archiefvorig nr.lopend nr.

Beschouwingen > Een rustig mens delen printen terug
PBL-directeur Maarten Hajer Willem Minderhout

0814BS HajerWe zijn niet in staat om veertig jaar vooruit te kijken.
Maarten Hajer was jarenlang hoogleraar politicologie aan de UvA. Sinds 2008 is hij directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. In de huidige discussie over het klimaatbeleid speelt dit planbureau een belangrijke rol. Reden genoeg voor een vraaggesprek. Ik ontmoet hem op het zonovergoten terras van De Kwartel op het Haagse Zuiderstrand.

‘In 2008 werden het Natuur en Milieu Planbureau en het Ruimtelijk Planbureau bij elkaar gevoegd tot het Planbureau voor de Leefomgeving. In die tijd had ik net een ‘sabbatical’. Zo’n jaar kan je ook opvatten als een test of je nog in staat bent een boek te schrijven. Ik heb het gebruikt om mijn boek 'Authorative Governance. Policy Making in an Age of Mediatization' te schrijven. In dat boek onderzoek ik hoe bestuurders gezag winnen en/of verliezen in de huidige tijd. Ik doe dat aan de hand van drie case studies waarin steeds de reactie op een crisis centraal staat: de moord op Theo van Gogh, de herbouw van Ground Zero en de reactie op de gekke koeienziekte in Groot Brittannië. Je moet oog hebben voor de handelingsrepertoires van politici en voor ‘de dramaturgie van de politiek’ en voor de frames van waaruit mensen bepaalde boodschappen ontvangen en interpreteren. Zijn politici zich daarvan bewust dan kunnen zij met veel meer gezag communiceren.

Toen dat boek eenmaal af was wilde ik het politieke bestuur wel eens van wat dichterbij meemaken. Een planbureau is een heel bijzonder instituut, in feite een brug tussen wetenschap en beleid. Het PBL verricht daarin wereldvermaard werk, met name op het gebied van de integrated assessments van ontwikkelingen rond klimaat, landgebruik en hulpbronnen. Ik moest wel twee bestaande planbureaus – een in Bilthoven en een in Den Haag - samenvoegen tot een organisatie die meer is dan de som der delen. Ik vind zelf dat dat goed geslaagd is, maar dat is natuurlijk grotendeels op het conto van de kwaliteit van de medewerkers te schrijven. Onze cijfers en modellen worden overal gebruikt vanwege de grote betrouwbaarheid.

Inderdaad, die betrouwbaarheid van de cijfers is cruciaal in het hele klimaatdebat. Wij kwamen zelf in die storm terecht toen bleek dat niet alle cijfers in het IPCC-rapport (Intergovernmental Panel on Climate Change ) over de klimaatverandering even solide waren. Ik kon en moest toen alles wat ik ooit geschreven heb over deliberatieve democratie en performatieve politiek uit de kast halen. Ik heb niets verborgen, geen excuses bedacht, maar volledige openheid van zaken gegeven en uitgelegd wat er precies allemaal aan de hand was. Ik denk dat deze aanpak goed gewerkt heeft. Ondanks die onvolkomenheden in het IPCC-rapport stond de dreiging van de klimaatverandering wetenschappelijk gezien nog steeds recht overeind. Noch de geloofwaardigheid van de IPCC, noch van ons PBL, is – gelukkig maar – onherstelbaar aangetast. We zijn er zelfs sterker uitgekomen.

Of de invloed van het PBL groot is? Onze studies zijn gezaghebbend en onze cijfers spelen een rol, maar uiteindelijk bepaalt de politiek. Ik houd me verre van politieke uitspraken. Maar ik heb ook een verantwoordelijkheid om de ontwikkelingen die op ons afkomen te signaleren. De duurzaamheidsvragen zullen ons de komende tijd zeer bezig gaan houden. Daarin moeten we als overheid de burger serieuzer nemen, al was het alleen maar omdat je zonder die burger geen resultaten kunt bereiken. In die hele energiediscussie wordt nog veel te veel top down in veel te grote oplossingen gedacht. We zullen zeer innovatiegericht moeten optreden en daarbij geloof ik dat je veel baat zal hebben van ‘loosely coupled systems’ die zich snel kunnen aanpassen. Als burgers meer producent kunnen worden, met zon, wind, geothermie of biogas, dan ontstaat veel eerder een brede beleving van de noodzaak van verduurzaming.

Wat wij doen is proberen te analyseren hoe we ook richting 2050 in onze energie kunnen voorzien. Al onze grote oplossingen voor het energievraagstuk brengen veel problemen met zich mee. Neem nou de bijstook van biomassa in kolencentrales. Nederland produceert nooit genoeg biomassa om dat rendabel te kunnen maken. Moeten we dat dan uit Brazilië importeren? Wat voor consequenties heeft dat op de voedselprijzen en het ecosysteem?  

