archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Feuilleton delen printen terug
De kwaaie goede man (8) Gerbrand Muller

0813BZ Pegasus
Zijn mooiste herinnering was niet verbonden met een wagen maar met een paard, zei Ted. Hij had op een paard gewed, een tweejarige Engelse volbloed die in korte tijd door zijn springtechniek opzien had gebaard, maar zijn vrienden hadden op een ander paard ingezet, dat alle deskundige een gouden toekomst hadden voorspeld. Van alles werd er over dat andere paard gezegd. Door zijn knieacties en ongemene snelheid op het laatste rechte eind van de renbaan was het bijna onoverwinnelijk, het had in eerdere wedstrijden alle paarden ver achter zich gelaten en het verschil tussen dit paard en de andere zou de volgende jaren alleen maar toenemen, zodat het misschien zelfs de records van zijn overgrootvader, een legendarische schimmelhengst uit de jaren dertig, zou overtreffen. Zijn vrienden hadden hem voor gek verklaard en hij was het met hen eens geweest, hij had zichzelf vertwijfeld afgevraagd wat hem in godsnaam op het laatste moment voor dat onbekende paard had doen kiezen. Hij wist iets van paarden, maar een groot kenner was hij niet. Toch moest hij iets aan dat paard hebben gezien, iets essentieels dat misschien belangrijker was dan alle subtiele bijzonderheden waar de kenners niet over uitgepraat raakten. Of misschien niet hijzelf, maar een geest die voor even bezit van hem had genomen. Het gebeurde een enkele keer dat hij een soort tinteling kreeg, vergezeld van het zekere gevoel dat hij iets moest doen, meestal iets ongerijmds dat iemand met gezond verstand wel uit zijn hoofd zou laten.

Hij geloofde niet in zoiets als een ‘hoger weten’, maar toch kon hij de gedachte niet van zich afzetten dat een bovenaardse geest hem op zo’n moment iets influisterde. Niet alleen iets influisterde, maar zonder meer tot een bepaalde handeling dwong. Eigenlijk verrichtte niet hij die handeling, maar de geest die korte tijd het roer in hem had overgenomen. Of overdreef hij nu, hij wist het niet... Als het een geest was, dan moest het in elk geval wel een goede zijn, want de dingen die hij hem had laten doen hadden hem geen windeieren gelegd... Een groot deel van de wedstrijd had hij zijn ogen gesloten gehouden. In het begin was zijn paard een eind achter het andere gebleven, maar toen hij later zijn ogen opendeed bleek de achterstand kleiner. Zonder veel hoop had hij zijn ogen weer dicht gedaan, tenslotte door zijn oogharen gekeken... zijn paard had het andere ingehaald! Maar nu waren ze al op het lange rechte eind van de renbaan waarop het andere paard niet te verslaan was. Hij bleef kijken... de paarden bleven nek aan nek, ze naderden de eindstreep, het beroemde paard ontsnapte, de toeschouwers schreeuwden, nog even en het zou als eerste over de streep gaan, maar toen gebeurde het wonderbaarlijke, zijn paard zette zich met de achterste poten af, de voorste strekte zich, het paard zweefde... Ze mochten het geloven of niet, maar hij had gehuild! Misschien was het toch waar dat in ieder mens een romanticus school, en hij was nog jong geweest en jong zonder één romantisch ogenblik was misschien toch abnormaal, wat dachten zij?

