archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
Ron Lettinga, brandweercommandant in Soest Frits Hoorweg

0207 Ron Lettinga
De gemeente Soest omvat naast Soest zelf: Soestduinen, Soesterberg en Soestdijk. De brandweerkazerne ligt in Soestdijk, vlakbij het centrum maar ook aan de rand van wat eigenlijk een uitgerekte lintbebouwing is. Je kijkt er uit over de weilanden, rustieker kan bijna niet. Niet direct een uitzicht dat bijdraagt aan het risicobewustzijn. Maar om ieders gedachten bij het werk te houden hebben ze naast de kazerne een stookhuis neergezet, waar levensecht geoefend wordt. Direct ernaast staat een container waar ze nog engere dingen in doen. Ron Lettinga, de commandant is er erg blij mee.

“Dit is wel uniek hoor. Wij maken er regelmatig gebruik van en ook anderen. Ze komen overal vandaan om hier te oefenen, laatst hadden we zelfs een ploeg uit Friesland. Waar kan dat zo vlak naast de kazerne? De aanpalende woonhuisjes werden vroeger verhuurd aan vrijwilligers van ons. Nu wonen er ook wel anderen en die klagen wel eens over de rook. Maar ja, ze wisten het van tevoren toen ze erin trokken.” We lopen eerst door de garage en bewonderen een oud Amerikaans legervoertuig dat omgebouwd jarenlang als brandweerauto dienst heeft gedaan en dat nu wordt onderhouden voor festiviteiten. Hij wijst me de kamers van de medewerkers en op mijn vraag wat er boven is zegt hij: “dat is het restaurant en de ruimte voor bijeenkomsten, die we heel frequent hebben.”

“Wij hebben hier in het hele korps naast 10 beroepsmensen zo’n 50 vrijwilligers, daar moet je gebouw op ingericht zijn. In Soesterberg staat ook een kazerne die bemensd wordt met ongeveer 20 vrijwilligers. De brandweer draait nog steeds in belangrijke mate op vrijwilligers, dat is zeer bepalend voor de sfeer. Het zijn wel andere vrijwilligers dan vroeger, hoor. Toen had je bakkersknecht, de slager en iemand van gemeentewerken en die kwamen ’s avonds naar de kazerne en als er niks te doen was dan maakten ze het gezellig. Nou, het kan nog best wel eens gezellig zijn, maar dat is wel anders geworden. Ze willen hier iets nuttigs doen en als dat klaar is drinken ze nog wat, maar dan gaan ze naar huis. Hier blijven plakken tot in de kleine uurtjes is er zelden meer bij. Vaak zijn het forensen, die zitten voor dag en dauw weer in de auto.”

Ron Lettinga is 52 jaar oud en werkt inmiddels 24 jaar bij de brandweer. Hij ging eerst naar de MTS en daarna deed hij chemische technologie op de HTS. Na een paar jaar werken had hij zin in iets anders en viel zijn oog op een advertentie van de Brandweer.
“Je kon meedoen aan een algemene opleiding en werd geacht zelf te solliciteren naar een baan. Vanuit de opleiding werden wel mogelijkheden aangereikt. Eén daarvan was een functie bij de Inspectie van de Brandweer bij het Ministerie. Daar hadden de meesten niet zo’n zin in, maar mij leek het wel wat. Ik heb er 6 jaar gezeten en op zo’n plek krijg je toch een aardig overzicht van wat er allemaal speelt en hoe de boel daar werkt. Praktische ervaring deed hij daarna op Amersfoort (9 jaar) en Almelo (5½jaar). Nu werkt hij al weer 3½ jaar in Soest en heeft het er erg naar zijn zin. Wat overigens niet betekent dat hij er tot het einde van zijn loopbaan zal blijven.

“De dingen zijn erg in ontwikkeling in Brandweerland. Alle brandweerkorpsen in de provincie Utrecht, dat zijn er 33, werken nu samen in een regionaal korps.” Hij wijst op de dossiers en de in- en uit bakken waarin zijn vergaderstukken netjes worden opgeborgen of liggen te wachten op afhandeling.
“Je staat er van te kijken hoeveel papier er in ons werk wordt geproduceerd en verwerkt; een groot deel gaat nu ook wel digitaal, hoor; dat scheelt wel. Als je even goed nadenkt is het wel begrijpelijk. Kijk, de beroepsmensen in zo’n korps, en dat geldt met name voor de commandant, zijn vooral bezig met het scheppen van goede voorwaarden, zodat de uitrukploegen, die vooral uit vrijwilligers bestaan, hun werk goed kunnen doen. En daardoor moeten mensen zoals ik nogal wat vergaderen en rapporten maken, dat soort dingen. De samenwerking in de regio brengt nog wat meer van dat werk met zich mee. Ja, ik doe het meestal zelf. In zo’n betrekkelijk kleine organisatie kun je niet iemand vrijstellen voor het maken van rapportages.”

