archiefvorig nr.lopend nr.

Bezigheden > Ontmoetingen delen printen terug
Troost Bob Frommé

1911BZ TroostIs er nog troost in tijden van oorlog? Om den donder wel. Het moet je overkomen. Het overkwam me in lijn 25, op weg naar het Franciscus Gasthuis (echootje gemaakt van het hart, dat – weet ik nu – goed uitpakte). Ergens op de Schieweg stapte een elegant uitziende, vrijwel witharige, vrouw in die voor mij op een tweezitter plaatsnam. Ze bleek een boek bij zich te hebben, een vrij dik boek dat niettemin een dichtbundel was, zag ik schuin over haar schouder. Iemand die in de tram gedichten zat te lezen!
Ik aarzelde, maar deed het toch: haar aanspreken. (Aarzeling, omdat een vrouw kan denken dat je bijbedoelingen hebt.) Ik zei: ‘Mag ik iets zeggen? Jij bent een bijzondere verschijning. ‘ Meteen dacht ik: o jee, dat is dubbelzinnig, maar ik legde het uit. ‘Jij zit poëzie te lezen. Dat zie je anders nooit. Iedereen kijkt op z’n telefoon en niet in een boek, laat staan een dichtbundel. Wat lees je? ‘ 

Ze had zich half naar me toegekeerd en leek eerder prettig verbaasd dan ongerust. Ze toonde het boek: Kraai. Uit het leven en de liederen van de kraai van Ted Hughes. Wacht even, Ted Hughes, Ted Hughes. Dat was toch de man van die schrijfster die zelfmoord had gepleegd? Hoe heette die ook alweer? Zij dacht met me mee en ineens wisten we het weer: Sylvia Plath, The Bell Jar.

 ‘Is dat zo uniek dat iemand gedichten leest? ‘ vroeg ze. ‘Lees jij gedichten? ‘ ‘Af en toe. ‘ ‘Schrijf je ook zelf gedichten? ‘ ‘Heb ik wel gedaan, maar vooral veel liedteksten. Ik heb ook wel poëzie vertaald. Funeral Blues van W.H. Auden. ‘ Tijd om op te scheppen. ‘Dat deed ik als columnist van Het Parool. Het leuke was dat ik daar ontzettend veel reacties op heb gekregen: 69 om precies te zijn, allemaal vertalingen van datzelfde gedicht, ook in het Fries, ook in het Zuid-Afrikaans. We hebben daar zelfs een bundeltje van gemaakt in een oplage van tachtig of zo en dat opgestuurd naar de deelnemers. Alles handmatig ‘geraapt’ zoals vroeger met stencils. ‘
 ‘Wat leuk. Dat rapen herken ik wel. En de lezers zullen dat hebben gewaardeerd. ‘
 ‘Zeker. Maar nog even over die gedichten van Ted Hughes - zijn die mooi? Zijn ze persoonlijk, zoals Funeral Blues? Gaan ze over het verlies van zijn vrouw? ‘
 ‘In elk geval niet direct. Het zijn wel indrukwekkende, hevige, geïnspireerde gedichten. Bitter en zwart. Op een bepaalde manier dus mooi. ‘

Ik wilde toch nog even terugkomen op hoe ik was begonnen. ‘Je zal misschien toch gedacht hebben: wat moet die vent met z’n ‘Jij bent een bijzondere verschijning’. ‘
Ze schudde geruststellend van nee. Haar precieze gelaatsuitdrukking bleef verborgen achter een grote mondkap.
De tram naderde mijn bestemming en ik vroeg: ‘Ben jij toevallig ook op weg naar het Franciscus? ‘
 ‘Nee, ik ga naar een tante in het verpleeghuis Wilgenborgh verderop. ‘
Vlak voordat ik uitstapte, zwaaiden we nog even. Troost in tijden van oorlog.

Om een schim van een idee te geven van Kraai doe ik hierbij een kort fragment (later opgezocht). Het lijkt op de taal van Dylan Thomas in het levensomarmende Onder het Melkwoud, maar dan in het negatieve:

Kraai zag de kudde bergen, stomend in de ochtend.
En hij zag de zee
Donkergerugd, met heel de aarde in zijn lussen.
Hij zag de sterren, het zwart in dampend, zwammen van
het nietswoud, hun sporen maskerend, het virus van
God.
En hij rilde bij de gruwel van de Schepping.
In de hallucinaties van de gruwel
Zag hij die schoen, zonder zool, verregend,
Die op een heide lag.
(…)