‘Maar je paard! Heeft het gewonnen?’
‘Gewonnen! Ik zeg niet hoeveel geld ik verdiend heb, ik vond dat toen een vermogen, nu vinden jullie het misschien niet zoveel. Ik huilde, mensen die hoorden dat ik op het paard gewed had wilden me vermoorden, misschien dachten ze dat ik het behekst had en ik viel ze om de hals. Zo ging het, zij wilden me vermoorden en ik viel ze om de hals!’
Ed schudde zijn hoofd. ‘Geloof je nu zelf wat je vertelt?’
‘Geloof het of geloof het niet, de werkelijkheid is vaak krasser dan de meest krasse fantasie.’
‘Het grenst aan mystiek! Jouw ‘zekere weten’, een vliegend paard, mensen die je willen vermoorden en jij omhelst ze...’
‘Ted en mystiek!’ zei Ben. ‘Vooruit, waarom niet? Trouwens, what is in a name... ik heb nooit een ingeving uit een andere wereld gehad, romantisch ben ik niet en toch kan ik het navoelen.’
‘Wat navoelen?’
‘Teds tintelende gevoel, de triomf over dat paard... ik heb nooit zoiets meegemaakt, maar terwijl hij het vertelde deed het me wat, misschien heeft het wel een snaar in me beroerd om met jou te spreken. Triomf ken ik ook, het gevoel alsof de wereld in je hand ligt. Ed grijnst, Hans de zwijger zwijgt, zeggen jullie eens wat, vooral Hans...’
Ben boog zich naar voren en raakte Hans’ hand aan. Hans glimlachte. ‘Mijn beurt komt nog,’ zei hij. Hij voelde zijn bloed stromen... ze waren dronken... vrienden. Later zouden ze vijanden zijn, maar dat was nu onbelangrijk. Wat vroeger was geweest of later zou komen deed niet ter zake, het moment telde.
‘Hans acht de tijd nog niet gekomen om te spreken,’ zei Ben. ‘We wachten in spanning af. Luisteren jullie dan intussen naar mijn mooiste herinnering! Ik ben ooit voor iets bang geweest. Het mooiste is het moment waarop je je angst overwonnen hebt. Dat is onvergetelijk.’
‘Angst? Waar was je dan bang voor?’
 
‘Ik was bang voor water. En water is er veel waar ik vandaan kom. Meer dan land. Het land werd in de loop van eeuwen stukje bij beetje op de zee veroverd en veel land ging weer verloren. En achter de dijken liggen meren die door dijkbraken zijn ontstaan en namen hebben die eindigen op breek. Tussen die breken ben ik opgegroeid. Wie daar bang voor water is heeft geen leven en ik begon al te gillen als ze met de tuinslang op me afkwamen. Ik wist dus dat er iets moest gebeuren en ook dat niemand me kon helpen. Ik moest het zelf doen. En ik wist dat het moeilijker zou worden naarmate ik het langer uitstelde. Dat begreep ik zelf, niemand hoefde het me uit te leggen. Op een mooie ochtend ben ik naar de kant gestapt en heb me in het water laten zakken.’
‘Je hebt je in het water laten zakken. Gewoon.’
‘Gewoon, dat was het probleem natuurlijk. Ik moest mezelf bij mijn lurven pakken om het gewoon te gaan vinden.’
‘Je pakte jezelf bij je lurven. En toen?’
‘Toen ik mezelf van teen tot kruin had ondergedompeld was ik er doorheen.’
‘En je kon meteen zwemmen.’
‘Zwemmen heb ik daarna geleerd. Ik heb wedstrijden gewonnen. Waarom vraag je dat, wat doet dat ertoe?’
‘Je voelde geen angst meer.’
‘Ik voelde geen angst meer. En ik wist dat ik nooit meer angst zou voelen. Dat moment ben ik nooit vergeten. Ik was de baas. En ik zou altijd de baas zijn. Want ik was in staat om het onmogelijke mogelijk te maken. De wereld lag open. Dat was onbeschrijflijk, begrijpen jullie? Als niets of niemand je de wet kan stellen, dan zijn er geen grenzen meer.’
‘Hoe oud was je?’
‘Vijf.’
‘Een mooie leeftijd om tot zo’n conclusie te komen.’
Ben knikte en richtte zijn ogen weer op Hans. ‘Jij hebt vast ook een mooiste ervaring. Laat ons niet langer in spanning!’
‘Zijn mooiste ervaring is om hier bij ons te zitten en naar ons te luisteren,’ zei Ted.
Hans raakte even Teds hand aan. ‘Misschien. Het is inderdaad mooi om naar jullie verhalen te luisteren.’
‘Met zo’n diplomatiek antwoord nemen we geen genoegen!’ zei Ben.
‘We maken hem verlegen, zien jullie dat niet?’
‘Pas op voor verlegen mensen! Die zijn gevaarlijker dan de brutalen!’
‘Ja, pas op voor mij!’ beaamde Hans lachend.
Zij hieven de glazen, dronken. De drank steeg hem verder naar het hoofd... Ja, het moment telde. Zij waren vrienden, begrepen elkaar met een enkel woord... ze zagen elkaar in de ogen, dit was voor hen vieren een van de momenten van hun leven.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2011 Gerbrand Muller meer Gerbrand Muller - meer "Feuilleton" -
Bezigheden > Feuilleton
De kwaaie goede man (8) Gerbrand Muller
0813BZ Pegasus
Zijn mooiste herinnering was niet verbonden met een wagen maar met een paard, zei Ted. Hij had op een paard gewed, een tweejarige Engelse volbloed die in korte tijd door zijn springtechniek opzien had gebaard, maar zijn vrienden hadden op een ander paard ingezet, dat alle deskundige een gouden toekomst hadden voorspeld. Van alles werd er over dat andere paard gezegd. Door zijn knieacties en ongemene snelheid op het laatste rechte eind van de renbaan was het bijna onoverwinnelijk, het had in eerdere wedstrijden alle paarden ver achter zich gelaten en het verschil tussen dit paard en de andere zou de volgende jaren alleen maar toenemen, zodat het misschien zelfs de records van zijn overgrootvader, een legendarische schimmelhengst uit de jaren dertig, zou overtreffen. Zijn vrienden hadden hem voor gek verklaard en hij was het met hen eens geweest, hij had zichzelf vertwijfeld afgevraagd wat hem in godsnaam op het laatste moment voor dat onbekende paard had doen kiezen. Hij wist iets van paarden, maar een groot kenner was hij niet. Toch moest hij iets aan dat paard hebben gezien, iets essentieels dat misschien belangrijker was dan alle subtiele bijzonderheden waar de kenners niet over uitgepraat raakten. Of misschien niet hijzelf, maar een geest die voor even bezit van hem had genomen. Het gebeurde een enkele keer dat hij een soort tinteling kreeg, vergezeld van het zekere gevoel dat hij iets moest doen, meestal iets ongerijmds dat iemand met gezond verstand wel uit zijn hoofd zou laten.