“Sinds de ramp in Enschede wordt er echt veel meer aandacht besteed aan preventie. Wij werden altijd al geacht om vergunningen te verlenen. Maar daar hadden we veel te weinig mensen voor, toezien op de naleving kon nauwelijks en bovendien werden er in onvoldoende mate prioriteiten gesteld. Dat gaat nu echt heel anders. In de eerste plaats hebben we enige uitbreiding gekregen. Eigenlijk hebben we nog meer mensen nodig, maar we moeten het hier even mee doen. Daarom identificeren we nu, op grond van een ruwe inschatting, de werkelijk gevaarlijke installaties en objecten en daar gaan we het eerst op af en wat belangrijk is: daarna zien we periodiek toe op de naleving van de afspraken.”

“Of er veel gevaarlijke objecten zijn? Nou, dat valt in dit gebied nog wel mee, maar er staan toch wel zo’n 600 adressen op onze lijst. Je hebt het natuurlijk niet alleen over bedrijven, maar ook over scholen en zo, plekken waar veel mensen bijeen komen. Binnenkort zijn we bij 300 daarvan langs geweest en wordt vervolgens toegezien op naleving van de afspraken. Om tot 100 % te geraken zouden we meer mensen moeten hebben.”

“In ons werkgebied zijn er twee echt bijzondere dingen: de natuurgebieden en de luchtmachtbasis Soesterberg. Voor de natuurgebieden hebben we speciale preventie - en bestrijdingsafspraken gemaakt met de14 naburige korpsen. Daar ben ik heel tevreden mee. Die luchtmachtbasis is een apart verhaal. Toen de Amerikanen daar nog de scepter zwaaiden was er nauwelijks contact. Je moest bij wijze van spreken oppassen dat je niet neergeschoten werd bij de grens. Dat is nu wel wat beter en er is overleg over de aanpak van mogelijke incidenten, maar het blijft moeilijk. Mensen worden vaak overgeplaatst, liefst net nadat jij iets met ze geregeld had. Dan kun je weer opnieuw beginnen.”

Na het gesprek kuier ik op mijn gemak weer terug naar het stationnetje van Soestdijk. Het heeft één perron dat bevallig meebuigt met de spoorlijn en dat wordt omzoomd door fraaie bomen. Twee maal per uur gaat er een trein naar Baarn en even zo vaak komt dezelfde trein weer terug voor de reis naar Utrecht, via Soest, Soest-Zuid, Den Dolder en Bilthoven. Op het perron staan wat schoolkinderen en vrouwen met boodschappentassen. Ik krijg de indruk dat ze zich relatief veilig voelen en dat kan ik mij wel voorstellen.









© 2005 Frits Hoorweg meer Frits Hoorweg - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
Ron Lettinga, brandweercommandant in Soest Frits Hoorweg
0207 Ron Lettinga
De gemeente Soest omvat naast Soest zelf: Soestduinen, Soesterberg en Soestdijk. De brandweerkazerne ligt in Soestdijk, vlakbij het centrum maar ook aan de rand van wat eigenlijk een uitgerekte lintbebouwing is. Je kijkt er uit over de weilanden, rustieker kan bijna niet. Niet direct een uitzicht dat bijdraagt aan het risicobewustzijn. Maar om ieders gedachten bij het werk te houden hebben ze naast de kazerne een stookhuis neergezet, waar levensecht geoefend wordt. Direct ernaast staat een container waar ze nog engere dingen in doen. Ron Lettinga, de commandant is er erg blij mee.

“Dit is wel uniek hoor. Wij maken er regelmatig gebruik van en ook anderen. Ze komen overal vandaan om hier te oefenen, laatst hadden we zelfs een ploeg uit Friesland. Waar kan dat zo vlak naast de kazerne? De aanpalende woonhuisjes werden vroeger verhuurd aan vrijwilligers van ons. Nu wonen er ook wel anderen en die klagen wel eens over de rook. Maar ja, ze wisten het van tevoren toen ze erin trokken.” We lopen eerst door de garage en bewonderen een oud Amerikaans legervoertuig dat omgebouwd jarenlang als brandweerauto dienst heeft gedaan en dat nu wordt onderhouden voor festiviteiten. Hij wijst me de kamers van de medewerkers en op mijn vraag wat er boven is zegt hij: “dat is het restaurant en de ruimte voor bijeenkomsten, die we heel frequent hebben.”

“Wij hebben hier in het hele korps naast 10 beroepsmensen zo’n 50 vrijwilligers, daar moet je gebouw op ingericht zijn. In Soesterberg staat ook een kazerne die bemensd wordt met ongeveer 20 vrijwilligers. De brandweer draait nog steeds in belangrijke mate op vrijwilligers, dat is zeer bepalend voor de sfeer. Het zijn wel andere vrijwilligers dan vroeger, hoor. Toen had je bakkersknecht, de slager en iemand van gemeentewerken en die kwamen ’s avonds naar de kazerne en als er niks te doen was dan maakten ze het gezellig. Nou, het kan nog best wel eens gezellig zijn, maar dat is wel anders geworden. Ze willen hier iets nuttigs doen en als dat klaar is drinken ze nog wat, maar dan gaan ze naar huis. Hier blijven plakken tot in de kleine uurtjes is er zelden meer bij. Vaak zijn het forensen, die zitten voor dag en dauw weer in de auto.”