Ook kernenergie is zo’n onderwerp. Als je een kerncentrale bouwt neem je een beslissing voor veertig jaar. Datzelfde geldt voor een kolencentrale. Niemand kan zo ver in de toekomst kijken. Ik zeg niet dat kernenergie ten koste van alles vermeden moet worden, maar het moet wel in een groter verhaal passen. Fukushima drukt ons wat dat betreft met onze neus op de feiten: de kans op een ramp mag statistisch gezien verwaarloosbaar klein zijn, soms zit alles tegen en gebeurt het toch.

Wat ontbreekt is een duidelijk perspectief. Zonder zo’n duidelijk verhaal zullen mensen in opstand blijven komen tegen zo’n CO2-opslag onder Barendrecht.

Ook de ‘groene natuur’ heeft de aandacht van ons planbureau. We hebben uitgerekend hoe we de huidige bezuinigingen op natuurbeheer het meest doelmatig kunnen invullen. Een doorrekening door het planbureau helpt het debat. We moeten accepteren dat de natuur in een constante ontwikkeling verkeert. Momenteel wordt de driehoeksmossel als onontbeerlijk voor de ecologie van het IJsselmeer gezien. Die mossel is daar echter nog maar vrij recent vanuit de Donau terecht gekomen. Als natuur niet meer dynamisch is, is het a-historisch en ecologisch niet interessant. Een klimaatbestendig natuurbeleid beweegt mee met die dynamiek.

De klimaatcrisis wordt nog steeds vreselijk onderschat. Als alle maatregelen die landen nu hebben beloofd daadwerkelijk precies worden uitgevoerd zitten we op 60% van de reducties die nodig zijn om de doelstelling van maximaal 2 graden opwarming te halen. Wat iedereen dan nog vergeet is dat onze rekensommen er daarbij vanuit gaan dat we dan een 50% kans hebben om dat doel te halen. Het zou, kortom, nog flink kunnen tegenvallen.

Maar het is niet hopeloos. Als de overheid de juiste voorwaarden schept kan het hard gaan. Ik denk dan vooral aan grote infrastructurele ingrepen als de aanleg van een ‘smart grid’, een elektriciteitsnetwerk dat vraag en aanbod naadloos op elkaar kan aansluiten. Ook de wet- en regelgeving moet initiatieven stimuleren. Als burgers eenmaal zelf gewend zijn aan duurzaamheid ontstaat er een nieuw belang in de samenleving en kunnen we een 80-90% reductie zondermeer realiseren.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.


© 2011 Willem Minderhout meer Willem Minderhout - meer "Een rustig mens" -
Beschouwingen > Een rustig mens
PBL-directeur Maarten Hajer Willem Minderhout
0814BS HajerWe zijn niet in staat om veertig jaar vooruit te kijken.
Maarten Hajer was jarenlang hoogleraar politicologie aan de UvA. Sinds 2008 is hij directeur van het Planbureau voor de Leefomgeving. In de huidige discussie over het klimaatbeleid speelt dit planbureau een belangrijke rol. Reden genoeg voor een vraaggesprek. Ik ontmoet hem op het zonovergoten terras van De Kwartel op het Haagse Zuiderstrand.

‘In 2008 werden het Natuur en Milieu Planbureau en het Ruimtelijk Planbureau bij elkaar gevoegd tot het Planbureau voor de Leefomgeving. In die tijd had ik net een ‘sabbatical’. Zo’n jaar kan je ook opvatten als een test of je nog in staat bent een boek te schrijven. Ik heb het gebruikt om mijn boek 'Authorative Governance. Policy Making in an Age of Mediatization' te schrijven. In dat boek onderzoek ik hoe bestuurders gezag winnen en/of verliezen in de huidige tijd. Ik doe dat aan de hand van drie case studies waarin steeds de reactie op een crisis centraal staat: de moord op Theo van Gogh, de herbouw van Ground Zero en de reactie op de gekke koeienziekte in Groot Brittannië. Je moet oog hebben voor de handelingsrepertoires van politici en voor ‘de dramaturgie van de politiek’ en voor de frames van waaruit mensen bepaalde boodschappen ontvangen en interpreteren. Zijn politici zich daarvan bewust dan kunnen zij met veel meer gezag communiceren.

Toen dat boek eenmaal af was wilde ik het politieke bestuur wel eens van wat dichterbij meemaken. Een planbureau is een heel bijzonder instituut, in feite een brug tussen wetenschap en beleid. Het PBL verricht daarin wereldvermaard werk, met name op het gebied van de integrated assessments van ontwikkelingen rond klimaat, landgebruik en hulpbronnen. Ik moest wel twee bestaande planbureaus – een in Bilthoven en een in Den Haag - samenvoegen tot een organisatie die meer is dan de som der delen. Ik vind zelf dat dat goed geslaagd is, maar dat is natuurlijk grotendeels op het conto van de kwaliteit van de medewerkers te schrijven. Onze cijfers en modellen worden overal gebruikt vanwege de grote betrouwbaarheid.

