archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Bij ons in de straat delen printen terug
Hele en halve zolen Marcel Duyvestijn

0112 Hele en halve zolenAan het einde van de Koninginneweg zit een schoenmaker. Eindelijk. Ik was namelijk al een tijdje op zoek naar een hakkenbar om mijn schoenen te laten repareren. Ik vroeg het in de Cornelis Schuytstraat, maar ik werd daar min of meer uitgelachen.
“Hakkenbar, meneer?”
“Nee, zeker?”
De man van de stomerij keek me aan alsof ik uit Artis kwam.
“Veel te duur. Een hakkenbar heeft hier geen klandizie.” Hij knikte zijn pols en zwaaide er eenmalig mee. Die beweging drukte ‘gekkerd’ uit of ‘Doe niet zo gek, mallerd, kijk om je heen. Wie laat er in deze straat zijn schoenen herstellen?’

De hakkenbar was er uiteindelijk wel, ver weggestopt, naast het postkantoor, vlakbij het kruispunt waar de Koninginneweg definitief haar allure verliest en (derhalve) overgaat in de Zijlstraat. Maar hier zat wel een vakman. Er hing een grote ingelijste poster die een keurmerk voor Van Bommels en Van Lier moest voorstellen. Hij had iets met die merken, want er stonden ook twee bakken met sokken van die merken. Van Bommelsokken en Van Liersokken. Precies dezelfde sokken in dezelfde kleuren.

Ik kon dit alles bestuderen, omdat mijn hakkenbarrist niet van zijn machine los te trekken was. Hij had even om gekeken om te checken of er geen terrorist in de zaak was gekomen en toen hij zag dat het een gewone blanke man was van begin dertig met een paar schoenen in zijn handen wist hij wel hoe laat het was. Het was één uur en hij ging zo lunchen.

Hij trok een gezicht dat uitdrukte: ja, wat denk je dan, moet ik van de lucht leven? ‘Wanneer heb je ze nodig?’
Toen ging de telefoon.
“Ja, Mick.” 3x
“Nee, Mick.” 2x
“Doe ik Mick.” 1x
“Nee, doe ik Mick, maar je geen zorgen.” 2x
“Wat moet er gebeuren?” vroeg hij nadat hij de telefoon in het voorzakje van zijn schort liet verdwijnen.
“Mijn schoenen moeten verzoold worden.” Er hing een grap op mijn tong over halve zolen, maar ik slikte hem in.
Hij keek naar mijn schoenen, draaide ze drie keer om en verklaarde toen dat dat wel kon, noemde een dag verderop in de week en een tijdstip en keek me toen vragend aan. Ik wilde zeggen dat ik een dag daarna zou komen, maar de telefoon ging weer.
“Ja, Mick.”
“Nee, Mick. Ik werd even opgehouden.”

Op de afgesproken dag waren mijn schoenen klaar. De nieuwe zolen hadden een eikenhouten motiefje. Een soort laminaatvloer. En, er was een stempel van Van Lier in gedrukt. Ook de hakken droegen hetzelfde stempel. Ik keek ernaar en maakte er een opmerking over. Dat had ik beter niet kunnen doen, want ik kreeg een referaat van een kwartier over vakmanschap en het verdienen van het keurmerk. De controle mocht wat hem betreft veel strenger. “Ik zie wel eens schoenen hier komen. En dan denk ik…” Zijn openstaande mond drukte verbazing uit. Ik doe mijn best om af en toe vragend te kijken: ‘Oh ja?’ en ‘Meen je dat nou?’, maar eigenlijk dacht ik: sodemieter nou even op met je vakmanschapverhaal. Maar nee, ik moest de hele beker leegdrinken. “Het is een vak,” zei de man wel drie keer. En ik zei: “ja, natuurlijk”.

Gelukkig belde Mick weer.
In die tussentijd trok ik mijn gerepareerde Van Liers aan.
“Ja, Mick. Nee. Mick.”
Mijn linkerschoen zat te krap en de rechter te ruim.
“En je voeten zijn allebei even groot?” vroeg het pratende schort nadat hij de telefoon neerlegde. Hij nam mijn schoenen weer in zijn handen, draaide en keerde ze, vette ze in, borstelde ze en zei met een vanzelfsprekendheid: “Zo! Klaar!”

Ik zei niks meer. Ik voelde mijn lichaam trillen. Woorden als ‘amateur’ en ‘opgepoetste eikel’ schoten door mijn hoofd. Maar ik zei niks. Ik kon overigens ook niks zeggen want de telefoon ging weer.

