archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ergernissen delen printen terug
De Joodse kerstboom Marianne Bernard

0805BZ Joods
‘Er zijn twee mogelijkheden,' zegt mijn man, ‘óf de kerstboom is een symbool voor het Christendom, dan loopt er een rechte lijn naar de zes miljoen. Óf de kerstboom hoort bij een oergermaanse traditie, ook dan loopt er een rechte lijn naar de zes miljoen.’ Dertig jaar geleden – we kenden elkaar een half jaar – trok ik met mijn negenjarige zoon bij mijn man in. We hadden het nog nooit over kerstmis gehad, maar uit een onduidelijk voorgevoel had ik maar alvast in Voorschoten een kerstboom gekocht, die ik in die donkere decembermaand meeverhuisde naar Amsterdam. De kerstboom bleek een cruciaal en onuitputtelijk punt van discussie. Dat eerste jaar vierden we gewoon kerst zoals ik dat min of meer gewend was: ik versierde het huis – ons nieuwe huis – hing slingers op en zette overal kaarsen neer. Ik maakte een kerstdiner (garnalencocktail, rosbief en taart) en op tweede kerstdag gingen we met z’n allen op de koffie bij mijn ouders en een glaasje drinken bij mijn schoonouders.
 
Tot mijn grote verwondering hadden de kinderen van mijn man nog nooit een kerstboom gehad, laat staan geholpen met versieren, toch één van de grotere vreugdes die er echt bij horen. Pas geleidelijk drong het tot me door: Joden doen niet aan kerst, en ik was met een Joodse man in zee gegaan. Mijn schoonvader, ook ‘gemengd’ gehuwd, had nog nooit een kerstboom ‘toegelaten’, zei mijn man vol trots. Na dat eerste jaar besloten we de zaken anders aan te pakken. We zouden het beschaafd oplossen en het ‘om en om’ doen. Het ene jaar ‘mocht’ ik een kerstboom en kerstmis vieren, zoals ik dat wilde, het andere jaar zouden wij met vakantie gaan naar ‘een warm en niet-christelijk land’. Zo gezegd, zo gedaan. We lieten de kinderen ergens logeren (dat was nog een heel gedoe: ‘Wie laat nou zijn kinderen met kerst bij een ander achter?’ – ook al zoiets dat ik mijn man niet kon uitleggen, het was toch immers een gewone vakantie), en we gingen naar Egypte.
 
Op 24 december, kerstavond, zaten wij in de Hilton in Cairo naar een oude Doris Day-film te kijken toen ik plotseling een enorme huilbui kreeg. Het was kerstavond en ik stond niet in de keuken. Ik had nog geen kerstbrood gebakken. Wat deed ik hier? Waar was de geur van de oven? Waarom was ik geen konijn aan het braden? Mijn tranen en ontreddering waren niet te stoppen. Ten einde raad nam mijn man me mee naar de enige westerse omgeving die hij kon vinden: het Swissair-restaurant aan de Nijl, waar ze een ‘kerstdiner’ serveerden en waar inderdaad wat slingers waren opgehangen en kerstliedjes uit luidsprekers klonken. Langzaam kalmeerde ik, maar ik kon het ook niet uitleggen: nu zat ik wel plakjes kalkoen te eten bij kaarslicht, maar ‘kerst’ is toch wat anders, daar hoort familie bij en een soort warmtegevoel dat geen nadere beschrijving behoeft, ik miste zelfs mijn moeder en mijn oma.

We zijn nu dertig jaar verder en het kerstreisje doen we al jaren niet meer. We blijven gewoon thuis, maar het oude probleem is nooit opgelost. Ze zeggen vaak: ‘Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.’ Dat klopt wel, al zijn wij beiden niet gelovig. Mijn man snapt het nog steeds niet en hij wil het ook niet snappen. De kerstboom blijft voor hem staan voor alles wat fout is en was. Dus we doen nog steeds het ene jaar mét en het andere jaar zonder kerstboom. Als tegenwicht heeft nu de menorah haar intrede gedaan.
 
Intussen is het ‘kerstdiner’ ieder jaar een hoogtepunt. Het is zelfs zo gezellig dat we de tel zijn kwijtgeraakt: was het nou dit jaar wél of geen kerstboom? Ach, het is zo leuk voor de kleinkinderen. En nu doet zich een heel nieuw probleem voor: hoe krijgen we een geschikte datum voor het kerstdiner waarop iedereen kán? Onze zonen zijn volwassen mannen, ze zijn getrouwd met (niet-Joodse) vrouwen en hebben kinderen. En de schoonzus van mijn zoon wil ook naar háár schoonouders, dus kan mijn zoon niet op tweede kerstdag naar zijn schoonouders, enzovoort. En dat in drievoud. Uiteindelijk bleek het dit jaar absoluut onmogelijk om een datum te prikken en nu hebben we afgesproken om het diner op nieuwjaarsdag te houden.
 
En met kerstmis? Dit jaar vieren we op eerste kerstdag een ‘vrienden’-diner bij ons thuis, al dan niet met een boom, daar zijn we nog niet uit.
 
P.S. Ik hoop dat iedereen nu ook snapt waarom wij nooit kerstkaarten sturen.
 
