archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Schaarse herinneringen aan Ruud Lubbers Arie de Jong

1719BS LubbersNu eindelijk de herinneringen van Ruud Lubbers zijn uitgegeven, nadat ze een kwart eeuw achter slot en grendel weggeborgen waren geweest, wil ik mijn schaarse herinneringen aan hem aan de vergetelheid ontrukken. Overigens is dat boek (‘Haagse jaren’) waarin de herinneringen zijn opgetekend door Theo Brinkel (hij voerde gesprekken met Lubbers tussen 1992 en 1995) uiterst leesbaar en informatief. Voor de liefhebbers (van hem of van de Haagse politiek): er wordt hard gewerkt aan een doorwrochte biografie, die over een jaar of drie in de boekhandel zal liggen. Voorlopig doen we het met ‘Haagse jaren’.

De eerste keer dat ik met Lubbers te maken kreeg was in 1978. Ik werkte toen als adjunct-secretaris van de Commissie Zeehavenoverleg en die bestond 10 jaar. Onze voorzitter, Siep Posthumus, vond dat een goede gelegenheid om een conferentie te beleggen. Dat deed hij met twee oogmerken: om het haven- en industriebeleid in de zon te zetten en om zichzelf in de zon te zetten. Aan mij was de taak toebedeeld om inhoudelijk wat te maken van die conferentie. Ik schreef de speech van onze voorzitter, ik regelde met de redactie van Economisch-Statistische Berichten dat er een themanummer werd uitgebracht (met daarin de verhalen van de inleiders) en ik nam de redactietaak op mij om die inleidingen te fatsoeneren voor de ESB. En dat laatste heb ik geweten!

Siep Posthumus was zo trots als een pauw dat Lubbers ermee had ingestemd om een verhaal te houden over de haven- en industriepolitiek. Oud-minister van Economische Zaken, fractievoorzitter van de grootste coalitiefractie van het kabinet Van Agt en Rotterdammer bovendien. De conferentie werd gehouden in de Ridderzaal en die zat stampvol hotemetoten uit de politiek, het bedrijfsleven, de ambtenarij en de lokale machthebbers. Ik herinner me dat ik bij de receptie na afloop met Joop den Uyl (toen oud-premier en oppositieleider, maar voor mij een bekende ‘uit de partij’) stond te praten, maar dat Jelle Zijlstra (toen president van de Nederlandsche Bank, maar voordien minister en minister-president) aan kwam lopen en ik snel plaatsmaakte. Op enkele meters afstand mocht ik waarnemen wat het betekende dat deze twee dinosaurussen van de Nederlandse politiek, van wie ik toen niet wist dat ze een hekel aan elkaar hadden, elkaar ontmoetten. Ze stonden geheel zwijgend bijeen, keken elkaar soms een ogenblik aan (‘sta je daar nog?’) en bleven dan zwijgen. Ik was verbijsterd.

Terug naar Ruud Lubbers, die net op het nippertje voordat hij het woord moest voeren binnenkwam (dat zal behoorlijk op onze zenuwen hebben gewerkt). Hij hield een betoog uit het hoofd, althans ik nam geen papieren waar, maar gelukkig maakte een collega een geluidsopname. Dagen ben ik bezig geweest om uit de spreektekst, die alle kanten opschoot en geen enkele lopende zin bevatte, een gedegen artikel te maken. Toen ik de tekst aan hem voorlegde kreeg ik die zonder enige wijziging weer terug. Zo heb ik bijgedragen aan de publicatielijst van wat onze langstzittende minister-president zou worden.

Mijn tweede contact was toen ik inmiddels geroepen was tot volksvertegenwoordiger, lid van de Tweede Kamer. Het zal in 1992 of 1993 zijn geweest. Door de secretaresse van de minister-president werd ik gevraagd om naar het Torentje te komen, samen met Leon Frissen. Die was woordvoerder van het CDA voor de luchthavens en ik was het bij de PvdA. Er was namelijk een grote tegenstelling tussen ons beiden en dus tussen de beide coalitiefracties, over de uitbreidingsmogelijkheden van vliegveld Beek (tegenwoordig ronkend: Maastricht Aachen Airport) en meer in het bijzonder de lengte van de landingsbaan. Die was 2500 meter en het idee was daar 3500 meter van te maken, meen ik. Ik zag het niet zitten om die te verlengen en Leon Frissen en het CDA wilden die een stuk langer maken, zodat ook de grootste Jumbo’s Zuid-Limburg in de vaart der volken omhoog konden stuwen. Ruud Lubbers vroeg ons de standpunten toe te lichten en het viel mij op met welke intense aandacht hij luisterde. Helaas waren we beiden onwrikbaar, dus na enige tijd liet hij weten er nog eens goed over te gaan nadenken en dat hij ons hartelijk bedankte voor onze openhartigheid. Van verlenging is het niet gekomen, de landingsbaan is nog immer 2500 meter.