© 2004 Marcel Duyvestijn meer Marcel Duyvestijn - meer "Bij ons in de straat" -
Beschouwingen > Bij ons in de straat
Hele en halve zolen Marcel Duyvestijn
0112 Hele en halve zolenAan het einde van de Koninginneweg zit een schoenmaker. Eindelijk. Ik was namelijk al een tijdje op zoek naar een hakkenbar om mijn schoenen te laten repareren. Ik vroeg het in de Cornelis Schuytstraat, maar ik werd daar min of meer uitgelachen.
“Hakkenbar, meneer?”
“Nee, zeker?”
De man van de stomerij keek me aan alsof ik uit Artis kwam.
“Veel te duur. Een hakkenbar heeft hier geen klandizie.” Hij knikte zijn pols en zwaaide er eenmalig mee. Die beweging drukte ‘gekkerd’ uit of ‘Doe niet zo gek, mallerd, kijk om je heen. Wie laat er in deze straat zijn schoenen herstellen?’

De hakkenbar was er uiteindelijk wel, ver weggestopt, naast het postkantoor, vlakbij het kruispunt waar de Koninginneweg definitief haar allure verliest en (derhalve) overgaat in de Zijlstraat. Maar hier zat wel een vakman. Er hing een grote ingelijste poster die een keurmerk voor Van Bommels en Van Lier moest voorstellen. Hij had iets met die merken, want er stonden ook twee bakken met sokken van die merken. Van Bommelsokken en Van Liersokken. Precies dezelfde sokken in dezelfde kleuren.

Ik kon dit alles bestuderen, omdat mijn hakkenbarrist niet van zijn machine los te trekken was. Hij had even om gekeken om te checken of er geen terrorist in de zaak was gekomen en toen hij zag dat het een gewone blanke man was van begin dertig met een paar schoenen in zijn handen wist hij wel hoe laat het was. Het was één uur en hij ging zo lunchen.

Hij trok een gezicht dat uitdrukte: ja, wat denk je dan, moet ik van de lucht leven? ‘Wanneer heb je ze nodig?’
Toen ging de telefoon.
“Ja, Mick.” 3x
“Nee, Mick.” 2x
“Doe ik Mick.” 1x
“Nee, doe ik Mick, maar je geen zorgen.” 2x
“Wat moet er gebeuren?” vroeg hij nadat hij de telefoon in het voorzakje van zijn schort liet verdwijnen.
“Mijn schoenen moeten verzoold worden.” Er hing een grap op mijn tong over halve zolen, maar ik slikte hem in.
Hij keek naar mijn schoenen, draaide ze drie keer om en verklaarde toen dat dat wel kon, noemde een dag verderop in de week en een tijdstip en keek me toen vragend aan. Ik wilde zeggen dat ik een dag daarna zou komen, maar de telefoon ging weer.
“Ja, Mick.”
“Nee, Mick. Ik werd even opgehouden.”

Op de afgesproken dag waren mijn schoenen klaar. De nieuwe zolen hadden een eikenhouten motiefje. Een soort laminaatvloer. En, er was een stempel van Van Lier in gedrukt. Ook de hakken droegen hetzelfde stempel. Ik keek ernaar en maakte er een opmerking over. Dat had ik beter niet kunnen doen, want ik kreeg een referaat van een kwartier over vakmanschap en het verdienen van het keurmerk. De controle mocht wat hem betreft veel strenger. “Ik zie wel eens schoenen hier komen. En dan denk ik…” Zijn openstaande mond drukte verbazing uit. Ik doe mijn best om af en toe vragend te kijken: ‘Oh ja?’ en ‘Meen je dat nou?’, maar eigenlijk dacht ik: sodemieter nou even op met je vakmanschapverhaal. Maar nee, ik moest de hele beker leegdrinken. “Het is een vak,” zei de man wel drie keer. En ik zei: “ja, natuurlijk”.

Gelukkig belde Mick weer.
In die tussentijd trok ik mijn gerepareerde Van Liers aan.
“Ja, Mick. Nee. Mick.”
Mijn linkerschoen zat te krap en de rechter te ruim.
“En je voeten zijn allebei even groot?” vroeg het pratende schort nadat hij de telefoon neerlegde. Hij nam mijn schoenen weer in zijn handen, draaide en keerde ze, vette ze in, borstelde ze en zei met een vanzelfsprekendheid: “Zo! Klaar!”

Ik zei niks meer. Ik voelde mijn lichaam trillen. Woorden als ‘amateur’ en ‘opgepoetste eikel’ schoten door mijn hoofd. Maar ik zei niks. Ik kon overigens ook niks zeggen want de telefoon ging weer.
© 2004 Marcel Duyvestijn
powered by CJ2