Inderdaad, die betrouwbaarheid van de cijfers is cruciaal in het hele klimaatdebat. Wij kwamen zelf in die storm terecht toen bleek dat niet alle cijfers in het IPCC-rapport (Intergovernmental Panel on Climate Change ) over de klimaatverandering even solide waren. Ik kon en moest toen alles wat ik ooit geschreven heb over deliberatieve democratie en performatieve politiek uit de kast halen. Ik heb niets verborgen, geen excuses bedacht, maar volledige openheid van zaken gegeven en uitgelegd wat er precies allemaal aan de hand was. Ik denk dat deze aanpak goed gewerkt heeft. Ondanks die onvolkomenheden in het IPCC-rapport stond de dreiging van de klimaatverandering wetenschappelijk gezien nog steeds recht overeind. Noch de geloofwaardigheid van de IPCC, noch van ons PBL, is – gelukkig maar – onherstelbaar aangetast. We zijn er zelfs sterker uitgekomen.

Of de invloed van het PBL groot is? Onze studies zijn gezaghebbend en onze cijfers spelen een rol, maar uiteindelijk bepaalt de politiek. Ik houd me verre van politieke uitspraken. Maar ik heb ook een verantwoordelijkheid om de ontwikkelingen die op ons afkomen te signaleren. De duurzaamheidsvragen zullen ons de komende tijd zeer bezig gaan houden. Daarin moeten we als overheid de burger serieuzer nemen, al was het alleen maar omdat je zonder die burger geen resultaten kunt bereiken. In die hele energiediscussie wordt nog veel te veel top down in veel te grote oplossingen gedacht. We zullen zeer innovatiegericht moeten optreden en daarbij geloof ik dat je veel baat zal hebben van ‘loosely coupled systems’ die zich snel kunnen aanpassen. Als burgers meer producent kunnen worden, met zon, wind, geothermie of biogas, dan ontstaat veel eerder een brede beleving van de noodzaak van verduurzaming.

Wat wij doen is proberen te analyseren hoe we ook richting 2050 in onze energie kunnen voorzien. Al onze grote oplossingen voor het energievraagstuk brengen veel problemen met zich mee. Neem nou de bijstook van biomassa in kolencentrales. Nederland produceert nooit genoeg biomassa om dat rendabel te kunnen maken. Moeten we dat dan uit Brazilië importeren? Wat voor consequenties heeft dat op de voedselprijzen en het ecosysteem?  

Ook kernenergie is zo’n onderwerp. Als je een kerncentrale bouwt neem je een beslissing voor veertig jaar. Datzelfde geldt voor een kolencentrale. Niemand kan zo ver in de toekomst kijken. Ik zeg niet dat kernenergie ten koste van alles vermeden moet worden, maar het moet wel in een groter verhaal passen. Fukushima drukt ons wat dat betreft met onze neus op de feiten: de kans op een ramp mag statistisch gezien verwaarloosbaar klein zijn, soms zit alles tegen en gebeurt het toch.

Wat ontbreekt is een duidelijk perspectief. Zonder zo’n duidelijk verhaal zullen mensen in opstand blijven komen tegen zo’n CO2-opslag onder Barendrecht.

Ook de ‘groene natuur’ heeft de aandacht van ons planbureau. We hebben uitgerekend hoe we de huidige bezuinigingen op natuurbeheer het meest doelmatig kunnen invullen. Een doorrekening door het planbureau helpt het debat. We moeten accepteren dat de natuur in een constante ontwikkeling verkeert. Momenteel wordt de driehoeksmossel als onontbeerlijk voor de ecologie van het IJsselmeer gezien. Die mossel is daar echter nog maar vrij recent vanuit de Donau terecht gekomen. Als natuur niet meer dynamisch is, is het a-historisch en ecologisch niet interessant. Een klimaatbestendig natuurbeleid beweegt mee met die dynamiek.

De klimaatcrisis wordt nog steeds vreselijk onderschat. Als alle maatregelen die landen nu hebben beloofd daadwerkelijk precies worden uitgevoerd zitten we op 60% van de reducties die nodig zijn om de doelstelling van maximaal 2 graden opwarming te halen. Wat iedereen dan nog vergeet is dat onze rekensommen er daarbij vanuit gaan dat we dan een 50% kans hebben om dat doel te halen. Het zou, kortom, nog flink kunnen tegenvallen.

Maar het is niet hopeloos. Als de overheid de juiste voorwaarden schept kan het hard gaan. Ik denk dan vooral aan grote infrastructurele ingrepen als de aanleg van een ‘smart grid’, een elektriciteitsnetwerk dat vraag en aanbod naadloos op elkaar kan aansluiten. Ook de wet- en regelgeving moet initiatieven stimuleren. Als burgers eenmaal zelf gewend zijn aan duurzaamheid ontstaat er een nieuw belang in de samenleving en kunnen we een 80-90% reductie zondermeer realiseren.
 
*************************
Abonneert u op de Nieuwsbrief.
© 2011 Willem Minderhout
powered by CJ2