De derde keer dat ik met hem te maken kreeg, was het een confrontatie. Begin 1994 had Lubbers na de ministerraad in de persconferentie verteld dat het kabinet had besloten dat Zestienhoven (tegenwoordig ronkend: Rotterdam The Hague Airport) een nationale luchthaven zou worden, naast Schiphol. Echter: twee leden van het kabinet hadden een minderheidsstandpunt laten aantekenen. Peter Lankhorst (GroenLinks) vroeg direct een spoeddebat aan, want het vermelden van minderheidsstandpunten was not done in staatsrechtelijk opzicht. De daarop volgende dinsdag ging dat debat na het vragenuur van start met eerste beschietingen. Voor mij was het lastige dat die twee tegenstemmers in het kabinet uit de PvdA kwamen (Hans Alders en Hedy d’Ancona) en een standpunt hadden conform het PvdA-programma, terwijl de andere PvdA-ministers (onder wie onze lijsttrekker en leider Wim Kok) een standpunt hadden ingenomen dat niet spoorde met ons programma.

Ik moest uiteraard wegblijven van die verdeeldheid in de kring van de PvdA (een motief voor alle andere fracties om eens flink in deze kwestie te gaan roeren) en proberen het debat naar de inhoud te verschuiven. In de inleidende beschietingen betekende het dat ik Lubbers op een nette manier moest verwijten dat hij een fout had begaan door minderheidsstandpunten naar buiten te brengen. Ik herinner me nog dat Flip Buurmeijer, onze fractiesecretaris, in mijn nek hijgde: ‘Arie, je hebt hem beet, hij is niet goed in staatsrecht, hij moet terugtrekken.’) Ik herinner me dat hij me op enig moment vertwijfeld aankeek, terwijl hij aan het woord was, want het drong tot hem door: ‘Ik zit ernaast’. Heerlijk voor een backbencher, om de minister-president op de knieën te krijgen. Ik bespaar de lezer de verdere afloop, want dat is een heel verhaal, maar uiteindelijk wonnen Peter Lankhorst en ik ver na middernacht het pleit.

Ook al had ik maar sporadisch contact met Lubbers, ik leerde wel zijn belangrijke kenmerken kennen: zijn uitwaaierende formuleringen, zijn vermogen om te luisteren en mensen bij elkaar te brengen en zijn pragmatische inslag die soms het staatsrecht ontsteeg. Helaas ontbreken mijn herinneringen in ‘Haagse jaren’: ze hebben bij hem geen of weinig herinnering nagelaten.

--------
Het plaatje is van Freek de VriesLentsch
www.instagram.com/_studioagape_


© 2020 Arie de Jong meer Arie de Jong - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Schaarse herinneringen aan Ruud Lubbers Arie de Jong
1719BS LubbersNu eindelijk de herinneringen van Ruud Lubbers zijn uitgegeven, nadat ze een kwart eeuw achter slot en grendel weggeborgen waren geweest, wil ik mijn schaarse herinneringen aan hem aan de vergetelheid ontrukken. Overigens is dat boek (‘Haagse jaren’) waarin de herinneringen zijn opgetekend door Theo Brinkel (hij voerde gesprekken met Lubbers tussen 1992 en 1995) uiterst leesbaar en informatief. Voor de liefhebbers (van hem of van de Haagse politiek): er wordt hard gewerkt aan een doorwrochte biografie, die over een jaar of drie in de boekhandel zal liggen. Voorlopig doen we het met ‘Haagse jaren’.

De eerste keer dat ik met Lubbers te maken kreeg was in 1978. Ik werkte toen als adjunct-secretaris van de Commissie Zeehavenoverleg en die bestond 10 jaar. Onze voorzitter, Siep Posthumus, vond dat een goede gelegenheid om een conferentie te beleggen. Dat deed hij met twee oogmerken: om het haven- en industriebeleid in de zon te zetten en om zichzelf in de zon te zetten. Aan mij was de taak toebedeeld om inhoudelijk wat te maken van die conferentie. Ik schreef de speech van onze voorzitter, ik regelde met de redactie van Economisch-Statistische Berichten dat er een themanummer werd uitgebracht (met daarin de verhalen van de inleiders) en ik nam de redactietaak op mij om die inleidingen te fatsoeneren voor de ESB. En dat laatste heb ik geweten!

Siep Posthumus was zo trots als een pauw dat Lubbers ermee had ingestemd om een verhaal te houden over de haven- en industriepolitiek. Oud-minister van Economische Zaken, fractievoorzitter van de grootste coalitiefractie van het kabinet Van Agt en Rotterdammer bovendien. De conferentie werd gehouden in de Ridderzaal en die zat stampvol hotemetoten uit de politiek, het bedrijfsleven, de ambtenarij en de lokale machthebbers. Ik herinner me dat ik bij de receptie na afloop met Joop den Uyl (toen oud-premier en oppositieleider, maar voor mij een bekende ‘uit de partij’) stond te praten, maar dat Jelle Zijlstra (toen president van de Nederlandsche Bank, maar voordien minister en minister-president) aan kwam lopen en ik snel plaatsmaakte. Op enkele meters afstand mocht ik waarnemen wat het betekende dat deze twee dinosaurussen van de Nederlandse politiek, van wie ik toen niet wist dat ze een hekel aan elkaar hadden, elkaar ontmoetten. Ze stonden geheel zwijgend bijeen, keken elkaar soms een ogenblik aan (‘sta je daar nog?’) en bleven dan zwijgen. Ik was verbijsterd.