Ron Lettinga is 52 jaar oud en werkt inmiddels 24 jaar bij de brandweer. Hij ging eerst naar de MTS en daarna deed hij chemische technologie op de HTS. Na een paar jaar werken had hij zin in iets anders en viel zijn oog op een advertentie van de Brandweer.
“Je kon meedoen aan een algemene opleiding en werd geacht zelf te solliciteren naar een baan. Vanuit de opleiding werden wel mogelijkheden aangereikt. Eén daarvan was een functie bij de Inspectie van de Brandweer bij het Ministerie. Daar hadden de meesten niet zo’n zin in, maar mij leek het wel wat. Ik heb er 6 jaar gezeten en op zo’n plek krijg je toch een aardig overzicht van wat er allemaal speelt en hoe de boel daar werkt. Praktische ervaring deed hij daarna op Amersfoort (9 jaar) en Almelo (5½jaar). Nu werkt hij al weer 3½ jaar in Soest en heeft het er erg naar zijn zin. Wat overigens niet betekent dat hij er tot het einde van zijn loopbaan zal blijven.

“De dingen zijn erg in ontwikkeling in Brandweerland. Alle brandweerkorpsen in de provincie Utrecht, dat zijn er 33, werken nu samen in een regionaal korps.” Hij wijst op de dossiers en de in- en uit bakken waarin zijn vergaderstukken netjes worden opgeborgen of liggen te wachten op afhandeling.
“Je staat er van te kijken hoeveel papier er in ons werk wordt geproduceerd en verwerkt; een groot deel gaat nu ook wel digitaal, hoor; dat scheelt wel. Als je even goed nadenkt is het wel begrijpelijk. Kijk, de beroepsmensen in zo’n korps, en dat geldt met name voor de commandant, zijn vooral bezig met het scheppen van goede voorwaarden, zodat de uitrukploegen, die vooral uit vrijwilligers bestaan, hun werk goed kunnen doen. En daardoor moeten mensen zoals ik nogal wat vergaderen en rapporten maken, dat soort dingen. De samenwerking in de regio brengt nog wat meer van dat werk met zich mee. Ja, ik doe het meestal zelf. In zo’n betrekkelijk kleine organisatie kun je niet iemand vrijstellen voor het maken van rapportages.”

“Sinds de ramp in Enschede wordt er echt veel meer aandacht besteed aan preventie. Wij werden altijd al geacht om vergunningen te verlenen. Maar daar hadden we veel te weinig mensen voor, toezien op de naleving kon nauwelijks en bovendien werden er in onvoldoende mate prioriteiten gesteld. Dat gaat nu echt heel anders. In de eerste plaats hebben we enige uitbreiding gekregen. Eigenlijk hebben we nog meer mensen nodig, maar we moeten het hier even mee doen. Daarom identificeren we nu, op grond van een ruwe inschatting, de werkelijk gevaarlijke installaties en objecten en daar gaan we het eerst op af en wat belangrijk is: daarna zien we periodiek toe op de naleving van de afspraken.”

“Of er veel gevaarlijke objecten zijn? Nou, dat valt in dit gebied nog wel mee, maar er staan toch wel zo’n 600 adressen op onze lijst. Je hebt het natuurlijk niet alleen over bedrijven, maar ook over scholen en zo, plekken waar veel mensen bijeen komen. Binnenkort zijn we bij 300 daarvan langs geweest en wordt vervolgens toegezien op naleving van de afspraken. Om tot 100 % te geraken zouden we meer mensen moeten hebben.”

“In ons werkgebied zijn er twee echt bijzondere dingen: de natuurgebieden en de luchtmachtbasis Soesterberg. Voor de natuurgebieden hebben we speciale preventie - en bestrijdingsafspraken gemaakt met de14 naburige korpsen. Daar ben ik heel tevreden mee. Die luchtmachtbasis is een apart verhaal. Toen de Amerikanen daar nog de scepter zwaaiden was er nauwelijks contact. Je moest bij wijze van spreken oppassen dat je niet neergeschoten werd bij de grens. Dat is nu wel wat beter en er is overleg over de aanpak van mogelijke incidenten, maar het blijft moeilijk. Mensen worden vaak overgeplaatst, liefst net nadat jij iets met ze geregeld had. Dan kun je weer opnieuw beginnen.”

Na het gesprek kuier ik op mijn gemak weer terug naar het stationnetje van Soestdijk. Het heeft één perron dat bevallig meebuigt met de spoorlijn en dat wordt omzoomd door fraaie bomen. Twee maal per uur gaat er een trein naar Baarn en even zo vaak komt dezelfde trein weer terug voor de reis naar Utrecht, via Soest, Soest-Zuid, Den Dolder en Bilthoven. Op het perron staan wat schoolkinderen en vrouwen met boodschappentassen. Ik krijg de indruk dat ze zich relatief veilig voelen en dat kan ik mij wel voorstellen.







© 2005 Frits Hoorweg
powered by CJ2