…ik weet het niet meer.

Met een schok ga ik rechtop zitten. Sliep ik? Ik hoor de directeur. Nee… een bromvlieg. Maar hij kan elk ogenblik komen. Ik schraap waarschuwend mijn keel: de collega vóór me schrikt overeind, draait zich om en kijkt me schuldbewust aan. We grinniken en grijnzen. Ik klem mijn tanden op elkaar. De vijftig gepasseerd en als schooljongens bang betrapt te worden door de directeur als we even hebben toegegeven aan de slaap… Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Op onze leeftijd stel je je geen vragen meer. Waartoe zijn we op de wereld? Waarom bestaat de wereld? Waarom bestaat er iets en niet niets? Er is geen waarom. En iets en niets zijn verwarrende begrippen.

Vlieg, hou je kop. Je kan er niet uit, de ramen gaan niet open. Gij die hier binnentreedt, laat alle hoop varen. Je kan je alleen te pletter vliegen tegen het glas of tegen het plafond. Maar vlieg kan tegen een stootje. Vooruit, kom dan maar hier, dan help ik je naar de andere wereld.

Aj! Mijn hart slaat een slag over. Daar ligt de vlieg op mijn bureau… pootjes in de lucht, dood. De klap die zijn val heeft veroorzaakt galmt in mijn oren na. Alsof er in mijn hoofd een zware bronzen klok luidt. Requiem aeterna dona ei,  Domine. Maar dood? Zijn pootjes bewegen. Omzichtig kantel ik de vlieg met mijn wijsvinger om. Vooruit, kruip jij tijdens het allerlaatste stukje van je leven dan nog maar een beetje rond. Toe maar, ga alleen niet verder dan tot aan de rand. Zie, hij poetst zijn vleugels met zijn pootjes, de vleugeltjes gaan rechtop staan! Ho! Ik vouw mijn hand over het diertje heen. Vlieg, ik laat je niet zo maar gaan. Wij moeten eerst nog even samen praten. Want jij bent geen vlieg, jij bent de directeur. Ik zal je niet doden op voorwaarde dat je me iets vertelt. Iets van de dingen die je weet. Jij weet zoveel, jij weet alles. Vertel me waarom wij hier zitten. Waarom we op de wereld zijn. Waarom er iets is en niet niets. En als dat dwaze vragen zijn, leg me dan uit waarom. Vlieg, hoor je me? De vleugeltjes van de vlieg kietelen tegen mijn handpalm, hij wil me antwoorden, maar, ik begrijp het, niet zoveel vragen tegelijk. Hoe meer vragen hij zou beantwoorden, des te meer nieuwe er zouden rijzen, daarom moet ik me beperken tot één concrete vraag. Een vraag waarop maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk is. Mijn god, een vraag waarop maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk is, bestaan die wel?

Ik weet er een! Het mag misleidend zijn om onderscheid te maken tussen iets en niets, maar wij kunnen niet anders zolang in onze waarneembare wereld het een het ander uitsluit. Je stelt vast dat iets er is of dat het er niet is. Kunt u mij volgen vlieg? Neem me niet kwalijk dat ik lach, ik lach u niet uit, ik lach u toe. Eigenlijk weet ik niet waarom ik lach. U kent ongetwijfeld het onzekerheidsprincipe van Heisenberg. Dat houdt onder meer in dat het onmogelijk is de plaats en de impuls van een kwantumdeeltje tegelijkertijd vast te stellen. Hoe exacter je het ene meet, des te minder exact het andere. Ze zeggen wel, ‘meten is weten’, maar dat gaat hier dus niet op, want je kan er nooit achter komen op welke plaats een deeltje zich in werkelijkheid bevindt. Misschien is het deeltje in werkelijkheid wel nergens. Ja, dat lijkt me eigenlijk heel waarschijnlijk, sorry dat ik zo moet lachen, vraag me niet waarom, maar hier komt mijn vraag. Kunt u mij de formule geven waarmee dat wel kan? Ik bedoel een formule waarmee je alle plaatsen kunt vaststellen waarop zo’n deeltje zich kennelijk in het echt tegelijkertijd bevindt. Of niet bevindt, want misschien is het deeltje wel nergens en in dat geval zou je dus het niets meten. Ben ik duidelijk, en is dit een vraag waarop maar één ondubbelzinnig antwoord mogelijk is? Voor de laatste maal, neem me niet kwalijk dat ik zo moet lachen.

De vlieg heeft mijn vraag begrepen! Zijn vleugeltjes kietelen tegen mijn handpalm en daar verschijnt de formule al op mijn computerscherm:

xph/4п  waarbij

Ik schiet overeind. Met opengesperde ogen kijk ik om me heen. De vlieg bromt, petst tegen het raam. Ik heb geslapen. Even maar. Lang genoeg om te kunnen worden betrapt... Maar mijn collega’s hebben niets gemerkt. En de directeur heeft vanmiddag blijkbaar geen tijd voor ons, goddank. Maar de formule… weet ik die nog? Delta maal x maal delta maal p… Simpel, welke leerling met een beetje natuurkunde in zijn vakkenpakket kent die formule niet? Maar er stond nog iets: ‘waarbij…’ Waarbij wat? Het was zo eenvoudig… Maar ik weet het niet meer.

----------------------------------------------
De tekening is van Linda Hulshof
Meer informatie op: www.lindahulshof.nl

© 2014 Gerbrand Muller
powered by CJ2