Terug naar Ruud Lubbers, die net op het nippertje voordat hij het woord moest voeren binnenkwam (dat zal behoorlijk op onze zenuwen hebben gewerkt). Hij hield een betoog uit het hoofd, althans ik nam geen papieren waar, maar gelukkig maakte een collega een geluidsopname. Dagen ben ik bezig geweest om uit de spreektekst, die alle kanten opschoot en geen enkele lopende zin bevatte, een gedegen artikel te maken. Toen ik de tekst aan hem voorlegde kreeg ik die zonder enige wijziging weer terug. Zo heb ik bijgedragen aan de publicatielijst van wat onze langstzittende minister-president zou worden.

Mijn tweede contact was toen ik inmiddels geroepen was tot volksvertegenwoordiger, lid van de Tweede Kamer. Het zal in 1992 of 1993 zijn geweest. Door de secretaresse van de minister-president werd ik gevraagd om naar het Torentje te komen, samen met Leon Frissen. Die was woordvoerder van het CDA voor de luchthavens en ik was het bij de PvdA. Er was namelijk een grote tegenstelling tussen ons beiden en dus tussen de beide coalitiefracties, over de uitbreidingsmogelijkheden van vliegveld Beek (tegenwoordig ronkend: Maastricht Aachen Airport) en meer in het bijzonder de lengte van de landingsbaan. Die was 2500 meter en het idee was daar 3500 meter van te maken, meen ik. Ik zag het niet zitten om die te verlengen en Leon Frissen en het CDA wilden die een stuk langer maken, zodat ook de grootste Jumbo’s Zuid-Limburg in de vaart der volken omhoog konden stuwen. Ruud Lubbers vroeg ons de standpunten toe te lichten en het viel mij op met welke intense aandacht hij luisterde. Helaas waren we beiden onwrikbaar, dus na enige tijd liet hij weten er nog eens goed over te gaan nadenken en dat hij ons hartelijk bedankte voor onze openhartigheid. Van verlenging is het niet gekomen, de landingsbaan is nog immer 2500 meter.

De derde keer dat ik met hem te maken kreeg, was het een confrontatie. Begin 1994 had Lubbers na de ministerraad in de persconferentie verteld dat het kabinet had besloten dat Zestienhoven (tegenwoordig ronkend: Rotterdam The Hague Airport) een nationale luchthaven zou worden, naast Schiphol. Echter: twee leden van het kabinet hadden een minderheidsstandpunt laten aantekenen. Peter Lankhorst (GroenLinks) vroeg direct een spoeddebat aan, want het vermelden van minderheidsstandpunten was not done in staatsrechtelijk opzicht. De daarop volgende dinsdag ging dat debat na het vragenuur van start met eerste beschietingen. Voor mij was het lastige dat die twee tegenstemmers in het kabinet uit de PvdA kwamen (Hans Alders en Hedy d’Ancona) en een standpunt hadden conform het PvdA-programma, terwijl de andere PvdA-ministers (onder wie onze lijsttrekker en leider Wim Kok) een standpunt hadden ingenomen dat niet spoorde met ons programma.

Ik moest uiteraard wegblijven van die verdeeldheid in de kring van de PvdA (een motief voor alle andere fracties om eens flink in deze kwestie te gaan roeren) en proberen het debat naar de inhoud te verschuiven. In de inleidende beschietingen betekende het dat ik Lubbers op een nette manier moest verwijten dat hij een fout had begaan door minderheidsstandpunten naar buiten te brengen. Ik herinner me nog dat Flip Buurmeijer, onze fractiesecretaris, in mijn nek hijgde: ‘Arie, je hebt hem beet, hij is niet goed in staatsrecht, hij moet terugtrekken.’) Ik herinner me dat hij me op enig moment vertwijfeld aankeek, terwijl hij aan het woord was, want het drong tot hem door: ‘Ik zit ernaast’. Heerlijk voor een backbencher, om de minister-president op de knieën te krijgen. Ik bespaar de lezer de verdere afloop, want dat is een heel verhaal, maar uiteindelijk wonnen Peter Lankhorst en ik ver na middernacht het pleit.

Ook al had ik maar sporadisch contact met Lubbers, ik leerde wel zijn belangrijke kenmerken kennen: zijn uitwaaierende formuleringen, zijn vermogen om te luisteren en mensen bij elkaar te brengen en zijn pragmatische inslag die soms het staatsrecht ontsteeg. Helaas ontbreken mijn herinneringen in ‘Haagse jaren’: ze hebben bij hem geen of weinig herinnering nagelaten.

--------
Het plaatje is van Freek de VriesLentsch
www.instagram.com/_studioagape_
© 2020 Arie de Jong
powered by CJ2