Hij geloofde niet in zoiets als een ‘hoger weten’, maar toch kon hij de gedachte niet van zich afzetten dat een bovenaardse geest hem op zo’n moment iets influisterde. Niet alleen iets influisterde, maar zonder meer tot een bepaalde handeling dwong. Eigenlijk verrichtte niet hij die handeling, maar de geest die korte tijd het roer in hem had overgenomen. Of overdreef hij nu, hij wist het niet... Als het een geest was, dan moest het in elk geval wel een goede zijn, want de dingen die hij hem had laten doen hadden hem geen windeieren gelegd... Een groot deel van de wedstrijd had hij zijn ogen gesloten gehouden. In het begin was zijn paard een eind achter het andere gebleven, maar toen hij later zijn ogen opendeed bleek de achterstand kleiner. Zonder veel hoop had hij zijn ogen weer dicht gedaan, tenslotte door zijn oogharen gekeken... zijn paard had het andere ingehaald! Maar nu waren ze al op het lange rechte eind van de renbaan waarop het andere paard niet te verslaan was. Hij bleef kijken... de paarden bleven nek aan nek, ze naderden de eindstreep, het beroemde paard ontsnapte, de toeschouwers schreeuwden, nog even en het zou als eerste over de streep gaan, maar toen gebeurde het wonderbaarlijke, zijn paard zette zich met de achterste poten af, de voorste strekte zich, het paard zweefde... Ze mochten het geloven of niet, maar hij had gehuild! Misschien was het toch waar dat in ieder mens een romanticus school, en hij was nog jong geweest en jong zonder één romantisch ogenblik was misschien toch abnormaal, wat dachten zij?