----------

De illustratie is van Coc van Duijn.
Meer informatie: http://cocvanduijn.nl/


© 2022 Bob Frommé meer Bob Frommé - meer "Ontmoetingen" -
Bezigheden > Ontmoetingen
Troost Bob Frommé
1911BZ TroostIs er nog troost in tijden van oorlog? Om den donder wel. Het moet je overkomen. Het overkwam me in lijn 25, op weg naar het Franciscus Gasthuis (echootje gemaakt van het hart, dat – weet ik nu – goed uitpakte). Ergens op de Schieweg stapte een elegant uitziende, vrijwel witharige, vrouw in die voor mij op een tweezitter plaatsnam. Ze bleek een boek bij zich te hebben, een vrij dik boek dat niettemin een dichtbundel was, zag ik schuin over haar schouder. Iemand die in de tram gedichten zat te lezen!
Ik aarzelde, maar deed het toch: haar aanspreken. (Aarzeling, omdat een vrouw kan denken dat je bijbedoelingen hebt.) Ik zei: ‘Mag ik iets zeggen? Jij bent een bijzondere verschijning. ‘ Meteen dacht ik: o jee, dat is dubbelzinnig, maar ik legde het uit. ‘Jij zit poëzie te lezen. Dat zie je anders nooit. Iedereen kijkt op z’n telefoon en niet in een boek, laat staan een dichtbundel. Wat lees je? ‘ 

Ze had zich half naar me toegekeerd en leek eerder prettig verbaasd dan ongerust. Ze toonde het boek: Kraai. Uit het leven en de liederen van de kraai van Ted Hughes. Wacht even, Ted Hughes, Ted Hughes. Dat was toch de man van die schrijfster die zelfmoord had gepleegd? Hoe heette die ook alweer? Zij dacht met me mee en ineens wisten we het weer: Sylvia Plath, The Bell Jar.

 ‘Is dat zo uniek dat iemand gedichten leest? ‘ vroeg ze. ‘Lees jij gedichten? ‘ ‘Af en toe. ‘ ‘Schrijf je ook zelf gedichten? ‘ ‘Heb ik wel gedaan, maar vooral veel liedteksten. Ik heb ook wel poëzie vertaald. Funeral Blues van W.H. Auden. ‘ Tijd om op te scheppen. ‘Dat deed ik als columnist van Het Parool. Het leuke was dat ik daar ontzettend veel reacties op heb gekregen: 69 om precies te zijn, allemaal vertalingen van datzelfde gedicht, ook in het Fries, ook in het Zuid-Afrikaans. We hebben daar zelfs een bundeltje van gemaakt in een oplage van tachtig of zo en dat opgestuurd naar de deelnemers. Alles handmatig ‘geraapt’ zoals vroeger met stencils. ‘
 ‘Wat leuk. Dat rapen herken ik wel. En de lezers zullen dat hebben gewaardeerd. ‘
 ‘Zeker. Maar nog even over die gedichten van Ted Hughes - zijn die mooi? Zijn ze persoonlijk, zoals Funeral Blues? Gaan ze over het verlies van zijn vrouw? ‘
 ‘In elk geval niet direct. Het zijn wel indrukwekkende, hevige, geïnspireerde gedichten. Bitter en zwart. Op een bepaalde manier dus mooi. ‘

Ik wilde toch nog even terugkomen op hoe ik was begonnen. ‘Je zal misschien toch gedacht hebben: wat moet die vent met z’n ‘Jij bent een bijzondere verschijning’. ‘
Ze schudde geruststellend van nee. Haar precieze gelaatsuitdrukking bleef verborgen achter een grote mondkap.
De tram naderde mijn bestemming en ik vroeg: ‘Ben jij toevallig ook op weg naar het Franciscus? ‘
 ‘Nee, ik ga naar een tante in het verpleeghuis Wilgenborgh verderop. ‘
Vlak voordat ik uitstapte, zwaaiden we nog even. Troost in tijden van oorlog.

Om een schim van een idee te geven van Kraai doe ik hierbij een kort fragment (later opgezocht). Het lijkt op de taal van Dylan Thomas in het levensomarmende Onder het Melkwoud, maar dan in het negatieve:

Kraai zag de kudde bergen, stomend in de ochtend.
En hij zag de zee
Donkergerugd, met heel de aarde in zijn lussen.
Hij zag de sterren, het zwart in dampend, zwammen van
het nietswoud, hun sporen maskerend, het virus van
God.
En hij rilde bij de gruwel van de Schepping.
In de hallucinaties van de gruwel
Zag hij die schoen, zonder zool, verregend,
Die op een heide lag.
(…)

----------

De illustratie is van Coc van Duijn.
Meer informatie: http://cocvanduijn.nl/
© 2022 Bob Frommé
powered by CJ2