****************************
Meer tekeningen van Eefje Ernst op:


© 2010 Marianne Bernard meer Marianne Bernard - meer "Ergernissen" -
Bezigheden > Ergernissen
De Joodse kerstboom Marianne Bernard
0805BZ Joods
‘Er zijn twee mogelijkheden,' zegt mijn man, ‘óf de kerstboom is een symbool voor het Christendom, dan loopt er een rechte lijn naar de zes miljoen. Óf de kerstboom hoort bij een oergermaanse traditie, ook dan loopt er een rechte lijn naar de zes miljoen.’ Dertig jaar geleden – we kenden elkaar een half jaar – trok ik met mijn negenjarige zoon bij mijn man in. We hadden het nog nooit over kerstmis gehad, maar uit een onduidelijk voorgevoel had ik maar alvast in Voorschoten een kerstboom gekocht, die ik in die donkere decembermaand meeverhuisde naar Amsterdam. De kerstboom bleek een cruciaal en onuitputtelijk punt van discussie. Dat eerste jaar vierden we gewoon kerst zoals ik dat min of meer gewend was: ik versierde het huis – ons nieuwe huis – hing slingers op en zette overal kaarsen neer. Ik maakte een kerstdiner (garnalencocktail, rosbief en taart) en op tweede kerstdag gingen we met z’n allen op de koffie bij mijn ouders en een glaasje drinken bij mijn schoonouders.
 
Tot mijn grote verwondering hadden de kinderen van mijn man nog nooit een kerstboom gehad, laat staan geholpen met versieren, toch één van de grotere vreugdes die er echt bij horen. Pas geleidelijk drong het tot me door: Joden doen niet aan kerst, en ik was met een Joodse man in zee gegaan. Mijn schoonvader, ook ‘gemengd’ gehuwd, had nog nooit een kerstboom ‘toegelaten’, zei mijn man vol trots. Na dat eerste jaar besloten we de zaken anders aan te pakken. We zouden het beschaafd oplossen en het ‘om en om’ doen. Het ene jaar ‘mocht’ ik een kerstboom en kerstmis vieren, zoals ik dat wilde, het andere jaar zouden wij met vakantie gaan naar ‘een warm en niet-christelijk land’. Zo gezegd, zo gedaan. We lieten de kinderen ergens logeren (dat was nog een heel gedoe: ‘Wie laat nou zijn kinderen met kerst bij een ander achter?’ – ook al zoiets dat ik mijn man niet kon uitleggen, het was toch immers een gewone vakantie), en we gingen naar Egypte.
 
Op 24 december, kerstavond, zaten wij in de Hilton in Cairo naar een oude Doris Day-film te kijken toen ik plotseling een enorme huilbui kreeg. Het was kerstavond en ik stond niet in de keuken. Ik had nog geen kerstbrood gebakken. Wat deed ik hier? Waar was de geur van de oven? Waarom was ik geen konijn aan het braden? Mijn tranen en ontreddering waren niet te stoppen. Ten einde raad nam mijn man me mee naar de enige westerse omgeving die hij kon vinden: het Swissair-restaurant aan de Nijl, waar ze een ‘kerstdiner’ serveerden en waar inderdaad wat slingers waren opgehangen en kerstliedjes uit luidsprekers klonken. Langzaam kalmeerde ik, maar ik kon het ook niet uitleggen: nu zat ik wel plakjes kalkoen te eten bij kaarslicht, maar ‘kerst’ is toch wat anders, daar hoort familie bij en een soort warmtegevoel dat geen nadere beschrijving behoeft, ik miste zelfs mijn moeder en mijn oma.

We zijn nu dertig jaar verder en het kerstreisje doen we al jaren niet meer. We blijven gewoon thuis, maar het oude probleem is nooit opgelost. Ze zeggen vaak: ‘Twee geloven op één kussen, daar slaapt de duivel tussen.’ Dat klopt wel, al zijn wij beiden niet gelovig. Mijn man snapt het nog steeds niet en hij wil het ook niet snappen. De kerstboom blijft voor hem staan voor alles wat fout is en was. Dus we doen nog steeds het ene jaar mét en het andere jaar zonder kerstboom. Als tegenwicht heeft nu de menorah haar intrede gedaan.
 
Intussen is het ‘kerstdiner’ ieder jaar een hoogtepunt. Het is zelfs zo gezellig dat we de tel zijn kwijtgeraakt: was het nou dit jaar wél of geen kerstboom? Ach, het is zo leuk voor de kleinkinderen. En nu doet zich een heel nieuw probleem voor: hoe krijgen we een geschikte datum voor het kerstdiner waarop iedereen kán? Onze zonen zijn volwassen mannen, ze zijn getrouwd met (niet-Joodse) vrouwen en hebben kinderen. En de schoonzus van mijn zoon wil ook naar háár schoonouders, dus kan mijn zoon niet op tweede kerstdag naar zijn schoonouders, enzovoort. En dat in drievoud. Uiteindelijk bleek het dit jaar absoluut onmogelijk om een datum te prikken en nu hebben we afgesproken om het diner op nieuwjaarsdag te houden.
 
En met kerstmis? Dit jaar vieren we op eerste kerstdag een ‘vrienden’-diner bij ons thuis, al dan niet met een boom, daar zijn we nog niet uit.
 
P.S. Ik hoop dat iedereen nu ook snapt waarom wij nooit kerstkaarten sturen.
 
****************************
Meer tekeningen van Eefje Ernst op:
© 2010 Marianne Bernard
powered by CJ2