‘Maar je paard! Heeft het gewonnen?’
‘Gewonnen! Ik zeg niet hoeveel geld ik verdiend heb, ik vond dat toen een vermogen, nu vinden jullie het misschien niet zoveel. Ik huilde, mensen die hoorden dat ik op het paard gewed had wilden me vermoorden, misschien dachten ze dat ik het behekst had en ik viel ze om de hals. Zo ging het, zij wilden me vermoorden en ik viel ze om de hals!’
Ed schudde zijn hoofd. ‘Geloof je nu zelf wat je vertelt?’
‘Geloof het of geloof het niet, de werkelijkheid is vaak krasser dan de meest krasse fantasie.’
‘Het grenst aan mystiek! Jouw ‘zekere weten’, een vliegend paard, mensen die je willen vermoorden en jij omhelst ze...’
‘Ted en mystiek!’ zei Ben. ‘Vooruit, waarom niet? Trouwens, what is in a name... ik heb nooit een ingeving uit een andere wereld gehad, romantisch ben ik niet en toch kan ik het navoelen.’
‘Wat navoelen?’
‘Teds tintelende gevoel, de triomf over dat paard... ik heb nooit zoiets meegemaakt, maar terwijl hij het vertelde deed het me wat, misschien heeft het wel een snaar in me beroerd om met jou te spreken. Triomf ken ik ook, het gevoel alsof de wereld in je hand ligt. Ed grijnst, Hans de zwijger zwijgt, zeggen jullie eens wat, vooral Hans...’
Ben boog zich naar voren en raakte Hans’ hand aan. Hans glimlachte. ‘Mijn beurt komt nog,’ zei hij. Hij voelde zijn bloed stromen... ze waren dronken... vrienden. Later zouden ze vijanden zijn, maar dat was nu onbelangrijk. Wat vroeger was geweest of later zou komen deed niet ter zake, het moment telde.
‘Hans acht de tijd nog niet gekomen om te spreken,’ zei Ben. ‘We wachten in spanning af. Luisteren jullie dan intussen naar mijn mooiste herinnering! Ik ben ooit voor iets bang geweest. Het mooiste is het moment waarop je je angst overwonnen hebt. Dat is onvergetelijk.’
‘Angst? Waar was je dan bang voor?’
 
‘Ik was bang voor water. En water is er veel waar ik vandaan kom. Meer dan land. Het land werd in de loop van eeuwen stukje bij beetje op de zee veroverd en veel land ging weer verloren. En achter de dijken liggen meren die door dijkbraken zijn ontstaan en namen hebben die eindigen op breek. Tussen die breken ben ik opgegroeid. Wie daar bang voor water is heeft geen leven en ik begon al te gillen als ze met de tuinslang op me afkwamen. Ik wist dus dat er iets moest gebeuren en ook dat niemand me kon helpen. Ik moest het zelf doen. En ik wist dat het moeilijker zou worden naarmate ik het langer uitstelde. Dat begreep ik zelf, niemand hoefde het me uit te leggen. Op een mooie ochtend ben ik naar de kant gestapt en heb me in het water laten zakken.’
‘Je hebt je in het water laten zakken. Gewoon.’
‘Gewoon, dat was het probleem natuurlijk. Ik moest mezelf bij mijn lurven pakken om het gewoon te gaan vinden.’
‘Je pakte jezelf bij je lurven. En toen?’
‘Toen ik mezelf van teen tot kruin had ondergedompeld was ik er doorheen.’
‘En je kon meteen zwemmen.’
‘Zwemmen heb ik daarna geleerd. Ik heb wedstrijden gewonnen. Waarom vraag je dat, wat doet dat ertoe?’
‘Je voelde geen angst meer.’
‘Ik voelde geen angst meer. En ik wist dat ik nooit meer angst zou voelen. Dat moment ben ik nooit vergeten. Ik was de baas. En ik zou altijd de baas zijn. Want ik was in staat om het onmogelijke mogelijk te maken. De wereld lag open. Dat was onbeschrijflijk, begrijpen jullie? Als niets of niemand je de wet kan stellen, dan zijn er geen grenzen meer.’
‘Hoe oud was je?’
‘Vijf.’
‘Een mooie leeftijd om tot zo’n conclusie te komen.’
Ben knikte en richtte zijn ogen weer op Hans. ‘Jij hebt vast ook een mooiste ervaring. Laat ons niet langer in spanning!’
‘Zijn mooiste ervaring is om hier bij ons te zitten en naar ons te luisteren,’ zei Ted.
Hans raakte even Teds hand aan. ‘Misschien. Het is inderdaad mooi om naar jullie verhalen te luisteren.’
‘Met zo’n diplomatiek antwoord nemen we geen genoegen!’ zei Ben.
‘We maken hem verlegen, zien jullie dat niet?’
‘Pas op voor verlegen mensen! Die zijn gevaarlijker dan de brutalen!’
‘Ja, pas op voor mij!’ beaamde Hans lachend.
Zij hieven de glazen, dronken. De drank steeg hem verder naar het hoofd... Ja, het moment telde. Zij waren vrienden, begrepen elkaar met een enkel woord... ze zagen elkaar in de ogen, dit was voor hen vieren een van de momenten van hun leven.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2011 Gerbrand Muller
powered by CJ2